We schrijven 1994. Ik herinner me, dat ik op zoek was naar maanvissen in de wildkleur. Ik wilde graag maanvissen met zwarte strepen en een prachtige zilverkleur hebben of daartussenin. In winkels bleek veelal een keur aan kruisingen te zitten al dan niet voorzien van een sluierstaart.
Niet mijn smaak dus en dan heb ik het nog niet eens over de ontwikkeling van deze dieren. Een ‘beetje maanvis’ wordt 25 centimeter hoog en is een statige verschijning. Ik zag vaak een ‘beetje maanvis’, maar zeker niets van die statigheid of iets waar dat op leek. Als bestuurslid van de aquariumvereniging Minor in Klazienaveen had ik her en der contacten en leerde vrij snel dat het bij de koop van maanvissen neerkwam op de volgende criteria:
- Raszuivere vissen: geen kruisingen in allerlei fantasiekleuren en vormen
- Goede doorlopende zwarte strepen
- Kleine ogen in verhouding tot een groot lichaam
- Goed ontwikkelde vinnen zonder sluiers
- Kieuwdeksels die compleet zijn zonder vergroeiingen
- De stand van de bek is recht
- Selecteren vanuit een groep jonge dieren die je zelf opkweekt, omdat het geslachtsonderscheid niet te zien is
Jongen van Pterophyllum leopoldi (Pterophyllum altum ‘Peru’)
Ab Smeman was toentertijd penningmeester bij onze club en verkocht op zaterdagen in de kelder onder zijn huis tropische vissen. Het toeval wil, dat ik daar zes maanvissen heb gekocht die aan al deze criteria voldeden. Het was ook nog wildvang.
In mijn gezelschapsaquarium groeiden de maanvissen goed en hadden eigenlijk altijd honger. Ze kregen afwisselend levende watervlooien, muggenlarven en diepvriesvoer. Na een aantal maanden gingen de vissen kleuren vertonen, die ik niet bij maanvissen kon thuisbrengen. Er verschenen bronskleurige vlekken, maar waar eerst de zilverkleur aanwezig was, kwam er daarna veel blauw en rood in de vinnen en verschenen er donkere stippen op de lichamen. Geen enge ziekte, want de maanvissen waren kerngezond. Navraag bij veel aquariumvrienden en iedereen die ik enige deskundigheid toedichtte, leverde veel bewondering op voor mijn vissen, maar verder dan ook niets. Ook het zadelneusje van de vissen sprak iedereen wel aan. ‘Jos, als je daar nog eens jongen van krijgt, houd ik me aanbevolen…’ ‘Jos, dit is geen Pterophyllum scalare, maar ik weet niet wat het wel is…’ Ik weet niet meer hoe vaak ik dit gehoord heb. Inmiddels had ik alles gelezen over maanvissen en wat ik maar kon vinden zocht ik op in de boeken. Er waren eigenlijk twee soorten maanvissen: Pterophyllum altum en Pterophyllum scalare. Namen als ‘Dumerrilli’ en ‘Eimekei’ waren aanduidingen voor ondersoorten van Pterophyllum scalare en daarom ongeldig. Regelmatig kwam ik in boeken en tijdschriften de naam tegen van Pterophyllum altum ‘Peru’ en de beschrijving klopte precies met de vissen die ik had. Zou ik een Pterophyllum altum gekweekt hebben? Die vraag kwam bij me op, want er waren slechts twee mensen bekend, die Pterophyllum altum gekweekt hadden. Hoe zat dat nou? Het bleef vragen oproepen en ik bleef lezen in aquariumboeken om achter de juiste naam te komen. ‘Ruysbroek was in ieder geval de importeur geweest,’ hoorde ik van Jan Smalburg. Hij had ze ook gehad, maar had alleen er niet mee gekweekt.
In 1996 waren twee maanvissen door mij apart gezet, waarna ze een stel vormden. Na gelezen te hebben hoe de kweek van maanvissen verloopt, had ik me daarop voorbereid. Toen het eerste nest jongen rondzwom in een aparte bak, heb ik de kweek bekendgemaakt. Een storm van reacties en felicitaties was het gevolg. Ook het Noorder Dierenpark in Emmen had belangstelling voor mijn vissen. Ze zijn bij mij thuis geweest om te kijken of ik mijn zaakjes voor elkaar had en of het mooie vissen waren.
En dat waren ze. 35 Pterophyllum altum ‘Peru’ zijn daarna verhuisd naar het toen nieuwe Americasa in de dierentuin en heb ik de dierenverzorgers verteld, hoe ze die het beste konden verzorgen en verder opkweken. Ook ging er een aantal Vallisneria neotropicalis mee. De verzorgers hadden diverse planten in de maanvissenbak uitgeprobeerd, maar zonder succes. Dit imitatiestuk rivier was een uitdaging voor Vallisneria en tot heden doen ze het daar goed en ook in andere ‘bakken’ in het dierenpark.Vervolgens kwamen er regelmatig nesten van jonge maanvissen, die snel een nieuwe eigenaar kregen. Uit het hele land kwamen de mensen naar Emmen. Sommigen hadden maar liefst een jaar op de wachtlijst gestaan om de vis te mogen kopen. Meneer L. uit Amsterdam herinner ik me nog goed. Hij was bij kennissen langs geweest en had hun bestelling voor maanvissen opgenomen. Hij combineerde het halen van de vissen met een dagje Noorder Dierenpark inclusief een etentje samen met zijn vrouw en verdiende op die dag f 300,00 aan mijn maanvissen door ze door te verkopen…
De vissen waren inmiddels geëxporteerd naar nagenoeg alle landen in West- Europa en naar Japan. Een leuk krantenartikel uit die tijd met als kop ‘Emmenaar Jos Hut kweekt als eerste een speciale soort maanvis’ heb ik ingelijst en hangt nu nog in mijn kweekruimte. Ertegenover hangt de voorkant van ons bondsblad Het Aquarium van september 1998 met daarop een prachtige Pterophyllum altum ‘Peru’ uit het aquarium van Geert van Laarhoven.
