Bij vele aquaristen is de overtuiging dat discusvissen moeilijke gasten zijn, nog steeds diep geworteld. Uiteraard zijn discussen geen beginnersvissen (‘onbekend maakt onbemind’), maar indien men enkele basisregels in acht neemt, kunnen deze prachtige dieren voor vele jaren plezier zorgen. Als voorzitter van de Belgische Discusvrienden vind ik het steeds de moeite waard om een aantal vooroordelen aangaande het houden van discussen uit de wereld te helpen en – wie weet – worden zodoende enkele mensen over de streep getrokken om het ook eens te proberen.
Om u in de sfeer te brengen kan ik het beste de inleiding aanhalen uit de brochure van onze tweede tentoonstelling in 1996: ‘Zelden heeft een vissoort zoveel stof doen opwaaien en inkt laten vloeien als de discus, die door velen beschouwd wordt als een van de mooiste aquariumvissen. Nu eens fascineert hij je en brengt je in vervoering, dan weer drijft hij je tot wanhoop en bezorgt je slapeloze nachten. Maar één ding is zeker: indien je hem eenmaal in huis hebt gehad, kun je moeilijk meer zonder!’ Men zij dus gewaarschuwd…
Een stukje geschiedenis
Tot en met de eerste helft van de twintigste eeuw was de discus een haast mythische vis. Er was nog zeer weinig over bekend en het houden ervan in een huisaquarium was slechts weggelegd voor de happy few. De peperdure vissen – voor zover ze het transport van Zuid-Amerika naar Europa al overleefden – stierven meestal na korte tijd een roemloze dood wegens gebrek aan een gepaste verzorging. Er was al helemaal geen sprake van kweken.
In de jaren vijftig slaagde de Duitser dr Eduard Schmidt-Focke erin met wildvangdieren te kweken en deden – dank zij selectieve kweektechnieken – de eerste blauwe discussen hun intrede. In Amerika werd Jack Wattley in dezelfde periode wereldberoemd met zijn turkooizen discussen. Deze twee mensen waren op dat ogenblik echter witte raven in de aquariumwereld, want discussen bleven erg duur en moeilijk te houden. Het zou nog tien jaar duren eer de discus gemakkelijker werd nagekweekt. Door dit kweeksucces daalden in de jaren ’60 – ’70 de prijzen stilaan tot aanvaardbare waarden. Met als gevolg een stijging van het aantal discusliefhebbers.
Identiteit
De discus dankt zijn naam aan zijn vorm: hij lijkt inderdaad op een rechtopstaande schijf. De totale lengte – gemeten van neus tot staartpunt – van een volwassen dier bedraagt vijftien à twintig cm. Vaak zijn de mannetjes iets groter en forser dan de wijfjes, maar een absolute regel is dit niet. Hij behoort in het zoölogische systeem tot de klasse der beenvissen (Osteichthyes), de onderklasse der straalvinnigen (Actinopterygii), de orde der baarsachtigen (Perciformes) en hierin tot de familie der cichliden (Cichlidae). Deze zeer soortenrijke familie is onderverdeeld in verscheidene geslachten. Het geslacht Symphysodon (letterlijk: met in de kaak vergroeide tanden) omvat uitsluitend de discus.
Dit aanzienlijke geslacht is onderverdeeld in twee soorten:
1. Symphysodon discus discus (Heckel: 1840)
2. Symphysodon aequifasciatus met 3 ondersoorten:
– Symphysodon aequifasciatus axelrodi (bruine discus: Schultz, 1960)
– Symphysodon aequifasciatus aequifasciatus (groene discus: Pellegrin, 1903)
– Symphysodon aequifasciatus haraldi (blauwe discus: Schultz, 1960)
Alle nakweek komt voort uit kruisingen tussen de hoger vermelde wildvangsoorten. Jaarlijks komen er nieuwe variëteiten bij door ver doorgedreven, selectieve kweektechnieken. Vooral uit Zuidoost- Azië (Thailand, Singapore, Hongkong, Maleisië) bereiken ons massaal opmerkelijke kweekresultaten, waarvan de namen vaak getuigen van een rijke fantasie: Marlboro, Oriental Dream, Mozart Red, Golden Sunrise, Green Leopard, Snake Skin Cobra… om er maar enkele te noemen. Of dit een goede zaak is of niet, wil ik liever in het midden laten: over smaken valt nu eenmaal niet te twisten!
Door dit ‘creatieve’ aspect in de discuskweek wordt het steeds moeilijker om discussen in te delen in categorieën. Toch is dit soms noodzakelijk, zeker bij het organiseren van een kampioenschap, daar de criteria bij het beoordelen van een wildvangdiscus nu eenmaal anders liggen dan bij nakweekvariëteiten. Organisatoren van discuskampioenschappen zijn steeds op zoek naar een verantwoorde onderverdeling van nagekweekte vissen, maar dit is iets waar men waarschijnlijk nooit zal uitraken. Andere factoren spelen immers ook een belangrijke rol bij de indeling in categorieën, o.a. het aantal deelnemende vissen, de verscheidenheid van de aangeboden variëteiten enz.
Het hart van menig discusliefhebber gaat (nog steeds) vooral uit naar wildvangdieren en terecht: pure, natuurlijke schoonheid kun je inderdaad slechts zelden evenaren, laat staan verbeteren. Toch is er voor de verzorging van wildvang wat meer kennis en feeling vereist en blijft dit beter het terrein van de meer ervaren liefhebber. Gelukkig is er tegenwoordig voor de beginnende discusliefhebbers voldoende nakweek te verkrijgen. Met (hopelijk) minder roofbouw op de natuur als gevolg. Of discussen nu bruin, blauw, rood of gespikkeld zijn is van minder belang: als ze maar mooi rond en gezond zijn en de verzorging krijgen, die ze verdienen.