Deutz was een gedreven mens, bezat een enorme werklust en had bovendien vaak goede ideeën. Het aantal lezingen en keuringen, dat hij alleen al in het eerste jaar van het bestaan van Aqua-Terra hield, bedroeg vele tientallen en daarbij kwamen nog de vele artikelen, die hij voor zijn tijdschrift schreef. In de tweede en de daaropvolgende jaargangen van Aqua-Terra verschenen de eerste kleurplaten, iets dat tot dan toe nauwelijks in een Nederlandstalig aquariumtijdschrift was voorgekomen. In 1937 bedroeg het aantal verenigingen, dat Aqua-Terra als officieel orgaan had verkozen, reeds 30. Dit aantal zou in de daaropvolgende jaren oplopen tot 48 verenigingen in 1940. Waar kwam deze aanwas vandaan? Allereerst van verenigingen, die op zichzelf stonden en niet of niet meer bij de N.B.A. waren aangesloten. Verder van nieuw opgerichte verenigingen. Zo richtte Deutz in de jaren 1935/1936 in Rotterdam, Den Haag en Utrecht aqua-terraverenigingen op, waarvan Aqua-Terra Noord en Aqua-Terra Zuid nog steeds bestaan.
◄ Het Aquarium 13de jaargang nr. 1, juni 1942: We denken er nooit meer bij als we vis willen vervoeren; we nemen ‘gewoon’ een plastic zak, maar die moest nog uitgevonden worden! Vroeger vervoerden ze de vis in bv. flessen. Hier een beschrijving, dat het ook heel goed kon in een thermosfles.
Vlaardingen kreeg in 1935 een aquariumvereniging, die de naam Natuurgenot droeg. Eén jaar na de oprichting werd in een verenigingsverslag gewag gemaakt van de benoeming van M. Bot tot secretaris. Van hem zouden we de volgende jaren nog veel horen. Een deel van de groei van Aqua-Terra was afkomstig van verenigingen, die voordien bij de N.B.A. waren aangesloten. Om tussentijds uit de bond te treden moesten soms merkwaardige constructies worden bedacht. Zo werd bv. de vereniging De Siervis, Maassluis, in maart 1937 opgeheven en enkele dagen later onder dezelfde naam weer opgericht. De aquariumvereniging De Natuur, Dordrecht, hief zichzelf in november 1937 op en herrees nog dezelfde week onder de naam Scalare, Dordrecht. De geschiedenis van Scalare, Dordrecht, gaat dus eigenlijk terug tot het jaar 1919, de oprichting van De Natuur. In 1936 kwam de eerste internationale samenwerking tot stand. Op 22 november van dat jaar tekenden de Duitse V.D.A. en de N.B.A. een samenwerkingsovereenkomst. Ook met de Belgische aquaristen bestonden goede contacten. Enkele van de verenigingen waren zelfs bij de N.B.A. aangesloten. Februari 1936 kwam er een primeur in Nederland tot stand: een Maanvisfilm. De maker van deze film was M.G. Bron; de tekst was van Deutz. Bij deze ene film zou het jammer genoeg blijven. Bron kwam in 1943 bij een bombardement om het leven.
Alhoewel Nederland in 1939 nog niet bij de oorlog betrokken was, ondervond men in ons land wel al de gevolgen. Zo dreigde er bv. distributie van aardolieprodukten. Weliswaar was petroleum als brandstof voor de verwarming van het aquarium al ten dele vervangen door gas en elektriciteit, maar een groot aantal aquariumhouders verwarmde zijn aquarium nog met een petroleumbrander. Geen wonder dat men bij de bond zeer alert was en de gang van zaken bij de distributie nauwlettend in het oog hield. In januari 1940 nam de Ledenraad van de N.B.A. een belangrijk voorstel aan, een voorstel dat verstrekkende gevolgen zou hebben. Gezien de verbeterde financiële toestand van de bond en om de concurrentiepositie te verbeteren werd de bondscontributie, die tot dan ƒ 0,30 bedroeg, teruggebracht tot ƒ 0,20 per maand.
