Vroeger – we schrijven 1980 – heb ik deze kleine visjes nog verzorgd en nu wilde ik het toch nog eens proberen met mijn jeugdliefde, het bijtje. Allereerst moesten ze natuurlijk een brakwaterbak hebben, dat stond vast! Als er mensen op bezoek kwamen en vroegen waar ik zoal mee bezig was, antwoordde ik dat ik een brakwateraquarium aan het inrichten was, waarop niet zelden hun reactie was: stinkt dat water niet? Of die vissen kun je toch niet zien zwemmen in dat vuile water?
Raar dat bij sommige mensen het beeld opdoemt van vervuild en stinkend water als men spreekt over brak water. Maar dat terzijde, ik zal het hier hebben over een prachtig visje, dat voor mij dus een jeugdliefde is: Brachygobius xanthozona. In de publicaties die men over dit visje vindt, kunnen we meestal lezen: kan tijdelijk of ook gehouden worden in zoet en brak water. Dit visje is naar mijn bescheiden mening dan ook totaal ongeschikt voor het gezelschapsaquarium, ze zullen daar ook niet tijdig aan het nodige, geschikte voer komen. Verder zijn het trage zwemmers, die uitsluitend levend (diepvries) voer eten, maar dat is dus mijn mening.
Biotoop
De buikvinnen zijn tot een hechtschijf omgevormd, waarmee de dieren zich urenlang aan stenen etc. kunnen vasthouden. De naam Brachygobius betekent kleine grondel, waardoor men niet de conclusie moet trekken dat het uitgesproken bodemvissen zijn. De watertemperaturen liggen vrij hoog. Als deze plaatsen aan de zon zijn blootgesteld, kan de temperatuur oplopen tot wel 35 °C. De soort bevindt zich dus vooral in brak water. Het hoge woord is nu nogmaals gevallen en komt hier uiteraard regelmatig terug, brak water!
Brak water
Uiteindelijk bereikt elke rivier haar eindbestemming: de zee. Zoet water vermengt zich hier met zout water in de rivieren en zijriviertjes. De samenstelling van het brakke water is moeilijk te bepalen, omdat dit dagelijks met eb en vloed wisselt. Dus zeewater met een verlaagd zoutgehalte wordt brak water genoemd. Om bepaalde fysiologische redenen zijn slechts weinig in zout water thuishorende organismen in staat zich in brakwatergebieden en -zones met een sterk wisselend zoutgehalte te handhaven. We kunnen ze onderverdelen in:
- Brakwater met een laag zoutgehalte – soortelijke massa (SG) 1.002 tot 1.008: Hier vinden we ook halfsnavelbekken (Dermogenys pusillus), bepaalde kogelvissen, Tetraodon nigroviridis, Tetraodon fluviatilis, Tetraodon biocellatus, glasbaars (Chanda ranga), Stigmatogobius sadanundio, Poecilia velifera, Floridae jordanella.
- Brakwater met een middelmatig zoutgehalte – soortelijke massa (SG) 1.008 tot 1.010: De habitat van o.a. de zilverbladvis (Monodactylus argenteus), de schuttervis (Toxotes jaculatrix).
- Brak water met een hoog zoutgehalte – soortelijke massa (SG) 1.010 tot 1.012: Het mangrove. Hier leven de slijkspringers (Periophthalmus barbarus).
In de eerste habitat SG 1.002-1.008 leeft Brachygobius xanthozona. Dus zeker een snufje zout, maar hoeveel? In de schaarse informatie, die we vinden over de samenstelling van brak water en het zoutgehalte ervan, spreekt men meestal over een soeplepel p/liter, koffielepel p/liter, een eetlepel p/liter, een halve eetlepel p/liter? Of een snufje zout, zoals wij op onze frietjes doen? Dit is altijd zo vaag, vind ik. Daarom geef ik u voor de duidelijkheid de juiste hoeveelheid, die ik gebruik en de meting ervan, te zamen met de watersamenstelling met de nadruk op die hoeveelheden die ik gebruik.
Zeewater bevat zouten, waarvan het belangrijkste bestanddeel natriumchloride (NaCl) is (ons keukenzout). Zeewater en ook brak water zijn meer of minder zout, afhankelijk van de geografische zones. In de wereld van de zeeaquariumhouders meet men niet het zoutgehalte, maar de soortelijke massa (SG), uitgedrukt in de volgende formule:
De soortelijke massa (SG) = het gewicht van 1 liter zeewater gedeeld door het gewicht van 1 liter zuiver water x 1000.
