Reisverslag Colombia (1/2)

Als je een keer met de Amazoneziekte besmet bent, is er geen weg meer terug. Deze ziekte heb ik opgelopen door de eerste reis, die we in 1999 gemaakt hebben en die mij zeer goed was bevallen. Dus er moest een tweede reis gemaakt worden en wel in oktober 2001. Deze tijd is namelijk zeer gunstig vanwege de droogte, waardoor er dus een lage waterstand in de rivieren is. We vertrokken van Schiphol op weg naar Frankfurt om daar samen met onze Duitse vriend Thomas Lauer onze reis voort te zetten naar Bogota. Op beide vliegvelden werden we zeer streng gecontroleerd. Dit naar aanleiding van de aanslag op de Twin Towers in Amerika. Na een vlucht van twaalf uur stonden we op het vliegveld van Bogota. Ook hier weer een zeer scherpe controle, alles moest de koffer en tassen uit, maar we hadden niets te verbergen en konden snel naar de uitgang. We werden afgehaald door Bruno Keller (een Zwitser), die eigenaar is van een visexportbedrijf aldaar. Bij dit exportbedrijf is ook een gastenverblijf, van waaruit we onze vistochten maakten.

Overzicht watergebied Rio Cauce

Als je in Colombia wilt reizen, is het raadzaam om je te verzekeren van goede gidsen en een chauffeur. Het is helaas onmogelijk dit alleen te doen. Er zijn te veel delen in dit land, die voor ‘blanke’ mensen te gevaarlijk zijn. Denk maar eens aan gijzelingen enz. Ondanks dat blijft er nog genoeg over om te bezoeken. Onze gids van twee jaar geleden was ook in Bogota en zou de komende weken met ons meegaan. Hij bracht ons toen naar schitterende plaatsen, waar we konden vissen. Na aankomst op de finca waar we eerst hebben genoten van een heerlijk koel glas bier, hebben we de avond doorgebracht op de veranda met in het achterhoofd de belevenissen van de eerste reis.

De eerste dag zijn we naar Bogota geweest om een visexportbedrijf te bezichtigen. Dit viel ons zwaar tegen. Als dit de vissen waren die in Europa in de aquaria moesten gaan zwem- men, was het droevig gesteld. Veel zieke en dode vissen in veel te kleine bakken. Bruno vertelde ons dat dit nog een van de beste bedrijven was, die zich met de export bezighielden. ‘s Avonds hebben we besloten om ons verblijf hier in drie gedeeltes op te splitsen.
a) Villavicencio – (stroomgebied van de Rio Meta)
b) Palmira – (stroomgebied van de Rio Cauca)
c) Honda – (stroomgebied van de Rio Magdalene)
We zijn onze reis begonnen, waar we de vorige reis (1999) waren geëindigd. Na een autorit van vier uur stonden we boven aan de rand van het gebergte en keken neer op de plaats Villavicencio met de Rio Meta. De rivier stond voor driekwart droog. Dit was goed te zien aan de rotsblokken. Er was al vier maanden geen regen meer gevallen. Omdat we niet in de stad wilden blijven, zijn we doorgereden richting Puerto Lopez. Hier vonden we een prachtig gelegen lodge (= gastenverblijf) met zwembad en alle comfort. Vlak hierachter liep een klein riviertje, waar we onze gevangen vissen in konden plaatsen. Kijkend in het water zagen we onze Corydoras meta in kleine groepjes zwemmen. Ook verschillende zalm- en Aequidens-soorten maakten hun opwachting. Het gebied waar we nu verbleven, heeft de mooie naam LLanos.

Dit is een vlak gebied, dat doorloopt richting Venezuela. Vanaf de bergen lopen tientallen kleine en grotere beekjes. Hier gaan we de komende week eens kijken. Onze eerste nacht hebben we geen oog dicht gedaan vanwege zware onweersbuien (hoezo, geen regen?). We waren dan ook vroeg op (zes uur) en zijn meteen naar de beek gegaan om te kijken wat er te vangen viel. Het is een prachtig snelstromend water met een diepte van 30 cm, de bodem bestond uit rolstenen en kiezelstenen. Vele soorten vissen zagen we zwemmen, o.a. Corydoras meta, Loricaria’s, Ancistrus, spatzalmen en ruitvlekzalmen. Na een uurtje gekeken te hebben stond het ontbijt op tafel. Na het ontbijt zijn we toen op weg gegaan naar de eerste vangplaatsen.Dit is een vlak gebied, dat doorloopt richting Venezuela. Vanaf de bergen lopen tientallen kleine en grotere beekjes. Hier gaan we de komende week eens kijken. Onze eerste nacht hebben we geen oog dicht gedaan vanwege zware onweersbuien (hoezo, geen regen?).

