Klein, maar dapper

‘Op cichliden raak je nooit uitgekeken.’ Deze krasse uitspraak is niet alleen gebaseerd op de meer dan 20-jarige eigen ervaring met het houden van cichliden, maar ook op de reacties die je onder andere als steunpunt speciaalgroep cichliden binnen Xiphophorus, Oss krijgt.

Cyphotilapia frontosa - volwassen man van circa 35 cmCyphotilapia frontosa – volwassen man van           circa 35 cmAls steunpunt dienen, houdt in dat je als vraagbaak fungeert voor belangstellenden of mensen, die eens wat anders willen dan de mooie, maar ook erg bewerkelijke onderwatertuin, waar we in Nederland overigens erg goed in zijn. Ook problemen met cichliden of algenproblemen, te veel of juist te weinig, kunnen een reden zijn om het steunpunt te benaderen. Gelukkig hoef je als vraagbaak ook niet altijd zelf de oplossing voor een aangedragen probleem te weten, als je maar weet wie wel in staat wordt geacht een zinnige bijdrage, eventuele informatie over het voorgelegde te verschaffen.

Graag wil ik de belangstelling wekken voor het houden van cichliden in het algemeen en de wat kleinere Tanganyika cichliden in het bijzonder. Het is absoluut niet zo, dat ik er bijvoorbeeld wat op tegen zou hebben, dat Cyphotilapia frontosa in een passend aquarium worden gehouden, maar niet iedereen heeft zoveel ruimte te bieden, dat deze prachtige vissen volledig tot hun recht komen. Mijn belangstelling voor kleine cichliden werd als 6-jarige al getrokken.

Voorkeur Tanganyika

Het interessante gedrag van de grote familie baarsachtige vissen, cichliden genaamd, is de belangrijkste reden, dat ook ik zó geboeid ben geraakt, dat het besluit om een cichlidenaquarium te gaan houden, alleen een kwestie van tijd is geweest. Het was overigens puur toeval dat ik bij mijn werkgever, een bekend farmaceutisch bedrijf in Oss, hoorde dat een collega een bak met een koppel keizerbaarzen, Aulonocara nyassae, kwijt wilde. Het tijdstip was goed gekozen. Ik had mijn zolder juist opgeruimd; er kon dus snel gehandeld worden. Het bleef natuurlijk niet bij die gekregen zolderbak! Dat er onder de diverse soorten cichliden een bijna oneindige variatie in kleurenpracht, lichaamstekening en lichaamsbouw bestaat, verklaart mijns inziens dat deze (hoofdzakelijk) zoetwaterbewoners een grote schare liefhebbers, ook wel cichlidioten genaamd, kent. Voor een beschrijving van mijn uiteindelijke keuze, een Tanganyika-aquarium, mag ik nog verwijzen naar Vivarium in beeld, waarin Henk Koolwaaij beknopt de bevolking, het toegepaste decoratiemateriaal en de beplanting, verlichting, techniek enz. beschrijft.

Menselijke trekjes

Voor mij is het karakteristieke gedrag van Tanganyika cichliden al tientallen jaren een boeiend schouwspel. Eigenlijk kun je stellen, dat cichliden welhaast menselijke trekjes vertonen. Of is het net andersom, dat mensen..? Gaan wij opgedoft uit, ook de cichlidenman trekt om een vrouwtje te imponeren voor de balts, voorafgaand aan een eventuele paring, zijn mooiste kleurendracht aan. Plaatsen wij mensen niet snel een tuinafscheiding bij ons nieuwe huis, de cichlide zal zijn aquariumdeel, vaak begrensd door een plant of steen, met hand en tand verdedigen tegen indringers, zeker als er jongbroed is. Maken wij indruk door het spreiden van armen en soms ook benen, de cichlide zet alle vinnen overeind om groter te lijken dan hij is enz.