Deze waarde staat echter niet vast. Hoe meer zouten het water bevat, des te hoger de soortelijke massa is. Deze soortelijke massa varieert ook nog afhankelijk van de temperatuur (die neemt af naarmate de temperatuur stijgt).
De soortelijke massa kan met verschillende apparaten gemeten worden. Ik gebruik hiervoor een densimeter (waarvoor dank aan mijn broer Willem, die een zeeaquariumliefhebber was), die hoger drijft naarmate het water zouter is. De waarde kunt u precies aflezen ter hoogte van het wateroppervlak. Het is aan te bevelen de densimeter buiten het aquarium te gebruiken, omdat de beweging van het water het aflezen erg moeilijk maakt. Neem liever een reageerbuis of een doorzichtig bakje (van bijvoorbeeld pvc). Zodra het stil hangt, leest u de waarde af die overeenstemt met het niveau van het water. Bij mij bedraagt die tussen de 1005 – 1008. Ter vergelijking: tropische koraalriffen hebben een soortelijke massa van 1021 – 1024. Zeewater bevat gemiddeld 35 gram zout per liter – het zoutgehalte is dus ca. 3,5‰.
Zeewater bevat meer dan 60 elementen. Alle in zeewater opgeloste stoffen zijn nuttig, daarom is het zeer belangrijk dat het zout, dat we gaan gebruiken om ons water brak te maken van een uitstekende kwaliteit moet zijn. In de aquariumhandel zijn verschillende merken te koop. De kwaliteit van het zoete water dat u gebruikt is van groot belang: het moet zo zuiver mogelijk zijn. Ik gebruik hiervoor osmosewater. Ook voeg ik nog calcium, mineralen en een preparaat met sporenelementen toe (Tropic Marin®). Keukenzout is dus totaal ongeschikt voor ons aquarium, omdat dit slechts natrium (Na), chloor (Cl) en jodium (I) bevat. In tegenstelling tot de totale hardheid, die alleen bij zoet water wordt gemeten, wordt met de carbonaathardheid ook bij zeewater de hoeveelheid calcium- en magnesiumcarbonaten met de bicarbonaten gemeten. Deze waarde is belangrijk voor het in stand houden van de pH. Omdat brakwater zout is, ligt de pH hoger dan die van zoet water.
Het aquarium
Het aquarium dat ik speciaal in elkaar heb gelijmd voor mijn bijtjes heeft de afmetingen 90 x 55 x 35 cm (l x b x h) met een geïntegreerd biofilter. De achter- en zijwanden zijn van binnen bekleed met kunststofplaten speciaal voor het aquarium. In de lichtkap bevinden zich drie tl-lampen 2 x 18 watt Philips Tl-D Aquarelle en 1 x 18 watt Aqua Rays-FreshAqua en verder nog een 7 watt spaarlampje, dat dienstdoet als eventuele nachtverlichting.
Het biofilter bestaat uit 5 vakken van 55 x 12 x 35 cm, gevuld met bioballen, pijpjes en 2 sponzen (dikte 3 cm, dichtheid 20 kg/m3). Uiteraard is het eerste vak gevuld met filterwatten en argexkorrels om als een mechanisch filter dienst te doen. Het water wordt het aquarium ingepompt met een dompelpomp van 490 l/h en via een overloop gaat het water terug het biofilter in. Ook bevinden zich een eiwitafschuimer en een verwarmingselement in het tweede vak van het biofilter. Een eiwitafschuimer hoeft zeker niet, maar vanaf een soortelijk gewicht van 1010 is het wel aan te bevelen. In het aquarium zelf is ook een oxidator A (6,0%) geplaatst. De temperatuur en de pH kunnen constant afgelezen worden door middel van digitale meters.
Inrichting
Als bodembedekking gebruik ik fijnkorrelig zand (ca. 0,2 – 1,0 mm) en een deel grofkorrelig zand (2,0 – 3,0 mm), waarin de plantenwortels zich bevinden. De bodemdikte mag zeker niet te hoog zijn bijvoorbeeld 1 à 2 cm, want enkele millimeters beneden het bodemoppervlak is al geen vrije zuurstof meer aanwezig. Verder is kienhout toegepast, let wel veel kienhout. Het kienhout dat ik gebruik is al oud en kon er dan ook zo in en geeft daarom bijna geen kleur meer af aan het water (het heeft wel iets gekost, maar daar beleef ik dan ook al jaren plezier aan). Verder gebruik ik lavastenen om holen te creëren als afzetplaats. Schuilplaatsen zijn belangrijk vanwege het feit dat de vissen een territorium kunnen vormen. Ten slotte gebruik ik ook nog buisjes als afzetplaats, maar hier kom ik nog op terug.