Finca’ te Bogata van Bruno Keller.

We waren dan ook vroeg op (zes uur) en zijn meteen naar de beek gegaan om te kijken wat er te vangen viel. Het is een prachtig snelstromend water met een diepte van 30 cm, de bodem bestond uit rolstenen en kiezelstenen. Vele soorten vissen zagen we zwemmen, o.a. Corydoras meta, Loricaria’s, Ancistrus, spatzalmen en ruitvlekzalmen. Na een uurtje gekeken te hebben stond het ontbijt op tafel. Na het ontbijt zijn we toen op weg gegaan naar de eerste vangplaatsen. Op het programma stond de weg naar Puerto Lopez, want hier moesten vele kleine beekjes onder de weg door- stromen. We vonden wel de bruggen maar… geen water! Na veel zoeken zagen we een prachtige beek met water, maar helaas was deze beek zeer troebel. We zijn toch even met de snorkel op onder water gaan kijken. Zeer veel vissen te zien, vooral zalmsoorten en wat cichliden. Maar dit was niet wat we zochten. Na nog wat te hebben rondgekeken zijn we naar de volgende rivier gegaan.

Die zag er vanaf de brug een stuk beter uit. Slingerend door het land- schap was een rijke begroeiing van bomen en struiken aanwezig. In het water lagen boomstronken en takken, een ideale plaats voor kleine cichliden zoals Apistogramma, Aequidens en harnasmeervallen. In de snelstromende gedeelten was helaas weinig te vangen, maar in de dode stukken vingen we onze eerste Apistogramma macmasteri. Prachtige vissen met felrode staarten en vinnen, de buik was geelachtig en het lichaam was blauw. Ook hier weer Corydoras meta en enkele jonge Aequidens meta. Nadat alles was verpakt, zijn we op weg gegaan naar de volgende Rio. Dit was een klein beekje van ca twee meter breed. Prachtig helder water en een bodem van stenen. Die waren totaal bealgd en stoffig. Er zat verschrikkelijk veel vis en was het eerste watertje, dat we zijn tegengekomen met planten. Er stonden lotussen, de Amazonezwaardplant en veel mossoorten op de stenen onder en boven water. Vissen, vooral veel zalmen, mesvissen, spatzalmen, Hemigrammus caudovittatus, garnalen (blanke), Corydoras meta, Corydoras melanotaenia, Ancistrus spec., Farlowella gracilis en Loricaria spec.

Wat er zoal nodig is om  alles goed te doen               tijdens de reis.

Om plaatsen te vinden waar veel aquariumvissen zijn, moesten we een plaatselijke visser vragen of hij ons naar die plekken wilde brengen. Van de vorige reis wisten wij, dat er in deze omgeving zeer mooie riviertjes waren met weelderige plantengroei en speciale vissen. Dus wij de volgende dag met onze gids op zoek. Onze eerste rivier was eigenlijk een grote plas, waar een rivier door stroomde. Langs de oever stonden velden vol in bloei zijnde Ludwigia’s met prachtige, kleine, gele bloempjes.Het eerste gedeelte van de plas was erg ondiep (ca vijf cm). Hierin zagen we tientallen jonge vissen zoals Aequidens en Apistogramma’s op zoek naar voedsel. Maar het mooiste waren de ‘kleine lampjes’, die in het water zwommen. Vissen met een lichtje in hun staart. Het leek ons een Hemigrammus-soort.

Maar onder water was het nog veel mooier. Lang hebben we er helaas niet van genoten, want we kwamen een koraalslang tegen, dus maakten we dat we weg kwamen. Onze volgende rivier liep langs een moerasgedeelte: schoon en helder water met een bodem van zandkiezels en kleine rolstenen. De diepte was ca vijftien cm. De waterwaarden waren: temperatuur 25 °C, microSiemens 10 en de pH 6,4. Een vangnet met drijvers werd hier uitgegooid en binnen de kortste keren hadden we een aantal Corydoras meta gevangen. Dit net lag met lood op de bodem en de drijvers zorgden voor een soort brede fuik. Met een lange stok werden de Corydoras tussen de stenen opgejaagd het net in, wat niet altijd lukte. Het is een handige manier om grote aantallen te vangen. Ook boven water was er veel te zien: Midden op de weg troffen we een hagedis aan van 40 cm groot en ‘s avonds zagen we op het gras bij de lodge twee enorme kikkers lopen, wat wel even schrikken was.

