Geschiedenis aquariumliefhebberij en oprichting Nederlandse Bond Aqua Terra deel 1

De oorsprong van de hobby gaat terug tot het begin van de 19de eeuw, hoewel er zeer zeker ook in de jaren daarvoor mensen zijn geweest, die zich met het houden van vissen en andere waterdieren hebben beziggehouden. Het betrof dan veelal de inheemse vissen, die als studieobject dienden of ter lering en vermaak. Het aantal tropische of subtropische vissen, dat in ons land verkrijgbaar was, kon op de vingers van twee handen worden geteld.

Vakhandelaren, die deze vissen verkochten, waren er nauwelijks en zo die er al waren, bevonden deze zich voornamelijk in de grote havensteden Rotterdam en Amsterdam, waar – meegebracht door zeelieden die op deze wijze hun bescheiden gage aanvulden – soms exotische dieren vissen ons land binnenkwamen. Voor zover de meegebrachte vissen niet direct oostwaarts reisden naar Duitsland, waar de aquariumhobby reeds vele aanhangers telde, werden deze door plaatselijke handelaren opgekocht. Bekende namen uit die tijd, die me zo te binnen schieten, zijn Hanselman, Rotterdam en Holgen en Voorwalt te Amsterdam.
De prijzen, die de vakhandel voor exotische vissen berekende, waren als men deze vergelijkt met de toen geldende lonen – een arbeider verdiende meestal niet meer dan ƒ 10,– tot ƒ 15,– per week – astronomisch hoog. Zo kostte bv. in 1911 een paartje importguppen ƒ 1,50, een paar Barbus conchonius ƒ 2,25 en een paar rode kempvissen ƒ 2,50. Geen wonder, dat in die tijd veel liefhebbers hun zelfgekweekte vissen onderling ruilden.

Aquaria, vaak volglazen bakken (accubakken,) soms ook vervaardigd van cement of hout, later van hoekijzer, en technische hulpmiddelen zoals thermometer, petroleumverwarming, vangklok en steekhevel behoorden in de begintijd tot het vaste assortiment van de vakhandel. Wie de gevraagde prijzen niet kon betalen, moest zelf de handen uit de mouwen steken. Ik moet zeggen dat sommige aquariumhouders bij het vinden van goedkope oplossingen zeer inventief waren.

De Nederlandse Bond Aqua Terra (NBAT) is 16 maart 1930  opgericht als Nederlandse Bond  van Aquariumhouders (NBA), die gelijk begon met het uitgeven  van ‘ Het Aquarium’. Nr 1 van de  eerste   jaargang verscheen in              juni 1930.  Op dat moment was  er ook het Tijdschrift voor                      Aquarium- en   Terrariumkunde, waarvan nr 1 van de eerste jaargang                     verscheen op 1 okt. 1922 (hier afgebeeld)

Reeds voor de eerste wereldoorlog werden aquariumverenigingen opgericht. Dat deze verenigingen ontstonden in de beide grote havensteden Rotterdam en Amsterdam is niet verwonderlijk. In het jaar 1908 werden, bijna tegelijkertijd, in Amsterdam de aquariumvereniging Triton en in Rotterdam de aquariumvereniging Anthony van Leeuwenhoek opgericht. In de hoogtijdagen van haar bestaan telde de laatstgenoemde vereniging 40 leden, die echter niet allemaal in Rotterdam woonden, maar ten dele ook over het gehele land verspreid. Reeds een jaar na de oprichting van Anthony van Leeuwenhoek scheidde zich, typisch Nederlands, een groepje leden af en ging, onder de leiding van de heer F. Groeneveld, verder onder de naam ‘De exotische club’. Kleinere aquariumverenigingen, vaak met niet meer dan een handjevol leden, ontstonden in Amersfoort: de Amersfoortse Aquarium- en Terrariumvereniging, in Helmond, in Sittard: Vallisneria, in Tilburg: de Tilburgsche Aquarium- en Terrariumvereniging en in Vlaardingen.

