Als de bak na het inrichten goed draait, kunnen we na 2 weken voorzichtig vissen aanschaffen. We kunnen beginnen met een paar vissen, zoals groepjes plaatjes, guppen of zwaarddragers. Het voordeel is dat deze dieren eventueel optredende alg zullen weg eten.
Vissen in het aquarium
Na weer 2 weken kunnen we een eerste school vissen in de bak onderbrengen. Het is het beste dat er tussen het aanschaffen van elke volgende school steeds weer 2 weken zit, vooropgesteld dat alles goed draait! Ik weet dat het zeer verleidelijk is om alle mooie visjes, die je bij de handel ziet te kopen en het liefst gelijk je hele bak te vullen met vis. Maar beheers je en neem voor het kopen van vissen de tijd. Daar zal je zeker profijt van hebben door geen last van dode vissen te hebben en lang te kunnen genieten van gezonde vissen.
Vissen kopen
Je moet, voor dat je vissen gaat kopen, altijd eerst bepalen welke vissen je hebben wilt. Dus: maak eerst een ‘vissenplan’. Dat klinkt nogal autoritair, maar het is echt belangrijk. Daarbij houd je er rekening mee dat de levenseisen van de te kopen dieren met elkaar overeenstemmen en de waterzones waarin ze zwemmen verschillend zijn. We zorgen voor vissen op de bodem, een of meerdere soorten in de midden zone (afhankelijk van de grootte van de bak) en eventueel een vissoort aan de oppervlakte. Heel belangrijk is dat de verschillende vissoorten gelijke behoeften hebben aan voedsel, watersamenstelling en temperatuur, zoals dat in het aquarium heerst. Zorg er ook voor dat de uitgekozen vissoorten met elkaar contrasteren in vorm en kleur: een school langgerekte vissen dient gecombineerd worden met een school hoog gevormde. Het is mooi als de vissen ook verschillende kleuren hebben. We houden er rekening mee dat vissen vluchtgedrag vertonen als ze schrikken. Vooral oppervlaktevissen willen dan wel eens uit het water springen, met vaak dodelijk gevolg voor de dieren. In zo’n situatie is het raadzaam dat oppervlaktevissen bij schrik ergens onder kunnen duiken, bijvoorbeeld onder drijfplanten of onder de bladeren van planten die langs het wateroppervlak groeien. Ook goed sluitende dekruiten kunnen uit het water springende oppervlaktevissen tegenhouden. Het nadeel van dekruiten is wel, dat ze een gedeelte van het lamplicht tegenhouden. Vooral als ze vuil zijn en kalkvlekken hebben. Bijvoorbeeld bijlzalmen kunnen bij het springen door kleine openingen heen op de dekruit terecht komen, waarna ze daar sterven en verdrogen. Welke vissen je hebben wilt bepaal je aan de hand van de literatuur, snuffelen in aquariumzaken of vragen aan een deskundige. Tevens stel je van elk aan te schaffen vissoort een alternatief op. Pas dan ga je naar de winkel om vissen te kopen. Wijk in de winkel niet van je keuzes af, ook al zie je hele andere vissen die er leuk en aantrekkelijk uit zien. Dan kun je in de verleiding komen om de verkeerde dieren te kopen! Als een uitgekozen vissoort er niet is, ga dan in een andere aquariumzaak kijken of de vissen van je keuze daar wel te koop zijn, of bestel ze. Als je een vissoort tegenkomt die je mooi vindt en je daarom graag wilt hebben maar niet in je vissenplan opgenomen is, koop de vissen dan nog niet. Maar vraag de winkelier naar de naam en bepaal door lezen of vragen of de vissoort wel bij de andere te kopen vissen past. Pas als je er van overtuigd bent dat dit zo is, kun je de vissen in je plan opnemen en aanschaffen. Vermijd impulsaankopen. Dat kan je letterlijk duur komen te staan!