Het vullen van de bak
Vul nu het aquarium met zoet water en laat dit 24 uur beluchten. Bereken de hoeveelheid zout die moet worden opgelost en doe dit in het aquarium. Laat het nogmaals 48 uur luchten, controleer de soortelijke massa en pas zo nodig het zoutgehalte aan of ga weer water afhevelen en zoet water toevoegen. Voeg ook een opstartpreparaat toe. Nadat het zout is toegevoegd, neemt het ammoniakgehalte toe en bereikt dit in 8 tot 10 dagen zijn maximum. Tegelijkertijd ontwikkelen de bacteriën, die de ammoniak gaan omzetten, zich en vormen nitrieten, die tegen de tiende dag hun maximum hebben bereikt. De eerste (nitrieten) verdwijnen tussen de 20ste en 25ste dag; de nitraten moeten door gedeeltelijke waterverversingen worden verwijderd. Het op gang brengen van deze kringloop duurt ten minste vier weken.
In de ziltige habitat in de natuur, zouden er heel weinig of geen planten aanwezig zijn. Maar in het aquarium is het zoutgehalte toch stabieler, dus hier kunnen we gebruikmaken van bepaalde planten. Zo doen de Javavaren (Microsorum pteropus) en Vallisneria spiralis het bij mij goed.
Planten die het in een brakwatermilieu van 1.002 – 1.008 uithouden: Aponogeton crispus, Bacopa monnieri, Cladophora aegagrophila, Crinum calamistratum, Crinum natans, Crinum thaianum, Cryptocoryne wendtii ‘Mi Oya’, Glossostigma elatinoides, Lilaeopsis brasiliensis, Lilaeopsis macloviana, Microsorum pteropus ‘Narrow’, Microsorum pteropus ‘Philippine’, Nymphaea lotus (zenkeri), Samolus valerandi, Shinnersia rivularis, Taxiphyllum barbieri (Vesicularia) – (bron: Tropica)
Als het waterpeil van een brakaquarium daalt door verdamping, is het niet het brakke water dat verdampt, maar het zoete water!
Waterverversing om de week (1/5 deel)
Het zoete water moet u dan ook toevoegen om het peil terug te brengen naar het gewenste niveau. Houd hier dus rekening mee. Een opstarttijd (met biofilter) van een brakwateraquarium duurt ongeveer 2 maanden. De waterwaarden van mijn aquarium: pH: 7,73, GH: 24, KH: 4, NO3: 12,5 mg/l, NO2: >0,3 mg/l, NH3/NH4 = 0 mg/l, de soortelijke massa 1004. De temperatuur bedraagt tussen de 26 en 28 °C.
De vissen
Nu het aquarium in orde was, konden ze eindelijk komen. Ik bestelde bij mijn handelaar 20 bijtjes. Na een telefoontje ging ik kijken en zag dat het nog zeer jonge dieren waren van ongeveer een halve cm groot. Het geslacht is op deze leeftijd nog onmogelijk vast te stellen, maar ook bij volwassen dieren is het niet altijd eenvoudig.
Deze vissen werden tijdelijk in een aquarium (60-literbak) losgelaten met zuiver zoet water, omdat ze ook bij de handelaar in zoet water zaten. Nadat ze gewend waren aan hun nieuwe leefomgeving (druppelmethode, u weet wel) werd na een tijdspanne van vijf weken overgeschakeld naar brak water door toevoeging van wekelijks een hoeveelheid water uit de brakwaterbak. Het water had nu de gewenste waarden en ze werden vervolgens overgeplaatst naar hun speciaalaquarium. Eén visje heeft het niet gehaald, maar de overgebleven 19 stuks doen het nog uitstekend. De mannetjes blijven kleiner (ca. 3 cm) en zijn dan ook wat slanker dan de vrouwtjes (ca. 4 cm).
Op een menu van hoofdzakelijk Artemia (juist ontloken uit hun eieren) en het gebruikelijke voer zoals tubifex, zwarte, witte en rode muggenlarven, watervlooien, Cyclops (zowel diepvries- als levend voer) groeiden ze uit tot mooie en hopelijk geslachtsrijpe vissen. Droogvoer werd bij mij niet opgegeten en daarom gaf ik dat ook niet meer. Ze zijn verdraagzaam onder elkaar, maar toch is er soms een beetje agressie. Het territorium wordt wel op bepaalde momenten verdedigd, zodat vooral tijdens de paring en bij de eiafzetting er geen vis in de buurt wordt geduld, zoals ik later heb kunnen waarnemen.
