Verzorging en kweek van de Koningspython

Sinds enkele jaren verzorg en kweek ik balpythons of koningspythons, Python regius. Deze uit West-Afrika afkomstige slang is samen met de Angolapython en de rotspython één van de drie Afrikaanse soorten pythons. Het is een korte, gedrongen slang, die zelden langer wordt dan 150 cm. De kleur is goudbruin met een zwarte onregelmatige tekening over de rug. Om deze tekening heen zit vaak een lichter randje. Als deze soort ernstig wordt lastiggevallen, heeft ze de neiging zich tot een bal op te rollen, waarbij de kop in het midden van de kronkels wordt gehouden. Vandaar de naam balpython

Het warmtezintuig in de bovenlip. (foto E. Bruins)

Mijn koningspythons zijn allebei uit het wild afkomstig. Dit is bij deze soort niet zo moeilijk te zien, aangezien wildvangexemplaren vaak wat donkerder van kleur zijn dan nakweekdieren. Als deze dieren worden ingevoerd, hebben ze vaak last van stress. Dit heeft tot gevolg dat de slangen geen weerstandsvermogen hebben.

Hierdoor zijn de dieren gevoeliger voor ziektes en (vaak in de natuur al aanwezige) parasieten. Inwendige parasieten zijn bv. wormen.
Bloedluis, mijten en teken vallen onder de uitwendige parasieten. Bij de aanschaf van een wildvangdier moet hier dan ook goed op gecontroleerd worden. Een bezoekje aan de dierenarts is misschien wel duur, maar zal zeker de moeite waard zijn. Gebeurt dit niet en wordt het dier ook nog eens verkeerd verzorgd, dan zal dit bijna zeker tot de dood van de slang leiden. En dat terwijl het eigenlijk geheel onnodig is. Desondanks is de koningspython zeer populair. En aangezien er met deze soort nog steeds niet veel wordt gekweekt, worden er jaarlijks nog duizenden exemplaren uit het wild gehaald.

Mijn dieren

In 1993 kocht ik mijn eerste dier van een kennis, bij wie ik altijd mijn muizen en krekels haalde. Hij had in één van zijn terraria een groep van acht wildvangkoningspythons. Een gedeelte hiervan zag er erg slecht uit en had grote brandwonden op het lichaam. Dit was veroorzaakt door de verwarmingsbuizen, waarmee de vorige eigenaar zijn bak verwarmde. Deze werden natuurlijk veel te heet, waardoor de slangen zich hebben verbrand.
Er lag er echter één bij die helemaal vrij was van brandwonden. Dit diertje was echter wel een stuk kleiner en magerder dan de rest. Maar omdat ik dit dier voor een habbekrats kon meenemen, heb ik het toch gekocht. Ik heb het toen in een bak van 80 x 40 x 40 cm (l x b x h) gehuisvest. Vervolgens kreeg deze slang een behandeling tegen flagellaten met flagyl. Dit werd één keer per dag oraal toegediend, net zolang tot het voorgeschreven flesje leeg was.

Mijn kweekkoppel koningspythons in het terrarium (links, het vrouwtje rechts).

Toen de python na drie weken nog niet wilde eten, heb ik aan een goede kennis gevraagd of hij misschien een oplossing wist. Die zei dat het misschien baat had een ander soort voedsel te proberen, zoals hamsters, gerbils, muizen en jonge ratten. Maar hier moest de slang al helemaal niets van hebben.
Toen heb ik een omgekeerde bloempot met een gat in de zijkant in het terrarium gezet. Dit had succes, de slang maakte meteen gebruik van deze schuilplaats. Na enkele dagen was er al verschil te zien. De slang toonde veel meer interesse in een muis, maar pakte die nog steeds niet. Gelukkig begon hij na enige tijd toch te eten en sterkte zo in korte tijd aan.

Geslachtsonderscheid

Na de slang middels sonderen onderzocht te hebben, bleek het om een mannetje te gaan. Bij het sonderen wordt met een stompe sondeernaald gevoeld hoe diep de cloaca van een slang is. De naald wordt van tevoren ontsmet en in glijmiddel gedoopt. Sonderen is zeer risicovol. Wie door de vliezen prikt op een plek waar ook de uitwerpselen het lichaam verlaten, heeft een groot probleem (infecties). Sonderen dient men van een ervaren persoon te leren en vervolgens zeer voorzichtig uit te voeren.
Bij een man kan men de naald in één van beide penissen (slangenpenissen zijn ‘zakjes’) schuiven en komt men diep in de cloaca, bij een koningspython plm. 10 schubben. Bij een vrouw ontbreken natuurlijk de penissen en komt men bij een koningspython hooguit 5 schubben ver. De overige gebruikelijke geslachtskenmerken (een verdikte staartwortel of grotere pootresten naast de cloaca bij de man) zijn bij koningspythons moeilijk te zien. Vandaar dat men bij deze soort vaak moet sonderen.