Waar let je op bij de handelaar
Bij de handelaar moeten we erop letten dat de vissen zich actief gedragen, niet krom zijn, geen ingevallen buik hebben en geen uiterlijke ziekteverschijnselen vertonen zoals stip, gaten, schimmel of aangetaste vinnen. Ook moet je er attent op zijn dat de handelaar de vissen met zorg vangt en verder behandelt. Bij twijfel: koop ze niet! Met zieke vis kun je je bak letterlijk verzieken! Magere, ondervoede vis zal nooit mooi uitgroeien. Die achterstand lopen ze niet meer in. Je moet er ook rekening mee houden dat je jonge vissen koopt. Die kunnen goed tegen de verandering in de watersamenstelling bij het overzetten in je aquarium. Volwassen vissen hebben daar meer moeite mee, zodat je bij het overzetten van volwassen vissen in je bak nog voorzichtiger te werk moet gaan dan bij jonge vis. Bovendien weet je bij het kopen van volwassen vissen nooit hoe oud ze in werkelijkheid zijn. Het kunnen al ‘oude knarren’ zijn, waar je nog maar korte tijd plezier aan kunt beleven. Als je vissen koopt, krijg je ze mee in een plastic zak. Daar zit wat water in en, als het goed is, daarboven zuurstof geperst. Doordat het water de zuurstof opneemt kunnen de vissen geruime tijd, zeg maar een uur of vier, in het gesloten zakje verblijven. Van groot belang is, dat de temperatuur van het water niet teveel zakt, zeker niet onder de twintig graden. Daar moet je echt voor zorgen. De vissen zullen niet direct doodgaan, maar als je vissen die een poosje te koud gezeten hebben in de bak over went, zijn ze toch verzwakt en hebben grote kans op witte stip, schimmel of iets dergelijks. Let er ook op dat als je Corydoras (een bodem bewonend visje) koopt, de handelaar geen andere vissen in hetzelfde zakje doet. De Corydoras– soorten kunnen namelijk in het zakje een gifstof afgeven, die schadelijk is voor andere vissoorten. Als je vissen gedurende langere tijd moet vervoeren, kun je daar het beste een doos van piepschuim voor gebruiken. Dat isoleert en zorgt ervoor dat de temperatuur van het water niet te veel zakt. Als je niet zo’n doos hebt, kun je hem eenvoudig maken van een plaat twee cm dik piepschuim en wat lijm. De doos hoeft niet zo groot te zijn. In deze doos kranten, het zakje met vissen erin, opvullen met kranten, het deksel erop, een paar postelastieken er omheen en je hebt een veilige wijze van vervoer voor je vissen.
Overzetten in het aquarium
Thuisgekomen laten we het zakje gedurende een half uur gesloten in het aquariumwater hangen, om het water in het zakje op temperatuur en de vissen tot rust te laten komen. Daarna maken we het zakje open, gooien het meeste water weg (niet in het aquarium uiteraard) en leggen het zakje in de bak, zodanig dat de vissen nog net in het beetje water kunnen zwemmen. Dan gaan we gedurende een uur om de vijf minuten steeds een beetje water in het zakje doen, zodat de vissen langzaam aan de watersamenstelling in de bak wennen. Als het zakje behoorlijk vol is, zeg maar tot de oorspronkelijke waterhoeveelheid, laten we de vissen voorzichtig in de bak los zonder ze te beschadigen. Voor het over wennen van vissen zijn nog wel andere technieken zoals de druppelmethode, maar bovengenoemde is gewoon het eenvoudigst en je hebt er geen andere hulpmiddelen voor nodig.
In quarantaine
Indien mogelijk kunnen we het beste de vissen eerst een paar weken in een quarantainebak houden. Als er toch nog een ziekte optreedt, kunnen we die gemakkelijk bestrijden zonder de showbak aan te tasten.