De eerste eitjes
De eerste waargenomen eiafzetting had plaats bijna twee jaar na de aanschaf van de visje op een stuk kienhout (ik schat een 50-tal). Ik weet niet of dit de eerste afzetting was, daar zij ook hebben kunnen afzetten op plaatsen, die ik niet gezien heb.
Het legsel werd bewaakt door het mannetje (en dan echt fanatiek bewaakt), zodat niemand nog in de buurt mocht komen en werd door hem bewaaierd door middel van zijn borstvinnen. Hij nam zelfs geen eten meer op. Dit alles maakt dat het prachtig is om die broedzorg te zien.
De eerste larven
De eerste larven zwommen vrij rond na 6 à 7 dagen. De larfjes waren zeer klein (zo’n 2 mm). De larven die ik kon overhevelen (zo’n tiental) werden overgezet in een klein aquarium met water uit het grote aquarium.
Eerst teren de visjes wel op hun dooierzak (hoopte ik), de tweede dag werd Liquifry (rood) toegediend en ook nog twee soorten droog(fijn)voer. Dag 2 werd Artemia gevoerd, maar dit werd niet opgenomen, omdat dit veel te groot was in verhouding tot de larven. Met een vergrootglas kon ik vaststellen, dat er helemaal geen voedsel werd opgenomen. Alle vissenlarven gingen dan ook dood in het aquarium. De teleurstelling was uiteraard zeer groot en met pijn in het hart legde ik mij er maar bij neer.
Opnieuw een eiafzetting
Dag 2 na de overzetting van alle eitjes waren ze al beschimmeld. Nu moest er toch eens goed nagedacht worden. Ik plaatste drie grijze buisjes met een diameter van 3 cm en met een lengte van 10 cm in het aquarium in de hoop dat hierin de eitjes zouden worden afgezet. Als dat het geval was, zou ik eventueel ook het mannetje kunnen overbrengen in een klein aquarium.
De derde keer scheepsrecht?
Ik had de buisjes zo geplaatst dat ik een inkijk had met een zaklamp. Na een waterverversing is er soms veel meer activiteit in het aquarium, waardoor de mannetjes verkleuren. Hun gele kleur is dan intenser en ze zwemmen dan altijd opgewonden door de bak met (schijn)aanvallen naar de andere mannetjes. Ook de vrouwtjes zwemmen dan fanatieker door het aquarium en worden achterna gezeten door de mannetjes. Ze gedragen zich heel anders dan normaal, want normaal zijn het geen drukke zwemmers. Ze zwemmen met schokbewegingen en liggen rustig met hun buikvinnen op een stuk kienhout of zelfs tegen de zijwanden aan. Het water dat ik bijvul is zuiver zoet water (osmosewater). Het zoutgehalte wordt aangepast door bijvulling via het biofilter. De filosofie hiervan is dat ik zo probeer een eb en vloed te creëren in het aquarium met verschillende parameters van het water, dat toch ook plaatsvindt in hun natuurlijke habitat. Als dit gebeurt zijn de verschillen tussen de geslachten goed waarneembaar, want de vrouwtjes zijn groter en ronder. En inderdaad, na een dergelijke waterverversing begon een mannetje een van de buisjes te verkennen en ging erin en dan weer eruit en rondom. Hij begon door het gehele aquarium te zwemmen en andere mannetjes uit te dagen, te verjagen en een vrouwtje aan te porren in de flank. Dat ging zo lange tijd door, totdat het uitgekozen vrouwtje met het mannetje in het buisje verdween. De opwinding maakte zich nu ook van mij meester. Na een tijdje even gekeken te hebben met de zaklamp zaten er inderdaad al eitjes tegen de wand van het buisje gekleefd!
Het mannetje zwemt nu rond het buisje en verdwijnt er weer in om de eieren te bevruchten. En als hij eruit komt, worden andere soortgenoten verjaagd, die te dichtbij komen. O ja, er zwemmen ook nog twee jonge kogelvissen (Tetraodon nigroviridis) in dit aquarium rond en ook zij werden verjaagd. Nu vraagt u zich af wat doen die in godsnaam in dat aquarium? Dat is misschien mijn volgende verhaal, maar – terug naar de bijtjes – in het buisje kleefden al flink wat eitjes aan de wand. Ik heb nog geprobeerd foto’s te nemen, maar ik ben na enkele pogingen gestopt, omdat ik bang was dat de paring niet verder zou gaan. Na een uur zag ik het vrouwtje de buis verlaten (nu ja, verlaten, ze werd verjaagd door het mannetje!). Nu was de grote vraag, moest ik het pijpje met de eieren eruit halen of er nog in laten, totdat de eitjes waren uitgekomen en dan de larven eruit proberen te hevelen? Dit leek me geen goede keuze, aangezien het juiste tijdstip niet bekend was (mijn bed installeren in mijn viskamer was en is voorlopig nog geen optie) en er toch al een groot deel van de larven in de grote bak verdwenen zou zijn. Ik koos er dan ook maar voor om het voorlopig nog zo te laten.