Hiermee werd het voornaamste struikelblok voor de aansluiting van verenigingen bij de N.B.A. uit de weg geruimd. Het resultaat overtrof alle verwachtingen. Bestaande verenigingen keerden naar de bond terug en nieuw opgerichte verenigingen sloten zich aan. Luttele maanden na het besluit van de ledenraad steeg het ledental van de bond met maar liefst 50%.
Van de oorlog bleef ook Nederland niet verschoond. Door oorlogshandelingen werden veel steden getroffen. Hoe belangrijk het was over een overkoepelend orgaan te beschikken bleek in de nu volgende maanden. Het bestuur van de N.B.A. voerde besprekingen met het Rijksbureau voor Aardolieprodukten en behaalde een beperkt succes. Woningen die niet voorzien waren van gas of elektriciteit kregen per maand een toewijzing van 6 liter petroleum. Jammer genoeg was de vreugde van korte duur, want in juli 1940 kwam van het Rijksbureau het bericht dat geen verdere toewijzigingen zouden kunnen geschieden. Ook over de voorwaarden om te mogen vergaderen werd door het hoofdbestuur met de betreffende autoriteiten gesproken. Verenigingen of particuliere aquariumhouders werden door de overheidsinstanties niet als gesprekspartner aanvaard.
Om eveneens door de overheid als gesprekspartner te worden geaccepteerd werd door de verenigingen die Aqua-Terra als officieel orgaan hadden maar verder zelfstandig waren, de Contactcommissie voor de Aquariumverenigingen Aqua-Terra opgericht, die de belangen van deze verenigingen moest behartigen. Secretaris van de commissie werd M. Bot uit Vlaardingen. De eerste oorlogsjaren hadden nog weinig invloed op de papierkwaliteit en de omvang van Het Aquarium of Aqua-Terra. Verwarming van de aquaria en alles wat daarmee samenhing, behoorde tot de voortdurend terugkerende thema’s. Het was opvallend hoe inventief menig aquariumbezitter was bij de oplossing van dit nijpende probleem. Eind 1941 werd echter de papierschaarste merkbaar. Het aantal pagina’s van de tijdschriften werd ingekrompen en de kwaliteit van het papier werd zienderogen minder.
Augustus 1943 viel het doek voor Het Aquarium en Aqua-Terra. Beide tijdschriften werden op last van hogerhand opgeheven. In datzelfde jaar gaf dr L. van der Perk, die als voorzitter van de N.B.A. de bond op meesterlijke wijze door de moeilijke jaren had geloodst, de voorzittershamer over aan dr J.M. Lodewijks, die deze functie tot 1954 zou vervullen. Dr L. van der Perk overleed in 1945. Om het contact met de verenigingen nog enigszins in stand te houden werd vanaf januari 1944, zowel door de N.B.A. als door de ContactCommissie Aqua-Terra een mededelingenblaadje uitgegeven. September 1944 kwam, mede door het wegvallen van de postverbindingen, ook hieraan een einde. De maanden, die nu volgden, waren voor de Nederlandse bevolking, met name in het westen des lands, uitermate moeilijk. Honger, koude en oorlogshandelingen teisterden de mensen. Wie dacht er in die tijd nog aan zijn aquarium? Men had slechts één doel voor ogen: overleven! Het einde van de oorlog bracht weliswaar de vrijheid, maar geen directe verbetering van de economische toestand. Er heerste op ieder gebied een enorme schaarste en dat gold ook voor papier, dat alleen op toewijzing verkrijgbaar was. Het zou tot eind 1945 duren alvorens Het Aquarium en Aqua-Terra opnieuw konden verschijnen.
!De tegenstellingen, vaak veroorzaakt door persoonlijke veten, die vele jaren lang de samenwerking tussen de N.B.A. en Aqua-Terra in de weg stonden, begonnen mede door de eenheidsgedachte die na de oorlog heerste, te vervagen. Hoewel Deutz in de 10de jaargang van Aqua-Terra nog fel van leer trok tegen het bestuur van de N.B.A., was er op ander terrein al sprake van een verzoening. Een voorbeeld. Kort na het einde van de oorlog slaagde het bestuur van de N.B.A. erin een extra petroleumtoewijzing te krijgen voor de leden van de bij de bond aangesloten verenigingen. Toen kort daarna de ContactCommissie Aqua-Terra eveneens hiertoe een poging deed, kreeg deze van het Rijksbureau voor Aardolieproducten te horen, dat men slechts met één centraal orgaan te maken wilde hebben. Eén telefoongesprek tussen de secretaris van de Contact-Commissie en de secretaris van de N.B.A. was voldoende om het probleem op te lossen. De bond verhoogde de gestelde aanvrage met het voor de Aqua-Terra-groep nodige contingent en gaf dit aan de ContactCommissie in beheer.
