Op een zaterdag, ergens begin mei, werd ik gebeld door een van de leden van onze aquariumvereniging met een noodkreet. Het lid, Erik, meldde ‘rupsen in het aquarium te hebben en die Vallisneria gigantea helemaal opvreten’. Rupsen in de bak? Nog nooit van gehoord. Enfin, er werden er mij vier gebracht en het leken inderdaad rupsen. Borstelwormen zou ook nog kunnen, maar die komen toch alleen in zeewater voor?
Wat was er gebeurd? Erik was begonnen zijn aquarium opnieuw in te richten en plaatste als eerste enkele Echinodorussen. Die hadden tijdelijk in een andere bak gestaan. Ongeveer een week later kwam er een bos Vallisneria gigantea bij. Niet veel later zat er opeens een raar beestje op het glas. Het onbekende diertje werd verwijderd, maar twee dagen later werd er weer één gevonden. En na goed zoeken vond Erik er nog vier. Die zaten goed gecamoufleerd in stukjes blad aan de Vallisneria, waardoor ze niet opgevallen waren. Alleen het kopje kwam af en toe tevoorschijn om heerlijk aan de bladeren te knabbelen. In de bak waar de Echinodorussen vandaan kwamen, konden de vreemde beestjes niet ontdekt worden. Het was dus bijna zeker, dat de dieren met Vallisneria meegekomen waren. Erik stond voor een raadsel. Vol vragen over de aard van de diertjes en hun schadelijkheid voor andere planten en zelfs vis bracht hij enkele ‘rupsen’ bij mij. Besloten werd voorlopig geen andere planten in het her in te richten aquarium te plaatsen, totdat er meer bekend zou zijn.
Na bij diverse mensen geïnformeerd te hebben, kwam ik via Henk van der Bijl uiteindelijk terecht bij Eugène Bruins. Henk bracht de vier diertjes naar Eugène, die ze bestudeerde en fotografeerde. Aan de hand van de zes aanwezige pootjes concludeerde hij snel, dat het om een insect ging. En afbeeldingen in zijn literatuur bevestigden het vermoeden, dat het hier om kokerjuffers ging, larven van schietmotten dus. Opvallend aan de diertjes waren verder de borsteltjes aan weerszijden van het lichaam. Dat zijn uitwendige tracheeënkieuwen, waarmee de diertjes zuurstof uit het water halen. De diertjes zijn niet tot op familie of soortniveau gedetermineerd, vooral omdat daar volwassen exemplaren voor nodig zijn.
De orde van de kokerjuffers
De orde van de kokerjuffers (Trichoptera) omvat bijna 6.000 soorten, voornamelijk voorkomend op het noordelijk halfrond. In Europa zijn alle families uit de orde te vinden, zij het met ‘slechts’ 400 soorten, in Nederland zijn 177 soorten bekend. Typerend voor kokerjuffers zijn de zeer kunstige verplaatsbare kokertjes, die de larven van de meeste soorten bouwen om hun achterlijf te beschermen. En met de als slakkenhuis meegedragen kokers gaan de larven fantastisch gecamoufleerd door het leven. De hele orde dankt daaraan de naam kokerjuffers.
De kokertjes worden, afhankelijk van de soort, van allerlei materialen gebouwd, zoals zand, klei, kleine steentjes, dode en levende slakjes, takjes of andere plantendelen. De onderdelen worden bijeengehouden met zijdedraadjes. De zijden binnenzijde voorkomt tevens, dat het tere achterlijf zich beschadigt door het bouwmateriaal.
Wie langs de waterkant de tijd neemt, kan met enig geluk de kleine kokertjes zien bewegen. Eugène tipt vooral eens een klein bakje mee te nemen naar de oever en een net door waterplanten in helder water te halen. Deponeer de vangst in het bakje met water en wacht geduldig af. Indien er kokerwormen aanwezig zijn, zullen ook de kop en pootjes aan de voorzijde van ieder bewegend kokertje zichtbaar zijn.
De larven van de meeste soorten bouwen dus vrije kokertjes, zodat de larve ermee kan rondlopen. Enkele andere kokerbouwers maken vast kokers tussen planten, zoals onze Vallisneriabewoner. AI deze soorten zijn hoofdzakelijk herbivoor. Maar larven van andere soorten verschuilen zich in tussen waterplanten gesponnen, zijden vangnetjes. Met de netjes kunnen allerlei kleine waterdiertjes, prooien worden gevangen.
Verpopping
Soorten zonder verplaatsbaar kokertje, zoals de soort in onze Vallisneria, maken simpele verpoppingscellen van zijde (en zand). Ook de larfjes, die Eugène thuis hield, sponnen net boven het wateropervlak een coconnetje tegen een lavasteen. Helaas werd het volwassen schietmotje nooit waargenomen.
Aan het eind van de verpopping drijft bij een aantal soorten de pop naar de kant, waar het omhulsel open scheurt en het nog zachte diertje langzaam tevoorschijn komt. Bij andere soorten drijft de pop alleen maar naar het wateroppervlak. Het in de lucht stekende ruggedeelte scheurt open, waarna het volwassen diertje op het wateroppervlak springt om vervolgens weg te lopen of vliegen.
Het imago
Volwassen kokerjuffers, schietmotten dus, zijn meestal effen bruin of grijs gekleurde insecten, die op motjes lijken. De grootste soorten hebben vleu- gelbreedtes tot 60 millimeter. De meestal nachtactieve diertjes hebben een matig vliegvermogen. Ze vliegen in grote aantallen op lichtbronnen af. In rust worden de harige vleugels over het achterlijf gevouwen. De antennes staan dan rechts naar voren gericht. Aan de fijnbehaarde vleugel dankt de orde (Trichoptera) zijn wetenschappelijke naam: trichos = haar en pteron = vleugel.
Schietmotten kunnen nog vele weken leven en zuigen sappen of nectar uit moerasplanten, zij het niet vaak. Na de paring zoeken de vrouwtjes het water op om eieren te leggen. Dan is het handig, dat deze insecten stukjes op het wateroppervlak kunnen lopen. Soms duiken/zwemmen ze met hun tot zwempoten verdikte middelste pootpaar zelfs een stukje omlaag om eieren te leggen. De eitjes worden onder water aan allerhande materiaal vastgeplakt of afgezet in geleipakketjes, vergelijkbaar met kikkerdril. Spoedig komen de larfjes uit en begint de cyclus weer opnieuw.
Erik zocht verder in zijn aquarium. Tot eind juni vond hij nog vier kokerwormen, wat het totaal op tien bracht. Daarna vond hij meer dan veertien dagen niets meer. De cyclus leek gestopt. Mogelijk zijn de kokerwormen verpopt en de imago’s weggevlogen. Hoe nu de dieren in het aquarium terecht zijn gekomen, is nog altijd onduidelijk. Mogelijk heeft een inlandse soort eieren gelegd in het aquarium, maar het is ook mogelijk, dat de dieren met nieuw verkregen Vallis- neria’s zijn meegekomen. Het aquarium is verder ingericht en draait tot volle tevredenheid. Zonder rare beestjes.
Met dank aan Eugène Bruins en Henk van der Bijl.