Het sonderen van een koningspython

Omdat ik wilde proberen met deze soort te kweken, ben ik op zoek gegaan naar een vrouwtje. Ik wist dat een vriend van mij nog een vrouwtje had zitten. Hij wilde wel ruilen voor twee terraria, die hij graag wilde hebben. Dit vrouwtje at vanaf het begin al goed en verkeerde in een uitstekende conditie.

Het terrarium

Mijn dieren zitten tegenwoordig samen in een terrarium van 120 x 60 x 60 cm (l x b x h). De bak is gebouwd van geplastificeerd spaanplaat. Ik heb hiervoor gekozen, omdat het betrekkelijk sterk is, er mooi uitziet en behoorlijk lang meegaat. Men moet echter niet vergeten om de randen aan de binnenkant goed af te kitten. Als dit niet gebeurt, bestaat de kans dat er water in het hout trekt. Hierdoor gaat het hout uitzetten en zal de bak op den duur kapot gaan.
Het terrarium wordt verwarmd door een 60 watt spotje met hieraan een lichtdimmer, zodat de temperatuur eventueel aangepast kan worden. Verder wordt het verblijf ook nog een beetje verwarmd door de bak die onder het terrarium staat. In deze bak zitten mijn boa’s Boa constrictor constrictor. Door de lamp in het boa verblijf wordt ook de linker bodem van het pythonterrarium verwarmd. Dit alles bij elkaar zorgt ervoor dat de temperatuur aan de warmste kant overdag oploopt tot zo’n 32° C en aan de koude kant tot zo’n 25° C. ‘s Nachts schommelt de temperatuur rond de 21° C en in de winter rond de 18° C. Verder is een goede schuilplaats erg belangrijk. Deze kan bestaan uit een omgekeerde doos, bloempot of een emmer met aan de zijkant een gat erin. Zorg wel dat er geen scherpe randen aan het gat zitten, zodat de slang zich niet kan openhalen. Een grote drinkbak is niet echt nodig, omdat deze slangen zelden een bad nemen.

De lunch: een volwassen rat. De slang is net met de kop begonnen
nu komt het moeilijkste gedeelte: de heupen
De prooi is binnen. Met peristaltische bewegingen wordt de maaltijd naar de maag gebracht, deze zit vlak voor de helft van de slang.

Ik geef mijn dieren ongeveer eens in de week een jonge rat. Ik heb vroeger ook wel eens geprobeerd grotere, volwassen ratten te geven, maar hierop reageerden ze meestal vrij onzeker. Als diezelfde rat dan ook nog eens keer aan ze ging ruiken, moesten ze er al helemaal niets meer van weten. Jonge ratten worden echter altijd zonder problemen geaccepteerd. Verder worden muizen, hamsters en gerbils allemaal probleemloos gegeten. Het is ook altijd interessant om te zien hoe de slangen als ze in de bloempot zitten en te eten krijgen eerst nieuwsgierig met hun kop naar buiten komen. Zo kunnen ze dan enige tijd geïnteresseerd kijken tot de muis uiteindelijk dicht in de buurt komt en wordt gepakt.

Kweek

In 1995 probeerde ik voor het eerst met mijn dieren te kweken. Vanaf mei tot ongeveer half juli heb ik de dagtemperatuur met 5° C verhoogd. Daarna heb ik de temperatuur weer laten zakken. In deze periode ben ik ook meer gaan sproeien. Hier ben ik mee door gegaan tot begin augustus.
Omdat de slangen in een vrij groot terrarium zitten en er vrij veel plaatsen zijn waar ze zich kunnen verstoppen, is het vaak moeilijk de dieren goed te zien. Ik had dus ook alleen maar vermoedens dat ze aan het paren waren, maar ik heb dit helaas nooit kunnen zien. Mijn vermoeden werd bevestigd, toen het vrouwtje meer begon te eten en het gewicht begon toe te nemen.
Ik heb (voor de zekerheid) een plastic bak met hierin een laag gekookt sphagnum (veenmos) in het hok gezet. Het is beter om het veenmos eerst te koken, zodat er geen beestjes of bacteriën meer in zitten. Die zouden de eieren eventueel kwaad kunnen doen. Ik heb de plastic bak ruim voor de eileg in het hok gezet, zodat het vrouwtje alvast aan deze nieuwe schuilplaats kon wennen.
Op 27 juni was het dan eindelijk zover. Het vrouwtje had plaats genomen in de broedbak en tussen de kronkels door waren duidelijk vier glanzende, witte eieren te zien. Om het vrouwtje van de eieren af te halen heb ik een handdoek over haar heen gelegd. Zo kon ik haar in één keer optillen en uit het terrarium halen.