Op 12 mei 1946 kwam uiteindelijk de eenheid tot stand. Na voorafgaande besprekingen, waarbij de gemoederen soms hoog opliepen, werd in Utrecht de fusieovereenkomst getekend door de N.B.A. en de Aqua-Terragroep. Alle 62 verenigingen met in totaal 3140 leden waren nu verenigd in één bond, die vanaf die tijd de naam Nederlandse Bond Aqua Terra droeg. Het tijdschrift Aqua-Terra werd opgeheven en twee van de redacteuren van dit blad traden toe tot de redactie van Het Aquarium. Het eerste dagelijks bestuur van de NBAT bestond uit dr J.M. Lodewijks, voorzitter, M. Bot, secretaris, en J.A. de Rot, penningmeester. Ook W.J.M. Deutz werd in het hoofdbestuur gekozen en vervulde de functie van propagandist. De jaren die nu volgden, stonden in het teken van de wederopbouw. Langzaam kwam de stagnerende economie weer op gang. Ook de aquariumhobby kroop uit het dal. Veel vissen hadden de koude winter van 1944/45, toen brandstof bijna geheel ontbrak, niet overleefd. Het visbestand was danig uitgedund, hetgeen de prijzen van de vissen behoorlijk in de hoogte dreef. Glas was schaars en alleen op toewijzing verkrijgbaar. Ondanks al deze handicaps floreerde de hobby echter. In de oorlog op non actief gegane verenigingen namen de draad weer op.
◄ Het waren moeilijke oorlogsjaren. In Het Aquarium 12de jrg., blz. 224, is uitgelegd hoe je door verkleining van de bak stroom kon besparen!
Nieuwe verenigingen werden opgericht. Binnen korte tijd steeg het ledental van de bond tot meer dan 5000 en zou in 1949 zelfs de 10.000 overschrijden. Het werk, verbonden aan dit toegenomen ledenaantal, werd te omvangrijk om nog door een bestuurslid in zijn vrije tijd te worden gedaan. Daarom werd per september 1948 de heer P. de Bruijn als administrateur in loondienst aangesteld en spraken we voortaan over het bondskantoor van de NBAT.
Als verlichtingsbron voor het aquarium is de TL in opkomst. Over het nut van deze lamp voor aquariumdoeleinden waren de meningen nogal verdeeld. Zelfs de producent van TL had zijn twijfels. Op een vraag, die de heer Verhey uit Vlaardingen aan de bekende fabriek stelde, kreeg hij het volgende antwoord: het verdient beslist geen aanbeveling uw aquarium te verlichten met behulp van onze fluorescentiebuislampen TL. Uit ervaring weten we, dat vissen het licht van onze TL zeer slecht kunnen verdragen, terwijl tropische vissen hierdoor zelfs sterven. Ook de plantengroei wordt door deze verlichting zeer belemmerd, wat zijn oorzaak vindt in het feit, dat er geen zg. assimilatie kan plaatsvinden. Dit heeft mede ten gevolge dat vissen geen voldoende zuurstof kunnen ontvangen. Wij raden u daarom aan voor de verlichting van uw aquarium gebruik te maken van onze normale gloeilampen.
Een advertentie in Het Aquarium, 9de jrg. nr. 1, van juni 1938 laat zien, dat de prijs voor neontetra’s wel erg hoog was voor die tijd, de crisistijd ►
Na vier jaar van rust en vooruitgang in de bond werden echter de eerste scheurtjes in het tot dan zo hechte NBAT-gebouw zichtbaar. Deutz kwam steeds vaker in conflict met zijn medeleden van het hoofdbestuur. De ruzies spitsten zich toe in 1950. Deutz dreigde de NBAT te verlaten en zei woordelijk op een HB-vergadering: ‘als er gescheurd wordt, scheur ik mee’. Van 21 tot 29 oktober 1950 werd door de acht Rotterdamse verenigingen in de Rivièrahal van Diergaarde Blijdorp een grote aquariumtentoonstelling gehouden, die het recordaantal van meer dan 40.000 bezoekers trok. Ondanks dit succes was de spanning te snijden. Het was bekend dat Deutz in Rotterdam veel aanhangers had.