Scholenvissen
De scholenvissen houden we in scholen van minimaal twaalf stuks in bakken tot een meter lang. Voor grotere aquaria dienen de scholen groter te zijn. Solitaire vissen kunnen we het beste alleen houden. In grote bakken is het echter het beste met drie of meer (altijd een oneven aantal). Of de vis een scholenvis is of niet kunnen we uit de literatuur halen of aan een deskundige vragen. Ook zijn er vissen die in paren kunnen leven, zoals sommige soorten cichliden. Eigenlijk zijn alleen dwergcichliden voor een gezelschapsaquarium geschikt. Grotere cichliden horen over het algemeen in een speciaal-aquarium thuis. Een uitzondering daarop zijn maanvissen. In een voldoend grote gezelschapsbak (minimaal 160 x 60 x 60 cm) kunnen we heel goed een paar koppels van deze dieren houden.
Watersamenstelling
Bij de watersamenstelling gaat het vooral om de zuurgraad en de tijdelijke en de blijvende hardheid. Ik ga hier niet diep op in. Als je meer over dit onderwerp wilt weten, kun je de literatuur raadplegen. De zuurgraad, pH-waarde genoemd, loopt van 1 tot 14, waarbij 7 neutraal is, lager dan 7 is zuur en hoger dan 7 is alkalisch. De totale hardheid, GH genoemd, is de waarde van de tijdelijke en blijvende hardheid bij elkaar en loopt van 0 (extreem zacht) tot meer dan 30 (extreem hard). De carbonaathardheid, KH genoemd, is de tijdelijke hardheid. Deze hardheid kan gemakkelijk beïnvloed worden en kan lopen van 0 tot meer dan 15. De blijvende hardheid kan moeilijker beïnvloed worden. De pH, KH en GH kunnen we meten met meetsetjes die in de handel verkrijgbaar zijn. De meest gunstige waterwaarden voor het houden van de meeste vissen voor een gezelschapsbak zijn: een pH (zuurgraad) tussen 6,5 en 7,2 (op het midden van de dag gemeten), een KH (carbonaat- of tijdelijke hardheid) tussen 4 en 8 en een GH (totale hardheid) tussen 6 en 10. Een KH-waarde lager dan 4 is niet gunstig, omdat de planten de KH als voedsel gebruiken. Ook is het bufferend vermogen van het water dan te gering, zodat het water bij een zuurtoevoeging snel te zuur kan worden. Bij een te hoge KH-waarde is het water juist te veel gebufferd, zodat je een te hoge pH-waarde dan niet goed naar beneden krijgt. De pH kan verlaagd worden door het toevoegen van kooldioxyde, eikenextract of pH-min (in de handel verkrijgbaar). Om de KH te verhogen of te verlagen zijn ook middelen in de handel. Tevens kan de KH ook verhoogd worden door kippengrit in het filter te doen. Spoel het grit van tevoren uit en stop het in een oude nylonkous, zodat je het weer uit het filter kunt halen als dat nodig is. Over het algemeen kun je het grit in het filter laten, omdat het de KH-waarde stabiliseert op ± 5, zonder de pHwaarde te beïnvloeden. Regelmatig (bijvoorbeeld eenmaal in de week) meten is aan te raden. Houd er wel rekening mee dat als we de pH verlagen, vaak ook de KH omlaag gaat. Deze waarden hebben in zekere zin invloed op elkaar. De totale hardheid kunnen we in de praktijk het gemakkelijkst verlagen door leidingwater te vermengen met zacht water. Met bronwater of regenwater moeten we oppassen. Dat kan vervuild zijn. We kunnen alleen het regenwater gebruiken dat opgevangen is als het al een uur geregend heeft. Het beste kunnen we leidingwater uit gebieden met zacht leidingwater ophalen. Ik wil hier opmerken dat je bij diverse Aquariumverenigingen nog veel meer waarden van je aquariumwater kunt laten meten. Hoeveel vissen kunnen we maximaal in ons aquarium kwijt? Daar zijn verschillende meningen over. Ik houd me altijd aan de volgende vuistregel: één vis (in volwassen toestand gemeten) van maximaal vijf cm in vijf tot zes liter aquariumwater. Vissen van vijf tot zeven cm hebben acht liter water per vis nodig. Vissen van acht tot tien cm twaalf liter. Dit zijn minimale hoeveelheden. Beter is het om meer water per vis te hebben. De inhoud van de bak in liters berekenen we door de lengte met de breedte en de waterhoogte in decimeters met elkaar te vermenigvuldigen en van dat totaal 10% af te trekken voor planten, bodemgrond en dergelijke zaken.