Vlak bij ons verblijf lag een grote kazerne, waarachter een weg de bossen in liep, waar we een beekje tegenkwamen, dat net leek op een aquarium. Het water was snelstromend en helder. Boven water zagen we vele bloeiwijzen van talrijke aquariumplanten. De planten die aan de oppervlakte stonden waren bealgd. Onder water zagen we planten als: Ludwigia, Eichhornia natans, Cabomba, Bacopa amplexcicalus en Alteranthera-soorten. Alteranthera stond onder water in bloei met kleine paarsachtige bloemetjes. Onder water was het een lust voor het oog – alsof je in een groot aquarium zwom. Overal planten en vissen te zien, waaronder vele ruitvlekzalmen (planteneters?). Hiervoor was groenvoer genoeg aanwezig in de vorm van enorme bossen natans. Tussen de scholen ruitvlekzalmen waren ook wat aparte vissen te zien. We troffen Leporinus aan met drie donkere stippen op het lijf. Maar ook Crenicichla spec. aff. sedentaria. Deze torpedoachtige vissen lieten zich prachtig op video zetten. De bodem bestond uit zand met veel rolstenen. Bodemvissen hebben we niet gezien, maar die zullen er ongetwijfeld geweest zijn. Tussen de enorme plantengroepen waren kleine open stukken met grote scholen vissen. Bij gevaar zochten ze snel beschutting tussen de planten.

Maar onder water was het nog veel mooier. Lang hebben we er helaas niet van genoten, want we kwamen een koraalslang tegen, dus maakten we dat we weg kwamen. Onze volgende rivier liep langs een moerasgedeelte: schoon en helder water met een bodem van zandkiezels en kleine rolstenen. De diepte was ca vijftien cm. De waterwaarden waren: temperatuur 25 °C, microSiemens 10 en de pH 6,4. Een vangnet met drijvers werd hier uitgegooid en binnen de kortste keren hadden we een aantal Corydoras meta gevangen. Dit net lag met lood op de bodem en de drijvers zorgden voor een soort brede fuik. Met een lange stok werden de Corydoras tussen de stenen opgejaagd het net in, wat niet altijd lukte. Het is een handige manier om grote aantallen te vangen. Ook boven water was er veel te zien: Midden op de weg troffen we een hagedis aan van 40 cm groot en ‘s avonds zagen we op het gras bij de lodge twee enorme kikkers lopen, wat wel even schrikken was.