Lamprologus similis bouwt ook holletjes onder stenenLamprologus similis bouwt ook holletjes onder stenen Neolamprologus leleupiNeolamprologus leleupi

Muilbroeders

De manier van voortplanting bij deze interessante vissen is zeer gevarieerd, sommige soorten zetten hun eitjes af in rotsspleten (bijvoorbeeld Neolamprologus leleupi), andere soorten gebruiken lege schelpen als broedplaats, de zogenaamde schelpbewoners; nog weer andere soorten broeden de eitjes uit in hun bek, de muilbroeders. Het is erg aandoenlijk te zien hoe een vissenmoeder dertig dagen niet durft te happen naar grof voer, maar wel door een heel dun spleetje tussen de lippen fijn voedsel in de bek zuigt, dat precies groot genoeg is voor de in haar bek verblijvende jongen. De bek vervormt in die periode en vaak is er sprake van een keelzak, soms met een dunne huid, waar de vorm van de jongen zwak doorheen schijnt. Zijn de jongen wat groter, dan mogen ze op verkenning buiten de bek om bij het minste onraad weer snel in die bek te vluchten. Er zijn ook soorten, die zover zijn ‘geëmancipeerd’, dat het mannetje op de helft van de draagtijd, na circa twee weken, de broedzorg overneemt van het vrouwtje (bijvoorbeeld Eretmodus-soorten). Dat vermagerde vrouwtje kan dan weer normaal eten, terwijl het mannetje door zijn ouderlijke bijdrage afslankt. Al deze vormen van communicatie, zorg en voortplanting, kun je waarnemen als je de aan jou toevertrouwde dieren goede leefomstandigheden biedt en voor goed en gevarieerd voedsel zorgt.

Schelpbewoners

 Lamprologus brevis; het mannetje beschermt het territorium, terwijl het vrouwtje in haar schelp gevlucht is Lamprologus brevis; het mannetje beschermt het territorium, terwijl het vrouwtje in haar schelp gevlucht isEen bijzondere plaats in mijn aquaristenhart hebben toch de zogenaamde schelpenbewoners verworven. Enkele soorten hebben door de jaren heen op een aandoenlijke manier gezorgd voor mijn hobbyplezier. Omdat diverse soorten kleine Tanganyika cichliden de in het Tanganjikameer ruimschoots aanwezige, lege slakkenhuizen benutten als schuil- en broedplaats hebben ze de verzamelnaam ‘schelpbewoners’ opgespeld gekregen. Een naam, die de lading niet helemaal dekt. Ik heb gehoord, dat er plaatselijk groepen van die kleine cichliden zijn, die niet in slakkenhuizen wonen, maar in kunstige holletjes, gegraven in de aanwezige stevige bodemlaag met sediment. Eigen waarneming bevestigt de vindingrijkheid van deze diertjes. Mijn Lamprologus similis gebruiken niet allemaal de aanwezige slakkenhuizen, ze bouwen ook holletjes onder een bodemsteen of tussen enkele losliggende keitjes. De kleine diertjes, die volwassen ongeveer 5 tot hoogstens 6 cm groot kunnen worden, zijn toch in staat met hun kleine bekje binnen een dag een hoop zand te verplaatsen, die vele tientallen malen zwaarder is dan hun lichaamsgewicht. Een vijftal Lamprologus ocellatus, destijds gehuisvest in een kweekbak op zolder, was wel erg honkvast. Zozeer, dat het mannetje boven de ‘schelp’, waar het vrouwtje bij dreigende situaties haar toevlucht zocht, schijnaanvallen op je vingers uitvoerde, zodra je bij het schoonmaken te dicht bij de bewoonde schelp kwam. Tijdens een ander tafereel, dat in mijn huiskameraquarium regelmatig kon worden waargenomen, speelde steeds Lamprologus brevis, die circa 5 cm groot kan worden, een dappere hoofdrol. Zodra namelijk een veel grotere Neolamprologus leleupi met zijn spitse snuit te dicht bij de schelp met jongbroed ter grootte van een speldenknop kwam, werd er vaak met succes aangevallen door L. brevis-manlief en nam N. leleupi ‘de benen’. Voor alle duidelijkheid, ikzelf heb nooit meer dan één soort schelpenbewoner in een bak gehouden. Niet alleen, omdat sommige soorten ook weinig verschil in lichaamsbouw en kleur vertonen, dus esthetisch gezien minder bij elkaar passen, maar ook om te voorkomen, dat kruisingen zouden kunnen ontstaan.