Grote vissen
Grote vissen horen in grote aquaria thuis. Daarentegen kunnen we kleine vissen ook uitstekend in grote aquaria houden. Maar een vis die volwassen tien cm lang wordt, hoort niet in een meterbak thuis. Vooral een school van deze vissen heeft nauwelijks de ruimte om te zwemmen. En bovendien hebben die minstens twaalf liter (liefst meer) water per vis nodig. In een bak van 150 x 50 x 50 cm kun je wel vissen van tien cm lengte houden, maar dan ben je met een vis of dertig in totaal uitgepraat. Laat je niet verleiden om te veel vissen in je aquarium te doen: je komt op de koffie! We hoeven bij het berekenen van het aantal vissen natuurlijk niet op een vis te kijken. Enige speelruimte is er wel. De vuistregel is er om je ergens aan vast te kunnen houden, teneinde overbevolking te voorkomen en daardoor problemen te vermijden.
Niet alle vissen kunnen bij elkaar
Ook zijn er vissen die pertinent niet bij elkaar in een aquarium kunnen of een speciaal-aquarium nodig hebben. Bijvoorbeeld vissen die hun medebewoners of de planten als voedsel zien of als een bulldozer de bodemgrond omspitten. Lieve kleine visjes kunnen uitgroeien tot meedogenloze rovers, planteneters of gravers! Daar kunnen ze niets aan doen. Dat is nu eenmaal hun instinct. Berucht zijn hier de kleine algeneters en sommige soorten cichliden, die uiteindelijk minstens vijftien centimeter lang of nog groter kunnen worden. Om van piranha’s maar niet te spreken. Als ze klein zijn kunnen ze je hart veroveren. Pauwoogcichliden bijvoorbeeld zijn fraai gekleurd als ze jong zijn. Volwassen kunnen ze gemakkelijk vijfentwintig cm lang worden. Maar voor dat het zo ver is hebben ze het vissen- en plantenbestand van je bak al volledig geruïneerd. Ze hebben geen bek, maar een laadklep! De kleine algeneter, Otocinclus affinis, kan wel gekocht worden. Zij worden maximaal vijf cm lang. Maar ook dat is een scholenvisje! Dus: bezint voor je begint! Nogmaals: als je niets afweet van een aantrekkelijke vissoort; koop ze nog niet! Raadpleeg eerst de literatuur of een deskundige. Het is de bedoeling dat we in een aquarium oppervlakte-, middenzone- en bodemvissen houden. Dat is tenminste een voorwaarde als je aan een huiskeuring mee wilt doen. Volgens de Keurwijzer van de NBAT kan bij een hoogte van het waterdeel van vijfendertig cm of meer het dierbestand verdeeld worden over de waterlagen: oppervlaktevissen, middenzonebewoners en bodembewoners. Persoonlijk ben ik van mening dat je in de praktijk van alledag eventueel geen oppervlaktevissen hoeft te nemen. Ik vraag me namelijk af wat het nut is om in een aquariumwaterhoogte van vijfendertig tot vijftig cm (bij vijftig cm heb je al een hoge bak!) de drie waterlagen bevolkt te hebben. Daar komt bij dat er diverse soorten middenzonevissen zijn, die ook vaak aan de oppervlakte te vinden zijn, zoals Rasbora dorsiocellata (een aantrekkelijke, klein blijvende Rasbora). Maar neem wel bodembewoners, want die helpen op de bodem gevallen voer op te ruimen. Die hebben dus ook biologisch nut, hoewel je er op moet letten dat bodembewoners wat voedsel betreft ook aan hun trekken komen!
