In ons land en bij onze zuiderburen leven vier soorten watersalamanders. Te weten de kleine watersalamander (Triturus vulgaris), de vinpoot- of draadsalamander (Triturus helveticus), de alpenwatersalamander (Triturus alpestris) en de kamsalamander (Triturus cristatus)
De kleine watersalamander komt in Nederland het meeste voor en is daardoor denk ik wel de bekendste soort van alle. Veelvuldig kwam men ze in het verleden tegen in ons watervlooiennetje tijdens het verschalken van levend voer. De vinpoot dankt zijn naam aan de zwemvliezen aan zijn achterpoten tijdens de paartijd en het karakteristieke draadje aan het einde van zijn staart. Deze soort vormt tijdens de paartijd nagenoeg geen kam in tegenstelling tot de andere soorten. De alpenwatersalamander is naar mijn mening de mooiste watersalamander van ons land met zijn prachtige staalblauwe kleur en gele kam in het voortplantingsseizoen. Deze soort komt slechts voor in het zuiden van ons land. De meest bedreigde soort van ons land is de kamsalamander. Dit is tevens met zijn afmeting tot 18 cm de grootste soort en staat bekend om zijn prachtige kam en oranje gekleurde buikpartij.
Ook komt er nog een landsalamander voor, namelijk de vuursalamander (Salamandra terrestris). Zijn leefgebied strekt zich echter nog maar uit tot een paar zeer kleine biotoopjes in Nederland. In België komt hij gelukkig nog in redelijke aantallen voor, vooral in de Ardennen. Je zult ze echter niet snel aantreffen, daar ze voornamelijk nachtactief zijn en daarnaast moet je wel de plekjes weten waar ze te zien zijn. In onze vrije natuur zwemmen watersalamanders in vrijwel alle slootjes, poeltjes en vennetjes, die er ook maar even voor in aanmerking komen. Ook komen ze voor in tuinen met waterpartijen met een natuurlijke uitstraling, waarmee dit woongebied (habitat) voor de dieren steeds belangrijker wordt om zich nog te kunnen handhaven en voortplanten. Vooral voor de fanatieke tuinier met ook nog de liefde voor de inheemse amfibieën ligt hier dan ook een taak weggelegd, daar de natuurlijke biotopen steeds vaker verdwijnen door nieuwbouwwijken en aanleg van wegen etc.
Maar wat is een geschikte biotoop waar we ze kunnen gadeslaan en wat voor soort vijver of waterpartij kunnen wij voor ze maken om ze naar ons toe te lokken? Kortom, wat is eigenlijk goed water, geschikt voor salamanders?
Biotoop
Salamanders houden in principe van helder en stilstaand water met daarin het liefst geen vissen. Soms vindt men ze in de natuur en ook af en toe in langzaam stromende beekjes, maar ook daarin zoeken ze de rustigste plekjes op. In het water waarin salamanders zich ophouden, moeten diverse belangrijke voorzieningen aanwezig zijn, zoals voldoende (levend) voedsel, schuilgelegenheden en vooral voldoende (water)planten.
De vier bovengenoemde soorten hebben allemaal hun eigen biotoop, maar toch komt het regelmatig voor dat twee, soms zelfs drie soorten in één poel bij elkaar te vinden zijn. Zo trof ik in 2005 in de zuidelijke Ardennen in één biotoop zowel Triturus alpestris als Triturus helveticus aan.
Triturus vulgaris is de gemakkelijkste van allemaal en neemt al snel genoegen met een redelijke poel met voldoende waterplanten en voedsel. Triturus cristatus vraagt wat meer open water met toch voldoende (rand)beplanting. Triturus helveticus neemt genoegen met wat kleinere biotoopjes, die echter wel voldoende diep dienen te zijn, omdat deze soort graag in of in de directe omgeving van water overwintert. Triturus alpestris is niet echt kieskeurig in het zoeken naar een geschikte plaats voor het afzetten van eieren. Ze verschuilen zich echter wel graag tussen en onder stenen, zowel in het water als op het land.
In het water duiken de meeste salamanders graag weg tussen de beplanting. Hieraan dient men dus in een vijver te voldoen.
Gelukkig zijn salamanders in de vrije natuur nog wel gade te slaan. Bij een geschikte biotoop (sloot, poel of ven) dien je dan rustig langs de waterkant te gaan zitten. Met wat geduld zal men dan zien, dat deze mooie dieren regelmatig naar het wateroppervlak zwemmen om af en toe lucht te happen. Daarna zullen ze weer snel naar beneden of tussen de beplanting duiken. Eenmaal ontdekt is het ook niet moeilijk om hun interessante baltsgedrag en het afzetten van eieren te bewonderen. Vooral met een beetje zonlicht erbij is dit bijzonder spectaculair.
Balts en eiafzet
Zodra in het voorjaar de temperaturen weer gaan stijgen (meestal eind maart begin april), verlaten de eerste mannetjes van Triturus vulgaris hun winterverblijfplaats en gaan ze op zoek naar een geschikt watertje, waar ze zich kunnen voorbereiden op de paring en dus ook op de ontmoeting met vrouwtjes.
Binnen een aantal dagen, nadat de mannetjes het water hebben opgezocht, treedt er een verandering bij ze op. De buik kleurt feloranje en de rug krijgt een prachtige goudbruine kleur voorzien van glanzende, witte flanken en de donkere vlektekening op de buik wordt ook intenser van kleur. Over de gehele rug en staart vormt zich een ononderbroken gekartelde kam, waarbij de onderkant van de staart zich blauw en rood kleurt. Bij de vrouwtjes echter wordt alleen de buik wat feller oranjegeel en verder blijven ze eigenlijk net zo als ze het gehele jaar zijn: geelbruin met wat fijne, donkere vlekken. Wel is de buikpartij veel ruimer gevuld dan bij de mannetjes.