Omdat de enige vaktijdschriften die de Nederlandse aquariumhouders ter beschikking stonden, het Duitse Blätter en het dito Wochenschrift waren, meende men, dat de tijd rijp was om een bond op te richten om de bestaande verenigingen, maar ook de her en der in het land verspreide aquariumliefhebbers, een dakorganisatie te bieden en een Nederlandstalig blad te kunnen uitgeven. Zo werd in 1909 opgericht een bond met de tongbrekende naam A.A.B.B.C.C. ofwel Algemeene Aquarium Bezitters Bond Cyprinus Carpio. Ik denk dat men op het NBAT-bondskantoor in Hilversum uitermate gelukkig is, dat deze bond niet is blijven bestaan. Je zult je toch de gehele dag met die naam moeten melden. In 1910 had de A.A.B.B.C.C. reeds 169 leden (!). Het tijdschrift dat de bond uitgaf, droeg de naam Ons Eigen Blad, had circa 200 abonnees en kostte ƒ 1,50 per jaar. Redacteur was de heer J.H.M. Gadiot, die deze taak op uiterst deskundige wijze vervulde. Gadiot had echter een zwakke gezondheid en overleed in 1913. Zijn dood betekende het einde van Ons Eigen Blad en van de A.A.B.B.C.C.

Op initiatief van de heer A. van Essen, voorzitter van Natuurgenot te Rotterdam, werd in 1916 een nieuwe bond opgericht met de naam B.A.N., Bond van Aquariumhouders in Nederland. Lang heeft dit echter niet geduurd, want kort na het einde van de Eerste Wereldoorlog, het was in 1922, waren bond en blad met achterlating van de nodige schulden op de fles.
Het aantal aquariumvererigingen was inmiddels gestegen. In 1919 werden Danio Rerio – Delft, De Natuurvriend – Den Haag, De Natuur – Dordrecht, VATIL – Enschede en Natuurgenot – Utrecht opgericht. In 1921 volgde Natura – Arnhem. Danio Rerio – Delft bestaat nog en Natuurvriend – Den Haag bestaat nog in fusieverband met Scalare – Den Haag.

Het Aquarium, 1ste  jaargang nr 6, februari   1930, geeft een voorbeeld van hoe  men daglicht voor de planten in een aquarium  kon krijgen met een spiegel.

Aquariumvereniging De Natuur, nu geïncorporeerd in De Bijlzalm, organiseerde in het eerste jaar van haar bestaan een succesvolle aquariumtentoonstelling in Rotterdam, die de   vereniging een belangrijk bedrag opleverde. De Natuur sloot zich niet aan bij de B.A.N. Het bestuur van de vereniging vreesde, dat het door zich bij de bond aan te sluiten mede voor de schulden aansprakelijk zou worden gesteld en was het bovendien niet eens met de gang van zaken (o.a. het slecht uitgevoerde tijdschrift). In oktober 1922 waagde De Natuur de grote stap. Met het aan de tentoonstelling verdiende geld als startkapitaal gaf deze vereniging voor eigen rekening en risico het Tijdschrift voor Aquarium- en Terrariumkunde Flora en Fauna uit. Eerste redacteuren waren de heren W.J.M. Deutz, M. den Outer en H.J. Thiellier. De abonnementsprijs bedroeg ƒ 3,50 per jaar. Al vrij spoedig nam een aantal verenigingen het   tijdschrift als hun officieel orgaan en publiceerde hierin uitvoerig (soms te uitvoerig) hun verenigingsberichten.
De zeeaquariumhouders organiseerden zich in 1924 in de Haagse Zeeclub Biologia Maritima. Medeoprichter en bestuurslid van deze club was in die tijd de heer L. Athos, die al bij het begin van de 2de jaargang van Flora en Fauna als medewerker toetrad. Athos schreef ontelbare artikelen over het zeeaquarium, die enigszins bewerkt en aangepast aan het weten van deze tijd, waarschijnlijk nog actueel zouden kunnen zijn.