Oppervlakte vissen
Oppervlaktevissen houden zich voornamelijk net onder de wateroppervlakte of in de bovenste waterlagen op. Ze zijn over het algemeen herkenbaar aan het feit dat de bek bovenstandig is (aan de bovenkant van de kop), zodat ze gemakkelijk voer van de oppervlakte kunnen afhalen. Verder is de rug vaak recht en hebben ze daar geen grote vinnen, zodat ze van boven het water moeilijk te zien zijn. Daardoor zijn ze goed voor een leven aan het wateroppervlakte uitgerust. Ze hebben allerlei vormen, zoals hoog gevormd (bijlzalmen) en langwerpig (halfsnavelbekje).
Vissen uit de midden zone
Ook vissen van de midden zone hebben allerlei vormen, zoals hoog gevormd, langwerpig en alles daartussenin. Hun bek is over het algemeen eindstandig (recht voor op de kop). Bodembewoners hebben een lichaamsbouw dat tegenovergesteld is aan die van oppervlaktevissen. Bodem bewonende vissen hebben een onderstandige bek (aan de onderkant van de kop), vaak met baarddraden die als tastorganen dienen om het voedsel te lokaliseren. Daardoor kunnen ze het voer gemakkelijk van de bodem opnemen. Ze hebben meestal een plat onderlichaam, met vaak een rondere bovenkant met grotere rugvinnen, hoewel je hier ook langwerpige vormen hebt zoals de dwergbotia (Botia sidthimunki). Ook hogere vormen komen voor, zoals sommige pantsermeervallen (Corydoras– en Brochis soorten). Berekening voor het aantal vissen van maximaal vijf cm lengte: bij een bak met een lengte van 100 cm, breedte 50 cm en waterhoogte 50 cm is dat dus: 10 x 5 x 5 = 250 liter, min 10% is 225 liter water beschikbaar. In zo’n bak kunnen we dus ± 40 visjes houden. Dat zijn dan drie schooltjes van twaalf visjes en eventueel een stelletje andere visjes.
Enkele voorbeelden hoe het kan, niet hoe het moet:
- Oppervlakte: potloodvisjes Middenzone: Rode rio’s of zwarte tetra’s en enkele levendbarenden Bodem: Botia sidthimunki (moeilijk verkrijgbaar en dus duur) of een Corydoras– soort
- Oppervlakte: bijlzalmen Middenzone: roodkopzalmen of kardinaaltetra en enkele levendbarenden Bodem: een Corydoras-soort of kuhli’s (indische modderkruiper, een aalachtig visje)
- Oppervlakte: potloodvisjes Middenzone: Barbus oligolepis of zwarte fantoomzalmen en enkele levendbarenden Bodem: een Corydoras-soort of kuhli’s
In een voldoend groot aquarium, bijvoorbeeld vanaf 135 cm lengte, kunnen we twee of meer vissoorten voor de middenzone met elkaar combineren. (Denk hierbij aan de reeds genoemde contrasten in vorm en kleur!) Voor de oppervlakte en de bodem kunnen we beter één vissoort nemen. Dan maken we de school gewoon groter. Voor de middenzone zijn er veel vissoorten te koop. Voor de oppervlakte en de bodem is de keus wat minder groot. Maar wat is de middenzone: veel visjes zwemmen van boven naar beneden door de bak heen. Ik zelf heb een school Rasbora dorsiocellata. Overdag zwemt de school in de bovenzone van de bak. ‘s Avonds, als het licht getemperd is, zakt de school naar de middenzone. In het volgende hoofdstuk ga ik je vertellen hoe je het onderhoud van je bak aan moet pakken. Een aquarium inrichten met planten en vissen is erg leuk, maar we zullen de bak ook regelmatig moeten onderhouden.