Waterkwaliteit

Wat de waterkwaliteit betreft, zijn de schelpenbewoners niet erg kieskeurig. Om echter volop van deze juweeltjes te kunnen genieten moeten we toch zorgen, dat de waterwaarden, de hardheid, de geleidbaarheid en de pH (zuurgraad of in dit geval beter de alkaliteit van het water), die van het Tanganyika-meer benaderen. Het Osse kraanwater is redelijk hard te noemen met 15 °DH en een geleidbaarheid van circa 600 µS is het direct geschikt voor een Tanganyika bak.  Tropheus moorii chipimbi-variant; de rode staartstreep, in schijngevecht bij hun territoriumafbakening Tropheus moorii chipimbi-variant; de rode staartstreep, in schijngevecht bij hun territoriumafbakeningMet de pH ligt dat wat anders. Uit onze Osse kraan stroomt water met waarden tussen pH 7.2 en 7.6, maar na het wekelijkse water verversen werden op 700 liter water twee eetlepels kristalsoda opgelost in een emmer lauw water en langzaam aan het aquarium toegevoegd, wat een pH 8 of iets hoger opleverde. Met de sodatoevoeging ben ik gestopt, toen mijn hoornblad zich gedroeg als een oude kerstboom, zo een die bij aanraking alle naalden laat vallen. Het blijft nu feitelijk bij water verversen alleen. Om echter het kalkgehalte in het aquarium op peil te houden heb ik wel in een van de compartimenten van het biologisch filter een mengsel van koraalgruis en schelpen aangebracht.
Maar nu weer terug naar mijn visjes. Wat eten betreft zijn ze ook niet kieskeurig, ze eten met de pot mee. Omdat ik ook een fraaie groep Tropheus moorii, de rode staartstreep, chipimbi-variant, heb rondzwemmen, krijgen de vissen nooit muggenlarven van mij. Dat is vragen om darmproblemen bij T. moorii. In het verleden voerde ik net zoals diverse andere cichlidenliefhebbers binnen onze vereniging een keer per week met een diepvriesvoermengsel, dat à la haute cuisine werd samengesteld door onze aquariumvriend, Malawiliefhebber en clubgenoot, wijlen Frans Janssen. Helaas zijn mij de juiste verhoudingen niet bekend, maar als ingrediënten gebruikte hij zeker een vermalen mengsel van kabeljauwfilet, garnalen zonder toevoeging, groene paprika en een vitamine-A+D-oplossing. Wat mijn vissen nu wel krijgen, zijn diepvriestabletten watervlooien of cyclops of een mossel-garnaal-erwtenmengsel en verschillende soorten droogvoer, ook spirulina bevattend, voldoende keus om binnen de dagen van een week nooit hetzelfde te voeren.

Tot slot

Schrijven over de inrichting laat ik achterwege om zo niet in herhaling te vallen met het eerder gelinkte artikel. Wat ik wel natuurlijker vind, is dat de als hoopjes gedrapeerde slakkenhuizen niet alleen in een vrije bodemruimte, maar ook tegen een steenformatie mogen liggen. Lege slakkenhuizen zijn immers aan de stroming overgeleverd tot ze een obstakel raken en zich daar nestelen met de hulp van zand, algen en kalkafzetting.
Misschien ten overvloede vermeld, maar deze kleinoden combineren met vis etende, grotere vissen, zoals bijvoorbeeld C. frontosa lijkt mij niet verstandig. De Tanganyika cichliden bieden qua lichaamsbouw, kleur en tekening voldoende variatie om een boeiende populatie samen te stellen zonder de natuur geweld aan te doen. Let bij een eventuele aankoop van de visjes, die vaak geen uiterlijke verschillen vertonen, bij even oude dieren op wat verschil in lichaamsgrootte. Dat vergroot de kans op het meenemen van mannetjes en vrouwtjes aanzienlijk. Daarnaast is het aan te bevelen een groep van minimaal negen dieren aan te schaffen als de ruimte daartoe toereikend is. Veel plezier met het maken van plannen en nog meer met het houden van de kleine dapperen.

Gerelateerde artikelen

NBAT Sponsoren

0
    0
    Winkelwagen
    Winkelwagen is leegTerug naar webshop