Het Aquarium 33, jaargang nr 8, februari 1936, blz. 149, besteedde een artikel aan het Museumschip ‘Klein Artis’, van vader en zoon Deutz, de oprichters van ca 50 aquariumverenigingen.

In juni 1924 gaat de grote wens van Deutz in vervulling. De reizende natuurhistorische tentoonstelling Natura wordt een feit en met het museumschip Klein Artis, bij ouderen onder ons zeker nog bekend, reist Deutz door het land. Als redacteur van Flora en Fauna, hij is inmiddels de enig overgeblevene van het oorspronkelijk drietal, wordt hij opgevolgd door de heer C. van Kersen. Deze zal de moeilijke taak 10 jaar vervallen. Op zijn reizen door het land richt Deutz overal aquariumverenigingen op. Een enorme stimulans voor de aquariumliefhebberij vormde ook het in 1925 door Verkades Fabrieken, Zaandam, uitgegeven en door A.F.J. Portielje geschreven album ‘Mijn Aquarium’.

Met Vivarium kreeg in 1927 ook lichtstad Eindhoven een aquariumvereniging. Dat in deze stad een gloeilampenfabriek zijn vestiging heeft, bleek een halfjaar later. Dan schrijft de voorzitter van deze club, de heer R.W. Dahmen von Buchholz, in het aprilnummer van Flora en Fauna een uitgebreid artikel over het verlichten van aquaria met kunstlicht. Tot die tijd bestond de verlichting van het aquarium uitsluitend en alleen uit daglicht. Aquaria werden voor het venster dan wel dicht bij het venster geplaatst. Daglicht is echter een wisselende en onzekere factor, zodat de plantengroei met name in het donkere jaargetijde nogal te wensen overliet. Dahmen von Buchholz gebruikt om zijn 100 x 50 x 50 cm metende aquarium te verlichten 2 parabolische reflectors, ieder voorzien van een 75-wattlampje (1 argenta en 1 halfmat), die 7 2/3 uur per dag brandden. Hij boekte daarmee opvallende resultaten, de groei van de planten beschreef hij                                                                              uitvoerig.

In september 1930 in nr 4 van de eerste jaargang van Het Aquarium verscheen voor het eerst een zwartwit foto van  een ingericht aquarium

De aquariumliefhebberij had toen de wind in de zeilen. Er werden nieuwe verenigingen opgericht, waarvan een aantal Flora en Fauna als officieel orgaan aannam. Deze toeneming had tot gevolg, dat in 1929 de roep om een overkoepelend orgaan luid werd. Het was De Natuurvriend, Den Haag, die het initiatief nam. Aan alle verenigingen werd een schrijven toegezonden, waarin werd gevraagd om medewerking om te komen tot het oprichten van een bond. Veel verenigingen hadden absoluut geen interesse, het BAN-avontuur zat ze nog vers in het geheugen. Een twaalftal verenigingen kwam echter in Den Haag bijeen om over de totstandkoming van een bond te spreken. Het merendeel van deze verenigingen was overtuigd van het nut van een bond. Samen zou men meer kunnen bereiken. Struikelblok was echter het tijdschrift. Moest men verder gaan met Flora en Fauna of een eigen tijdschrift uitgeven? Enkele verenigingen wilden alleen met Flora en Fauna verder gaan, indien ze medezeggenschap zouden krijgen en meer informatie omtrent de exploitatiekosten en de opbrengst. De Natuur, die het tijdschrift al jaren voor eigen rekening en risico had uitgegeven, weigerde dit en trok zich terug.