Als een koningspython niet wil eten, probeer dan eens een ander soort prooidier.
Mijn terrariumstelling in 1996/1997. De koningspythons zitten linksonder.

Het was opvallend dat het vrouwtje totaal geen poging deed de eieren te verdedigen. Iets wat je toch eigenlijk wel zou verwachten van een slang met broedzorg. Nadat ik de eieren in de broedstoof had gelegd, zette ik het vrouwtje weer terug in het terrarium. Ze kroop hierna wel weer in de plastic bak, maar na een dag lag ze alweer bij het mannetje in de bloempot.

Incubatie van de eieren

Nadat ik de eieren bij het vrouwtje vandaan had gehaald, werden ze in de broedstoof gelegd bij een temperatuur van 30° C. De luchtvochtigheid lag tussen de 60 en 100%. Deze werd op peil gehouden door een schaaltje water, dat in de broedmachine stond, en door regelmatig te sproeien.
Toen de eieren van kleur gingen veranderen en er kleine deukjes in het ei begonnen te komen, had ik eerst het vermoeden dat er wat mis was gegaan. Gelukkig bleek dit niet het geval te zijn, want na 59 dagen stak het eerste jong zijn kop uit het ei. Ook bij de andere drie eieren waren al scheurtjes te zien, maar er was verder nog geen activiteit waar te nemen. De volgende ochtend waren er twee jongen uit het ei gekropen. De andere twee hadden ondertussen al wel hun kop naar buiten gestoken. Het zou echter nog een dag duren, voordat ook zij uit het ei kwamen.

Opfok

Alle jongen waren in een goede conditie en wogen tussen de 67 en de 79 gram. De jongen werden apart gehuisvest in kleine kweekbakjes.
Hierin lag op de bodem een stukje keukenpapier. Daarop stond een drinkbakje en een kleine bloempot als schuilplaats. Alle vier de kweekbakjes werden in een groter terrarium gezet, zodat ze niet apart verwarmd hoefden te worden. Tien dagen na de geboorte vervelden alle jongen. Ik heb hierna nog een week gewacht, voordat ik voor het eerst begon met voeren. Alle jongen aten bij de eerste poging zelfstandig een jong nestmuisje en bleven hierna regelmatig eten.

Tot slot

Koningspythons staan bekend als moeilijke dieren, die niet geschikt zijn voor beginners. Toch denk ik dat het erg leuke slangen zijn, waar men erg veel plezier aan kan beleven als ze onder de juiste omstandigheden worden gehouden.
Het is echter wel moeilijk om aan de grote vraag naar nakweek dieren te voldoen. Dit omdat er maar weinig kwekers zijn en de slangen kleine legsels produceren. Gelukkig wordt er de laatste tijd wel steeds meer gekweekt. Dit zal waarschijnlijk alleen maar beter worden in de toekomst, zodat het aantal wildvangdieren beperkt kan worden. Ook mijn dieren hebben nu weer voor het eerst in twee jaar gepaard en ik kijk ook vol verwachting uit naar een mogelijk volgend legsel. Ik hoop dat deze informatie over het verzorgen en kweken van de koningspython zowel beginnende als gevorderde slangenhouders heeft geboeid. Bovendien hoop ik dat dit artikel meer mensen aanzet om te proberen met deze slangen te kweken.

Met dank aan Eugène Bruins.

Auteur: 

Ruben Wagenaar

Fotografie: 

Ruben Wagenaar

Literatuur: 

Klein Kiskamp, P.,1989. Ondanks alles nakweek van Koningspython Python regius

Litteratura Serpentium, 9 (2): 68-73.

Bijl, P.v.d., 1991. Het houden en kweken van de Koningspython Python regius Lacerta, 50 (2): 88-95.

Gerelateerde artikelen

NBAT Sponsoren

0
    0
    Winkelwagen
    Winkelwagen is leegTerug naar webshop