Sinds de film ‘Nemo’, kennen miljoenen mensen op zijn minst één anemoonvis, namelijk de driebandanemoonvis (Amphiprion ocellaris). In feite zijn er 28 verschillende soorten anemoonvissen, die in tropische zeeën samen met tien verschillende soorten anemonen leven. Het voordeel voor de anemoonvis is daarbij duidelijk: tussen de netelende tentakels van de zeeanemoon zijn ze tegen roofvissen beschermd. Bij gevaar schieten ze in hun zeeanemoon en in de nacht slapen ze zelfs tussen te tentakels van de zeeanemoon. Waarom anemoonvissen niet door de anemoon worden geneteld, is steeds nog niet geheel duidelijk.
Menige anemoonvis is vanaf de geboorte (ook als ze nog nooit in contact zijn geweest met een anemoon) tegen het netelen door de anemoon beschermd, terwijl andere naar het schijnt deze bescherming eerst moeten verwerven door zich met het lichaamsslijm van de anemoon in te wrijven. Het was lange tijd onbekend of deze socialisatie alleen voor de vis voordelig was of dat ook de anemonen er een voordeel van hadden.
Dit hebben Sally Holbrook en Russell Schmitt van de Universiteit van Californië in Santa Barbara onderzocht. De vergelijking van zeeanemonen met en zeeanemonen zonder anemoonvissen gaf een eenduidige uitkomst. Anemonen met anemoonvissen hebben drie duidelijke voordelen in vergelijking met anemonen zonder anemoonvissen. Anemonen met vissen groeien driemaal sneller dan die zonder vissen en ze vermeerderen zich ook vaker dan anemonen zonder vissen.
Anemonen met vissen stierven gedurende de driejarige onderzoeksperiode minder vaak dan anemonen zonder vissen. De hogere groei- en delingstermijn van anemonen met vispartners ligt waarschijnlijk daaraan, dat anemonen met vissen beter worden gevoed. Hier liggen vermoedelijk ook eerdere onderzoekingen aan ten grondslag, zoals bij anemonen, waarin garnalen als partner leven.
Als er garnalen met zeeanemonen samen leven, worden tussen de tentakels van de anemonen verhoogde ammoniakwaarden gemeten. Garnalen scheiden bij hun stofwisseling ammoniak uit. Daarmee leveren ze stikstof als mest voor hun anemonen. De meeste zeeanemonen (alle zeeanemoonsoorten met anemoonvissen) bevatten zoöxanthellen. Dat zijn nietige eencellige planten, die aminozuren door middel van fotosynthese bouwen. Deze aminozuren en die van de door zoöxanthellen geproduceerde zuurstof benutten de zeeanemonen.
Zeeanemonen met zoöxanthellen ontvangen meer dan de helft van hun energiebehoefte van de nietige plantencellen in hun weefsel. De fotosynthese van de zoöxanthellen is echter stikstof gelimiteerd. Het stikstofgehalte van zeewater is normaliter zeer laag en een toegift van stikstof in de vorm van ammoniak levert tot een verhoogde productie op van aminozuren door de zoöxanthellen. Niet alleen garnalen, maar ook vissen scheiden ammoniak als stofwisselingsproduct uit. Ook de anemoonvissen leveren zodoende mest voor de zoöxanthellen van hun partneranemonen en voeden hun anemonen daarmee indirect. Dat anemonen met anemoonvissen minder snel sterven dan die zonder vispartners, ligt simpelweg daaraan, dat anemoonvissen hun anemoon verdedigen. Er zijn in tropische zeeën enige vissoorten, die de tentakels van zeeanemonen vreten. Anemoonvissen kennen deze voor hun partner gevaarlijke soorten en vallen ze heftig aan.
Volgens de onderzoekingen van Holbrook en Schmitt is het nu zeker, dat het samen leven van anemoonvissen met zeeanemonen voor beide diersoorten voordeel oplevert. Het gaat hier dus om een echte symbiose.