Het Aquarium, eerste jaargang nr 1, juni 1930, blz. 1

Op die op 18 augustus 1929 gehouden vergadering wordt een commissie benoemd om de oprichting van een bond voor te bereiden. Deze commissie bestaat uit de heren H. Gijswijt, C.G. Kwint, A. de Ruyter, F.J.C. Zaalberg en J.H.J.M. van Oosterhuis. Laatstgenoemde heer, lid van De Natuur – Rotterdam, moest echter gezien het standpunt van zijn vereniging al spoedig bedanken als commissielid. Op 16 maart 1930 was het dan eindelijk zover. In Utrecht werd de oprichtingsvergadering gehouden: de N.B.A., de Nederlandsche Bond van Aquariumhouders was een feit. Aan de wieg van deze derde bond stonden de aquariumverenigingen De Natuurvriend – Den Haag, De Natuur – Haarlem, Dordrecht en Zutphen, de E.U.A.C. – Utrecht, Natuurgenot – Utrecht, Danio Rerio – Amsterdam en Vivarium – Eindhoven. Acht verenigingen dus, te zamen 275 leden tellende. Als eerste bestuursleden werden gekozen de heren H. Gijswijt, voorzitter, F.J.C. Zaalberg, secretaris, W. Schrameijer, penningmeester, L. van Prooijen, commissaris en A. de Ruyter, bibliothecaris. Geld was er niet. Om aan een beginkapitaal te komen werden er aandelen uitgegeven: van ƒ 1,00, ƒ 5,00 en ƒ 10,00.

Het Aquarium, 2de   jaargang nr 8, januari  1932, laat zien dat niet alleen verlichting, maar    ook verwarming een probleem was. Thermostaten moesten      nog worden uitgevonden. Hier een bespreking om   met gas of petroleum het aquarium te verwarmen

In juni 1930 verschijnt het eerste nummer van Het Aquarium. Het telt 16 pagina’s en de abonnementsprijs bedraagt ƒ 3,– per jaar. Eerste redacteur is de heer J.R. v.d. Leegte te Eindhoven. Bedroeg de eerste oplage slechts 500 stuks, na een halfjaar was dit al tot 800 opgelopen. Toch was het niet allemaal koek en ei. Enkele maanden na de oprichting van de N.B.A. keerde De Natuurvriend – Den Haag terug naar de Flora en Faunagroep. Een aantal leden was het met deze beslissing niet eens, splitste zich af en stichtte de Vereniging van Aquariumhouders Scalare. Inmiddels zijn De Natuurvriend en Scalare weer samengegaan.

Opmerkelijk is het dat in het eerste nummer van Het Aquarium een onderwerp wordt behandeld, dat ook nu nog actueel is nl. het bestrijden van blauwe alg. De tweede jaargang bracht als opvallend nieuwtje de elektrische verwarming. Tot dan was petroleum, en dit zou nog jarenlang blijven, de brandstof voor de verwarming van het aquarium. De heer Leeuwenberg, lid van Amicitia – Nijmegen, schreef augustus 1931 een artikel over het verwarmen van aquaria door middel van pekelverwarming. Ook de elektrische verlichting van het aquarium wordt weer beschreven. De auteur van het artikel gebruikte voor een aquarium van 80 x 30 x 45 cm een reflector met een Philips Argalamp van 75 watt en boekte daarmee goede resultaten. C.G. Kwint, medewerker van Het Aquarium, reageerde hierop. Hij vond, dat moderne gedoe maar niets. Kunstlicht heeft geen enkel effect op de plantengroei, zo schreef hij. Een aquarium behoort voor het venster te worden geplaatst en daglicht te ontvangen.

In Het Aquarium nr 1 van de 4e jaargang 1933  een grafiek van de groei van het aantal lezers  (leden plus abonnees)

Nederland heeft dan twee tijdschriften want een deel van de verenigingen is Flora en Fauna trouw gebleven. Met de N.B.A. ging het goed. Steeds meer verenigingen sloten zich bij de bond aan. Oktober 1931 vond er een wisseling in de redactie plaats. Van der Leegte verdween en werd opgevolgd door J. Sybrandi, die deze functie tot zijn dood in 1940 zou vervullen. In deze periode heeft Sybrandi, die een uitermate kundig man was en ontelbare artikelen schreef, zijn stempel op Het Aquarium gedrukt. Zijn dood betekende voor de N.B.A., maar nog meer voor Het Aquarium een onherstelbaar verlies.

