Een uiterst moeilijke kwestie is het herkennen en benoemen van koralen, anemonen en nog andere neteldieren. In Scalare/Dordrecht van mei ’01 stond een geleerd stuk met opvattingen en antwoorden van een studiegroep. Om te beginnen kunnen we onze bloemdieren in twee hoofdgroepen verdelen, namelijk zesstralige dieren (= Hexacorallia) en achtstralige dieren (= Octocorallia).
De kenmerken van deze groepen zijn:
Hexakoralen
Het aantal tentakels bestaat bijna altijd uit een meervoud van zes of het lichaam is van bovenaf gezien te verdelen in zes segmenten. De tentakels zijn altijd glad en nooit geveerd. (Hexakoralen zijn dus anemonen, olifantsoren, steenkoralen en kokeranemonen.)
Octokoralen
Er zijn altijd acht tentakels te zien. Soms heel klein maar toch aanwezig. De tentakels zijn altijd geveerd. (Op deze regel is een uitzondering, nl. Clavularia of starpoliep (ook wel sterpoliep genoemd, CST), die soms niet geveerd is. Octokoralen zijn dus buiskoraal (starpoliep en orgelpijpkoraal), zachte koralen, hoornkoralen en zeeveren of zeepennen.)
Steenkoralen
De meeste koralen zijn gemakkelijk aan hun uiterlijk en ook aan hun skelet te herkennen, zodat ook de naamgeving niet moeilijk is. De bekendste soorten zijn blaaskoraal (= Plerogyra), flowerkoraal (= Catalaphyllia), hamerkoraal (= Euphyllia), hersenkoraal (= Trachyphyllia).
Olifantsoren
Deze dieren zijn bijna niet op naam te brengen, omdat er nog veel te weinig onderzoek naar gedaan is en de naamgeving nog veel te vaak verandert. Daarom hebben we binnen de studiegroep afgesproken dat we ze voorlopig ook geen naam zullen geven en alleen aanduiden als ‘olifantsoren’ (eventueel ‘gladde olifantsoren’ of ‘olifantsoren met tentakels’), zodat iedereen weet waar we het over hebben.
Zachte koralen
Allereerst werd gevraagd naar het verschil tussen de starpoliep en de Anthellia daar dit soms niet te onderscheiden valt aan hun uiterlijk. Het antwoord is: starpoliepen kunnen hun tentakels helemaal naar binnen trekken, zodat een glad vel overblijft; dit kan een Anthellia-soort niet. Verder werd gevraagd naar het verschil tussen Anthellia en Xenia. Dat is moeilijk te zien, maar Anthellia groeit meestal in een vel, terwijl Xenia meer op een stam groeit. Zachte koralen kunnen moeilijk worden onderscheiden, maar sommige soorten hebben wel herkenbare eigenschappen. Sommige soorten hebben verschillende poliepen, nl. de uitwendige met acht tentakels en de inwendige die soms zichtbaar zijn als buisjes (vooral waarneembaar bij paddestoelvormige soorten).
De soorten met twee poliepen zijn Sarcophyton, Lobophytum, Sinularia. Bovendien kunnen bij deze soorten aan de voet altijd zeer grote kalknaalden worden waargenomen.
Deze soorten kunnen nog verder worden onderscheiden: Sinularia komt meestal in een vingervorm voor (uitzondering is de bekende kroepoek: Sinularia brassica), terwijl Sarcophyton en Lobophytum bijna altijd in een paddestoelvorm voorkomen. Ook deze twee zijn weer te onderscheiden, want als je een Lobophytum boven water houdt, wordt hij droog en enigszins ruw, terwijl een Sarcophyton altijd slijmerig blijft.
De andere soorten zachte koralen, zoals Cladiella, Lemnalia, Utophyton, Xenia en Anthellia kunnen alleen door onderzoek naar hun kalknaalden worden gedetermineerd. Toch kunnen we van sommige soorten enkele kenmerken noemen. De Lemnalia-soorten hebben in hun enigszins glazige stammen duidelijk waarneembare, vrij grote kalknaalden, terwijl andere soorten dit niet hebben. Dit geldt ook voor de Dendronephtya-soorten, maar die zijn vaak felgekleurd. De bekendste Cladiella is Cladiella globulifera, bij ons beter bekend als het bloemkoolkoraal. De meeste Cladiella-soorten zijn bruin en verkleuren naar wit als ze ingetrokken zijn. De Xenia- en Anthellia-achtige zijn herkenbaar aan hun uiterlijke vorm (een steeltje met daarop een tentakeltje met acht armpjes), veel gelijkend op de starpoliep, maar zij kunnen hun poliepen niet helemaal intrekken. De Lytophyton-soorten hebben een heel zachte stam, waarin meestal nerven te zien zijn, maar geen kalknaalden.
Ook na dit verhaal blijft het zeer moeilijk om uw dieren op naam te brengen, mede omdat in de handel namen worden gebruikt die niets zeggen, zoals ‘Gold’, ‘Keniaboompje’ enz. Van ‘Gold’ kan ik zeggen dat dit bijna zeker een Cladiella is, maar wat een ‘Keniaboompje’ is weet ik niet. Verder is bekend dat van veel soorten de verschijningsvorm kan veranderen al naargelang de aquariumomstandigheden. Zodat het dier bij de een zó staat, terwijl het bij een ander heel anders kan staan.