In 1963 heeft Gosse in de buurt van Iquitos in Peru schitterende maanvissen gevangen en die vernoemd naar zijn metgezel van die reis, de Belgische koning Leopold. Pterophyllum leopoldi: de derde zelfstandige maanvissoort naast Pterophyllum altum en Pterophyllum scalare. Het kwartje over de juiste naam was bij mij gevallen, want Pterophyllum leopoldi wordt ook wel Pterophyllum altum ‘Peru’ genoemd. Bevestiging hiervan kreeg ik toen ik uit de serie Aqualog ‘South American Cichlids 4’, geschreven door Manfred Göbel en Hans J. Mayland. Op bladzijde 184 zag ik foto’s van Pterophyllum leopoldi. Het waren exact dezelfde vissen als die bij mij zwommen. Vanaf die tijd ben ik de naam Pterophyllum leopoldi consequent gaan gebruiken met als Nederlandse naam voor deze maanvissen ‘Peru altum’ (Pterophyllum altum ‘Peru’). Er zijn anno 2008 twee stromingen qua naamgeving: de ene hanteert dezelfde naamgeving als ik en de andere spreekt van een Pterophyllum scalare sp. Op het internet kom je bij diverse namenlijsten beide tegen, al dan niet voorzien van foto’s. Ik heb er tot heden veel plezier aan en kweek ze nog steeds. Contacten met liefhebbers en winkeliers uit het hele land hebben gemeen, dat ze ook liefhebbers zijn van maanvissen.
Februari 2006, het was koud toen ik een aquariumwinkel binnenliep. ‘Gauw wat vis afleveren, maar eerst een bak koffie’. De koffie smaakte als vloeibare teer, veel te sterk. Een tweede bak was beter. Mijn oog viel bij het barretje op een bakje boven in de stelling met vissen. Zes bleke maanvisjes van zo’n 8 centimeter zwommen daar moedeloos rond. De volgende slok koffie gaf mij wat moed om de prijs eens te gaan lezen: € 25,- per stuk. Pterophyllum scalare ‘Redback’ uit de Rio Manacapuru en wildvang las ik op de bak. ‘Toch even een gesprekje voeren als maanvisliefhebber’. Een gesprekje, dat als resultaat had, dat ik een halfuur later met zes maanvissen naar het Emmense terugging. ‘Zes bleke maanvissen, mager van uiterlijk’. ‘Zouden ze later wel een rode rug krijgen?’ ‘Ik zal het wel zien’.
Een jaar later zijn de zes maanvissen uitgegroeid tot prachtige exemplaren van 30 centimeter hoog, knalrode ruggen en veel rood en blauw in de vinnen. Hobbyvrienden bewonderen de vissen, die tot statige verschijningen uitgegroeid waren. Het devies in het jaar ervoor was ‘heel erg vaak water verversen, vaak en afwisselend voeren en de jongen laten opgroeien in een ruime bak’. In maart 2007 lieten twee vissen zien, dat ze zich afzonderden en direct verhuisden ze naar een speciale gereedstaande bak. Ingericht met een grote Echinodorus, Vallisneria neotropicalis, gefilterd met een Eheim-potfilter, die 440 liter per uur water filterde.
Levend voer werd in de bak gedaan en een week later was het raak: een bescheiden legsel van ongeveer 100 eitjes. Kennissen werden ingeseind en via het internet stroomden de felicitaties binnen: ‘Eerste kweek in Nederland van Pterophyllum scalare ‘Redback’. Vier dagen later kwamen de eitjes uit in een apart bakje, waarna de ouders het legsel onder het bakje bewaakten. Vervolgens werden er foto’s genomen en opgeslagen. Het hoofdvoedsel bestond uit Artemia, dat het voer de komende maanden was. Ze groeiden hierop als kool. Een tweede stel Pterophyllum scalare ‘Redback’ vormde ondertussen ook een kweekstel. Bijna vier maanden later verhuisden de eerste jongen van Pterophyllum scalare ‘Redback’ naar hun nieuwe en blije eigenaren. Uit allerlei hoeken van ons land, zoals Almere, Amsterdam en andere plaatsen, kwamen mensen ze halen.
In april was het weer raak: een flink nest en vier weken voor de zomervakantie verhuisden er 380 Pterophyllum scalare ‘Redback’ naar de winkel, waar ik ze gekocht had. Twee weken later gingen er 100 op transport naar de Verenigde Staten, voorzien van een verklaring, dat het om gekweekte vis ging. Liefhebbers wachtten de vis al op. ‘De eerste invoer van Pterophyllum scalare ‘Redback’ in de Verenigde Staten’. Kranten en de regionale omroep kregen bericht, maar het bleef stil in medialand. Liefhebbers in Nederland hoorden ook van de vissen en reisden af naar Emmen. Korte tijd later was het tijd voor de primeur van Pterophyllum scalare ‘Redback’ in Zuid-Afrika. In mei 2008 stond een grote beurs in het Duitse Neurenberg op het programma, na de beurs op 8 maart 2008 jongstleden in Utrecht.
Af en toe knijp ik me dan even in de arm, gebeurt dit echt?
Momenteel is het rustig met het kweken sinds eind september 2007. Hun biologische klok vertelt ze dat het ‘de droge tijd’ is. Dat houdt in overleven en niets anders. Straks, als het ‘regentijd’ wordt, is het weer tijd voor actie. Dan is het weer tijd voor jonge Pterophyllum scalare ‘Redback’.