Wie deze vis in de winkel tegenkomt, is per definitie al een oplettende aquarist! Ze vallen niet op. Saai, kleurloos en een beetje dommig zoals ze zachtjes schokkend futloos in het water staan. En ook al merkt u ze op, u zult niet gauw geneigd zijn deze vissen aan te schaffen. Het is al vaker geschreven: men kan zich verkijken en dat geldt zeker voor de diamantzalm.
In een groot aquarium, bijvoorbeeld twee meter, met medebewoners die groter zijn zoals Zuid- en Midden-Amerikaanse cichliden, zorgen een stuk of vijftien volwassen diamantzalmen echt voor een verrukkelijk schouwspel, waar iedere bezoeker, aquarist of niet, de ogen niet vanaf kan houden. Door de aanwezigheid van grotere vissen trekken de diamantjes naar elkaar toe – het scholen heeft immers een functie van bescherming, maar ook bij het scholen bakkeleien de mannen continu. Met de vinnen rechtop, de uiteinden afgebogen naar achter – hoe ouder ze worden, des te langer de vinnen uitgroeien – zeilen ze voortdurend imponerend om elkaar heen. En regelmatig willen de vrouwtjes wel even met een man ‘de bosjes in’. Letterlijk, want ze zijn heel dankbaar voor bijvoorbeeld plukken Javamos om eitjes in af te zetten.
Voer
Diamantzalmen houden van stevig voer. Daarom is het ook goed om ze met grotere vissen samen te houden, want ze scharrelen hun kostje wel bij elkaar als die grote medebewoners met allerlei grof spul gevoerd worden. Meelwormen, regenwormen, torretjes en vliegjes, allemaal zeer geschikt. Maar droogvoer lusten ze ook graag. Ze schieten naar het wateroppervlak om met flink geplons hun eten te bemachtigen en duiken dan gauw weer naar beneden. Daar kun je aan zien dat ze gevaar van boven hebben te duchten in hun natuurlijke omgeving (vogels waarschijnlijk), terwijl ze blijkbaar toch gespitst zijn op allerlei voedsel, dat ze juist aan het oppervlak kunnen vinden. Het is dus waarschijnlijk, dat vooral insecten hun natuurlijke voedselbron zijn.
Natuurlijke aanwas
Het hangt natuurlijk ook van de roofzucht van de medebewoners af, maar zorgt men voor hier en daar een dichte beplanting, dan is het bijna onvermijdelijk dat vroeg of laat jonge diamantjes tevoorschijn komen. Zij verstoppen zich buitengewoon goed tot ze ongeveer l cm groot zijn om dan plotseling in de open zwemruimte te verschijnen en mee te doen met de rest.
Kweken is aan te bevelen, maar af te raden
Hoewel het goed mogelijk is om op grote schaal met deze vis te kweken – een vrouwtje dat twee weken apart heeft gezeten en goed gevoerd is, legt makkelijk 500 eieren – is dat niet aan te raden, want je raakt ze niet kwijt. Of je moet het geduld en de ruimte hebben om ze een jaar lang te verzorgen tot ze helemaal uitgegroeid zijn. Zulke dieren heb ik wel eens in de handel gebracht en die waren inderdaad heel snel verkocht.
Er doet zich bij kweken nog een moeilijkheid voor: de jongen zijn zo schuw, dat het moeite kost om te constateren of er wel jongen zijn. Dat is op te lossen door een kale bak met alleen water te gebruiken, maar dan zullen er weinig overblijven vanwege de stress. Bij het minste geringste schieten die kleintjes door de kweekbak en dat kost veel energie. Zoveel, dat de meeste al snel verhongeren. Ze zijn zo klein, dat je er niets van terugvindt en de conclusie is al gauw ‘dat die beesten niks gedaan hebben’. Terwijl er misschien wel honderden jongen geweest zijn. Goede resultaten boekt men wel door in ruime mate schuilplaatsen te creëren met planten of bijvoorbeeld turfpluis. Maar nogmaals, het is allemaal erg moeizaam en frustrerend om na een paar maanden met de jongen te moeten leuren en ze nauwelijks kwijt te kunnen.