De derde jaargang begon met peptalk van bondsvoorzitter Gijswijt. De oplage van Het Aquarium is gestegen tot 1500 exemplaren en het aantal medewerkers is toegenomen, zo constateerde hij. Heerlijk zo gezamenlijk te kunnen werken aan een gemeenschappelijk doel. Als de medewerking van de lezers daarmee gelijke tred houdt, kunnen we nog bij deze jaargang het tweede duizendtal bereiken. Groeien, bloeien, vruchten dragen, dat zij ons parool, zo eindigde hij zijn betoog. Gijswijt kreeg echter in 1933 problemen in zijn vereniging. Hij moest als voorzitter van Scalare aftreden en dat betekende tevens zijn einde als voorzitter van de bond. Na een korte interimperiode, waarin de heer Kranenburg het voorzitterschap van de N.B.A. waarnam, wordt dr L. van der Perk tot voorzitter gekozen. De crisis in Nederland, gepaard gaande met een grote werkloosheid, begon in de jaren dertig voelbaar te worden. Bij de N.B.A. was de groei eruit. De bond telde nu 26 verenigingen met in totaal 1200 leden. Gezien de slechte financiële toestand van de bond werd september 1934 besloten een lening uit te schrijven, die ƒ 1.000,00 moest opbrengen. Ook Flora en Fauna bespeurde de gevolgen van de crisis. Het blad moest het aantal pagina’s reduceren. Ten slotte kwam het in september 1934 tot een fusie tussen de N.B.A. en Flora en Fauna. De Natuur – Rotterdam, De Natuurvriend – Den Haag, Danio Rerio – Delft en Natura – Arnhem traden toe tot de N.B.A. Zo was dan ten slotte de eenheid hersteld. Edoch, het zou niet lang duren.

Het Aquarium, 4de  jaargang 1933 – 34, blz. 155. Het keuren van aquaria heeft voor het eerst plaatsgevonden op de toen veel gehouden aquarium  tentoonstellingen.

In 1935, dus 5 jaar na de oprichting van de NBA verscheen ‘Aqua Terra’, onder redactie van o.a. W.J.M. Deutz

.In 1935 bereikte de crisis zijn hoogtepunt. Veel mensen waren gedwongen ieder dubbeltje tweemaal om te draaien alvorens bet uit te geven. De bondsafdracht bedroeg ƒ 0,30 per maand, een bedrag waar wij nu om lachen, maar dat toen voor menig aquariumhouder een onoverkoombare hindernis betekende. Veel nieuw opgerichte verenigingen sloten zich om deze reden niet bij de bond aan. Inmiddels had J.M. Deutz, na 10 jaar met het museumschip Klein Artis het land te ebben doorgereisd, het roer overgedragen aan zijn zoon H. Deutz en was aan wal gaan wonen. Al spoedig werd hij door zijn oude vrienden, met wie hij destijds bij Flora en Fauna had samengewerkt, gevraagd een nieuw aquariumtijdschrift uit te geven. Na enige aarzeling stemde Deutz toe. In juni 1935 verscheen het blad Aqua-Terra op de markt. Deutz was eigenaar en redacteur. Zijn mederedacteuren waren L. Athos en E. Saathoff. Het eerste nummer van Aqua-Terra telde slechts 8 pagina’s, maar binnen een jaar was dit aantal verdubbeld tot 16. De prijs van het blad bedroeg slechts ƒ 2,– per jaar (voor verenigingen bij overeenkomst, dus dan lag de prijs nog lager). Geen wonder, dat reeds in het eerste jaar van het bestaan 16 verenigingen, waarvan er enkele, zoals Natura te Arnhem, voordien bij de bond waren aangesloten, Aqua-Terra als hun officieel orgaan kozen.

Categorieën:
Diversen

Tags:
Geschiedenis aquariumliefhebberij

Auteurs:
J. Vente

Gerelateerde artikelen

NBAT Sponsoren

0
    0
    Winkelwagen
    Winkelwagen is leegTerug naar webshop