Ernst van Genne in Rio Leone

Vlak bij ons verblijf lag een grote kazerne, waarachter een weg de bossen in liep, waar we een beekje tegenkwamen, dat net leek op een aquarium. Het water was snelstromend en helder. Boven water zagen we vele bloeiwijzen van talrijke aquariumplanten. De planten die aan de oppervlakte stonden waren bealgd. Onder water zagen we planten als: Ludwigia, Eichhornia natans, Cabomba, Bacopa amplexcicalus en Alteranthera-soorten. Alteranthera stond onder water in bloei met kleine paarsachtige bloemetjes. Onder water was het een lust voor het oog – alsof je in een groot aquarium zwom. Overal planten en vissen te zien, waaronder vele ruitvlekzalmen (planteneters?). Hiervoor was groenvoer genoeg aanwezig in de vorm van enorme bossen natans. Tussen de scholen ruitvlekzalmen waren ook wat aparte vissen te zien. We troffen Leporinus aan met drie donkere stippen op het lijf. Maar ook Crenicichla spec. aff. sedentaria. Deze torpedoachtige vissen lieten zich prachtig op video zetten. De bodem bestond uit zand met veel rolstenen. Bodemvissen hebben we niet gezien, maar die zullen er ongetwijfeld geweest zijn. Tussen de enorme plantengroepen waren kleine open stukken met grote scholen vissen. Bij gevaar zochten ze snel beschutting tussen de planten. Nadat we hier een paar uur hadden rondgekeken – zowel onder als boven water – werd het tijd voor de volgende vangplaats. Onderweg nog even gestopt bij een grote plas. Hier troffen we tot onze grote verbazing Hemigrammus rodwayi (messingtetra’s) aan. Er zwommen grote scholen van deze vissen, maar een klein gedeelte hiervan had slechts de aparte kleur van messing. Men vertelde ons, dat dit door de natuur werd geregeld. Het schijnt een bacterie te zijn, die deze aparte kleur tot gevolg heeft. Vandaar dat ze niet kunnen worden nagekweekt. Onze tocht ging verder en plotseling stonden we voor een grote plas water, die de doorgang onmogelijk maakte. Te diep om met de auto verder te gaan. Maar lopend over de weg met een halve meter water zagen we prachtige vissen zwemmen. Het water was lichtbruin en kwam uit de bossen aan de rand van de weg. Hierachter lag een moerasgebied. Opvallend was dat er rijkelijk veel planten stonden, die volgens mij tot de Echinodorus- en Eichhorniasoorten behoorde. Bijna allemaal met de voeten in het water en prachtige bladeren in bovenwatervorm. Hierdoor was het moeilijk om de juiste soort te herkennen. We zijn toch maar even onder water gaan kijken. Het zat vol met vissen, waaronder zeer grote Crenici- chla’s. Ook deze vissen lieten zich prachtig op video zetten. Hierna bezochten we nog een aantal kleine beekjes; verrassingen waren er niet meer. Na een aantal dagen kwam er een einde aan het Rio Meta-avontuur. Alles wat we hadden gevangen en onze interesse had, werd ingepakt voor een verantwoord vervoer naar Bogota. Met zeker twintig zakken vol vissen gingen we huiswaarts. Aangekomen op de finka werd alles uitgepakt en in de bakken gedaan, die Bruno voor ons had klaargezet. Nadat we een dag rust hadden genomen, zijn we weer op pad gegaan, nu naar Palmira (stroomgebied Rio Cauca).

Weelde aan planten zowel onder als                boven water, stroomgebied Rio Meta.

Uit deze omgeving waren de laatste tien jaar geen vissen meer vandaan gekomen. Dit was een onveilig gebied, maar nu konden we het wel bezoeken. Onze verwachtingen waren hooggespannen. Maar eerst moesten we een autorit van twaalf uur (500 km) ondergaan, dwars door het Andesgebergte. Dat betekende 3500 m omhoog, dan weer naar beneden en dan weer 3500 meter omhoog; Zo zat je te bakken in de auto (ca 40 °C.), het andere moment kon je een jas aantrekken (ca 15 °C.) Het autorijden op zich is ook al een belevenis.Verkeersborden en strepen op de weg? Ach, ze werden gepasseerd alsof er geen borden en strepen stonden. In dit gebied moet alles over de weg. Het was een colonne van vrachtwagens, die tegen de bergen opklom.

En alles wat sneller kon, moest maar zien hoe langs de vrachtauto’s te komen. Dit ging met allerlei capriolen, waardoor men soms doodsangsten uitstond of het wel goed zou gaan. Een spoorwegennet of een rivier is voor dit vervoer niet aanwezig. In Praeira hadden we voor de komende dagen een com- pleet huis gehuurd. De inwendige verzorging deden we twee huizen verderop in de straat. Als je daar binnenkwam, dacht je dat hier een souvenirwinkel uit Holland was gevestigd. Het was een ware uitstalling van namaak Delftsblauw. We waren met stomheid geslagen. Wat bleek: de dochter des huizes had een aantal jaren in ons land gewoond en had koffers vol spullen meegenomen.

Ook hier werd ons bezoek gestart met het zoeken van een plaatselijke visser. Dat was niet moeilijk, hier was maar één visser. De man had alleen verstand van consumptievissen, dus grote vis. Nadat we hadden uitgelegd, wat de bedoeling was (helder water en veel kleine vissen), gingen we op weg. Onze eerste rivier was de Rio Lobo, maar wat een teleurstelling! We troffen een rivier aan die voor driekwart zonder water stond en erg smerig was met veel afval in de vorm van autobanden en vuilnis. Wel waren er veel vissen te zien in het water. De verontreiniging was duidelijk te zien aan de metingen die we deden: pH van 8,2, microSiemens van 310 en een temperatuur van 24 graden Celsius.

Apistogramma   macmasteri uit het stroomgebied van de Rio Meta.