Nog tijdens de tentoonstelling barstte de bom. Samen met enkele getrouwen van vroeger richtte Deutz de UvA op: Unie van Aquariumverenigingen. Drie van de Rotterdamse verenigingen alsmede enkele verenigingen in andere delen van het land schaarden zich achter Deutz en sloten zich aan bij de UvA. Alsof er niets was gebeurd in 4 jaar, verscheen januari 1951 het eerste nummer van de 11de jaargang van Aqua-Terra. De NBAT reageerde vrijwel onmiddellijk. Bij de fusie in 1946 had Deutz afstand gedaan van alle rechten op de naam. In een kort geding, dat de bond tegen Deutz aanspande, werd dan ook geeist dat hem het gebruik van de naam Aqua-Terra zou worden verboden. De NBAT won het geding en Deutz zag zich genoodzaakt de naam van zijn tijdschrift te wijzigen in Waterweelde.
.De jaren vijftig kenmerkten zich door een grote bloei van de aquariumliefhebberij. Het Aquarium profiteerde van de algemene hausse.
Nieuwe medewerkers zorgden door hun vaak uitstekende artikelen of illustraties voor een verhoging van de kwaliteit van het bondsblad. Zonder iemand te kort te doen, zou ik hier de artikelen over aquariumarchitectuur van H.C. Oskam en de serie ‘Van ei tot vis’ door P.J. Merckens en A. Spoelstra willen noemen. In de 24ste jaargang van Het Aquarium verschenen ook de eerste artikelen door A. van den Nieuwenhuizen. Niet alleen opvallend door de gedegen wijze, waarop het onderwerp werd behandeld, maar tevens en vooral door het fraaie illustratiemateriaal.
Door de enorme toeneming van het aantal leden was de bond inmiddels uit zijn jasje gegroeid. Een wijziging van statuten en huishoudelijk reglement was noodzakelijk geworden. Op de ledenraadvergadering van 1952 werd een commissie benoemd die tot taak kreeg: de herziening resp. het ontwerpen van nieuwe statuten. Toen na lang wachten eindelijk het eerste ontwerp door de commissie werd gepresenteerd, bleek dat het ministerie van Justitie hieraan niet zijn goedkeuring zou hechten. Dit wekte nogal wat irritatie bij het hoofdbestuur. In 1954 stelde dr J.M. Lodewijks, het gezeur meer dan beu, na een bestuursperiode van 11 jaar zijn functie ter beschikking. Voor het vele verrichte werk werd hij tot erevoorzitter benoemd. Ook penningmeester J.A. de Rot, die de NBAT 13 jaar had gediend en door de moeilijke periode had geleid, trad af. Opvolger van Lodewijks werd P.C. Tolk. Door bij debatten over de statuten de spreektijd te verkorten en door een goed gebruik van de voorzittershamer wist Tolk in de daaropvolgende jaren het hete hangijzer zonder al te veel problemen door de ledenraadvergadering te loodsen.
In het jaar 1955 bestond de NBAT 25 jaar. Reden feest te vieren. Er werd door de bond, in samenwerking met de Combinatie Groot Den Haag, een tweedaags congres georganiseerd. Tegelijkertijd vond in één van de zalen van het Binnenhof de aquariumtentoonstelling Aqua Hof plaats, georganiseerd door de gezamenlijke Haagse aquariumverenigingen. De 26ste jaargang van Het Aquarium (1955/56) bracht een nieuwe rubriek te weten ‘Voor u geknipt’. Na 40 jaar worden de daarin opgenomen stukjes uit verenigingsbladen nog steeds goed gelezen. De eenheid keuren kwam tot stand in 1956 met de invoering van het nieuwe bondskeuringsreglement, aangepast aan de moderne opvattingen. De NBAT kende op dat moment 12 gediplomeerde bondskeurmeesters.