Na dag vier besloot ik het pijpje met de eitjes en het mannetje over te plaatsen naar een klein aquarium van 15 liter. Uiteraard met wat water uit de grote bak en voorzien van een sponsfiltertje. Onder water werden de openingen met beide handen afgesloten, zodat er water in het buisje bleef als ik het overbracht naar het kleine aquarium. Ook het mannetje bevond zich in het buisje, dat ik eerst had gecheckt, zodat ik ditmaal zeker de juiste man had.
Onder water werd het buisje op de bodem van het kleine aquarium geplaatst. Ik was er dus zeker van dat er geen lucht in het buisje was geweest. Wat mij nu zorgen baarde was: zou het mannetje zijn broedzorg verder voortzetten? Hij zwom direct maar onrustig uit het buisje door het aquarium rond. Daarna kwam zwom hij na een tijd de buis in en de buis uit… Totdat hij er lange tijd niet meer uitkwam. Voorzichtig heb ik daarna met de zaklamp in het aquarium geschenen en – oef – hij was terug om het bewaaieren van de eitjes voort te zetten.
Na dag 7 eindelijk weer larfjes! – voedsel voor het jongbroed
En inderdaad de zevende dag larfjes in het aquarium! Nu was ik voorbereid en ze moesten en zouden zeer fijn voer krijgen of anders… Het oude recept werd door mij toegepast, namelijk een hardgekookt eitje. Het eigeel werd geplet, een beetje water erbij en dan opzuigen met een pipetje om zo voorzichtig een stofwolkje in het aquarium te spuiten. Inderdaad, met een vergrootglas kon ik nu hun gele buikjes zien. Ik had intussen ook al wat infusiekweken opgestart en daar werd ook gretig van gegeten. Dit moet men wel even controleren met de microscoop om te kijken of er inderdaad pantoffeldiertjes (Paramecium caudatum) aanwezig zijn in uw kweekflessen. Dit voedsel heb ik de eerste week om de vier uur gegeven. Voor infusie gebruik ik water uit mijn vijver met gedroogde blokjes van raapjes (Brassica napus, geen suikerbieten!). Na deze week was ik toch al enigszins gelukkig: geen verliezen, al was het uitgekomen aantal kleiner dan ik had gedacht met een aantal van 20 vislarven. Nu kon ik proberen te voederen met Artemia.
Ik had mijn opstelling om Artemia te kweken in volle stelling gebracht (vier flessen in plaats van twee van 1,5 liter). Deze kweek is overigens altijd volop in bedrijf, daar mijn volwassen bijtjes dat dagelijks te eten krijgen aangevuld met Cyclops en rode muggenlarven. Nu kregen ze dagelijks viermaal verse Artemia, waarna men met de loep nu ook hun gevulde buikjes kon zien, die roze kleurden door Artemia. Deze twintig visjes groeiden op, zij het vrij traag.
Op de 15de dag zien we de dwarsstrepen verschijnen. Inmiddels zijn er nog kweken grootgebracht met respectievelijk een nest van 54 en een van 63 jongen.
Daarnaast lukte het ook nog een keer met eitjes op een stuk kienhout met het juiste mannetje. Geloof het of niet, dit vond altijd in hetzelfde buisje plaats en nooit in die twee andere, die er ook altijd nog in liggen. Mijn uitzwemmer voor deze kweken is nu prachtig om te zien door die miniatuuruitvoering van die toch al zo kleine visjes.
Conclusie
In eerste instantie wilde ik de visjes verzorgen onder de beste omstandigheden. Aan kweken werd zeker nog niet gedacht (ik moet daar nu ook niet flauw over doen, maar het zat altijd al wel in mijn achterhoofd). Deze prachtige kleine diertjes hebben mij al vele uren met hun gedrag geboeid, waarbij mijn geduld beloond werd met de voortplanting, zodat ik ook de broedzorg kon waarnemen. Dit is zeker geen handleiding tot het kweken van Brachygobius xanthozona. Wel wilde ik even vertellen hoe ik deze visjes verzorg en hoe ik hun nageslacht met toch wel wat teleurstelling en het nodige zoekwerk tot een goed einde heb weten te brengen en dat in een brakwateraquarium, waarvan het water niet stinkt en niet vuil is! En die eerste liefde is zoals het gezegde: oude liefde roest niet en dat geldt hier inderdaad zeker ook.