Rondkijkend zagen we veel suikerriet staan, dat werd besproeid met water uit de rivier. Kunstmest zal ook hier worden gebruikt met alle gevolgen voor de rivier. Maar toch hebben we de netten uit de auto gehaald. In de gedeeltes die stilstaand water bevatten, zagen we veel dikkopjes zwemmen met hiertussen zeer snel zwemmende vissen. We hebben het werpnet eroverheen gegooid om te kijken welke vissen het waren. Tot onze verbazing waren het allemaal levendbarenden, zoals guppen, zwaarddragers en Poecilia’s, maar ook Tilapia’s

Aequidens metae uit het          stroom gebied van de Rio       Meta.

Deze horen zeker niet in deze omgeving thuis. Afrika is het leefgebied van Tilapia’s. Dit was duidelijk een staaltje van faunavervalsing. Later kwamen we erachter, dat vlak bij deze rivier een visvijver lag met Tilapia’s. Hier ging de plaatselijke bevolking vissen om een maaltje vis te vangen voor consumptie. Andere inlandse soorten waren Aequidens sapayensis, Geophagus steindachneri, Chaetostoma thomasi, Chaetostoma punctatus, Sturisoma leightoni en diverse zalmsoorten, die ons niet bekend waren. De zwaarddragers waren Xiphophorus helleri. De mannelijke exemplaren hadden drie verschillende kleuren zwaarden, namelijk rood, groen, en blauw.De Poecilia’s, die we vingen, konden we niet thuisbrengen. In de boeken leken ze het meest op Poecilia sphenops. De staart heeft aan het uiteinde een prachtige, oranje band.

Na een dag vissen, fotograferen en video-opnamen gemaakt te hebben moesten we ook hier weer onze vissen onderbrengen. We vonden een snelstromend beekje, waar we onze gevangen vissen konden plaatsen. In de tropen valt de avond snel in (om 18.00 uur was het al donker). In de straat waar we verbleven was het dan uitgestorven. Maar na etenstijd (18.00 – 19.00 uur) leek het wel of de tijd had stilgestaan. (1960). De hele straat was vol met kinderen, die allerlei spelletjes speelden. Maar het leukste was wel om naar de gringo’s (blanke mensen) te kijken. We hadden elke avond dan zo’n dertig kinderen voor ons huis staan. ‘Nu weet ik ook wat de apen in Artis zien als wij voor de kooien staan’. De volgen- de dag stonden er een aantal Rio’s op het programma, dus moesten we vroeg opstaan.

De Rio Leone is niet meer dan een beekje. De oevers bestonden uit rood zand, de rivier had zich uitgesleten tot een rode canyon in het klein. De diepte was aan het einde maar een paar cm. De bodem bestond geheel uit zand en kiezelstenen. De waterwaardes waren pH 7,8, microSiemens 450 en de temperatuur was 25 °C. Ook hier weer zeer veel levendbarenden. Toch was deze Rio voor ons ideaal. Het water was helder en niet te diep. Doordat de zon er vol op scheen, konden we met de foto- en videocamera onder water. Het was een genot om hier te vertoeven. We hebben prachtige opnames gemaakt. Langs de oevers in het donkere gedeelte waren nog wat kleine Sturisoma’s te zien. Maar de grote scholen Roeboides meeki maakten de meeste indruk op ons.

Kienhout uit de Rio  Meta.

Als voedsel moesten de vissen het hebben van de snelgroeiende algen op de stenen. Dit was ook duidelijk aan hun gedrag te zien. Alsmaar poetsen op de stenen. Tussen alle vissen, die we hier vingen, troffen we voor het eerst Poecilia caucana aan. Een klein, levendbarend visje, egaal van kleur (roze), maar met een prachtige rugvin, die de kleuren geel en zwart had. De ogen waren zwart met een goudachtige ring. Prachtige dieren om te zien. Na de middagpauze zijn we naar de Rio Satsipuadas gegaan. Die lag vlak bij een woonwijk (krottenwijk) en dat was te merken. Eerst hebben we maar even gemeten: pH 8,2, de microSiemens 780 en de temperatuur 25 °C. Ook hier werden weer veel vissen aangetroffen, die we al eerder hadden gezien. Maar vanwege de vervuiling zijn we hier maar niet het water ingegaan.

Categorieën:
Diversen

Tags:
Reisverslag Colombia

Auteurs:
Hans Osendarp

Fotografie:
Hans Osendarp

Gerelateerde artikelen

NBAT Sponsoren

0
    0
    Winkelwagen
    Winkelwagen is leegTerug naar webshop