De huid wordt in deze periode dunner en is nu geschikt voor gedeeltelijke ademhaling via de huid voor als ze langer onder water blijven. Dit houdt niet in, dat de longademhaling stopt; de dieren zullen lucht moeten blijven happen.
De mannetjes, getooid in bruiloftskleed, proberen de vrouwtjes te verleiden door voor ze te gaan liggen en met de staart en poten te gaan wapperen. Vaak gebeurt het, dat verscheidene mannen tegelijk dezelfde vrouw proberen het hof te maken. Op deze wijze brengen de mannen een geurstof over, die de vrouwtjes ontvankelijk dient te maken. Als een vrouwtje op de avances van een mannetje wil ingaan, zwemt ze achter hem aan en stoot met haar kop tegen de staartpunt van het mannetje. Die zal dan onder veelvuldig imponerend gedrag zijn spermatofoor (= zaadpakketje) op de vlakke bodem afzetten. Het vrouwtje neemt nu zijn spermatofoor op in haar geopende cloaca en zwemt weg. Het sperma van de man blijft bewaard in haar zogenaamde spermatheek.
In uw vijver kunt u eenvoudig een afzetplaats creëren door op een plaats waar het water stilstaat (of nagenoeg niet stroomt) wat platte stenen, bijvoorbeeld leiplaten, te leggen. In stromend water zal de spermatofoor sneller wegdrijven en is de paring gedoemd te mislukken. Een aantal dagen na de paring zal het vrouwtje beginnen met het afzetten van haar eieren. Dat doet zij door haar eieren (per vrouwtje kan het aantal oplopen tot wel 300 stuks) één voor één met haar achterpoten tussen de bladeren van waterplanten te verkleven. Ze is hierbij zeer kieskeurig. Niet alle soorten waterplanten komen hiervoor echter in aanmerking. Een voorkeur gaat uit voor waterpest, sterrenkroos, waterviolier en waterranonkel.
Groeiend mos in het water kan ook wel dienen als afzetsubstraat evenals die moerasplanten, die met hun bladeren in het water groeien. Je kunt hierbij denken aan penningkruid en moeras-vergeet-me-niet. Het vrouwtje vouwt met haar achterpoten het blad om het ei, zodat dit beschermd is tegen vijanden en schimmelinfecties. Het afzetten kan soms 3 tot 4 weken in beslag nemen en het gebeurt zowel overdag als ‘s nachts. Het mannetje bekommert zich dan allang niet meer om haar.
Na 2 tot 3 jaar op het land keren ze wederom als volwassen dieren terug naar het water om zelf deel te gaan nemen aan de voortplanting. In deze periode zijn het echte landdieren, die leven van wormen, naaktslakjes en diverse andere insecten.
Het gebeurt niet altijd, dat deze ontwikkelingscyclus in één seizoen lukt. Sommige larven overwinteren in het water en komen pas het volgende voorjaar op het land. Vaak zien we dit bij Triturus helveticus.
Willen we salamanders in onze vijvertuin een goede plaats aanbieden, dan zullen we ervoor dienen te zorgen, dat niet alleen onze vijver voor deze dieren geschikt is, maar ook de rest van de tuin.
De vijver
Een goede vijver voor amfibieën heeft aan een kleine doorstroming van het water voldoende. Zelf geef ik zelfs de voorkeur aan stilstaand water. Wel dient de vijver rijkelijk begroeid te zijn met echte waterplanten van de soorten, die al eerder zijn vermeld. Vrijwel al deze planten of het liefst een combinatie ervan geven voldoende schuilgelegenheden en zijn geschikt voor het afzetten van de eitjes.
Liever houden we in dit type vijver geen vissen en de diepte van de vijver mag gerust meer dan 80 centimeter bedragen. Zorg wel voor schuin oplopende kanten en maak plaatsen waar het water niet dieper is dan 20 tot 30 centimeter. Het water warmt zich op deze plaatsen sneller op en hier zullen dan ook de eieren worden afgezet. In een dergelijke vijver zien we al snel ook andere dieren als diverse waterkevers, rugzwemmers, libellen etc. Ook zullen allengs kikkers en padden hun opwachting maken in een dergelijke biotoop.
Winterverblijfplaats
Andere mogelijkheden van overwinteren zijn stapels stookhout, dakpannen of het overwinteren in een garage of vorstvrije schuur.
Wetgeving
In ons land zijn alle inheemse amfibieën en reptielen sinds 1972 bij wet beschermd. Dit wil zeggen, dat je deze dieren niet mag houden en/of vervoeren. Toch bestaat er in ons kikkerlandje een grote interesse voor deze diersoorten. Er zijn zelfs liefhebbers, die deze dieren thuis met een ontheffing houden en ermee kweken. Wij, vijverliefhebbers, zijn bewust of onbewust ook beschermers van deze dieren. Wij creëren namelijk minibiotoopjes en zorgen op deze wijze voor plaatsen, waar zij hun eieren veilig kunnen afzetten. Ik durf zelfs zonder te overdrijven met zekerheid te stellen, dat de vijverhouderij in Nederland ertoe bijdraagt, dat sommige soorten zich weer aantoonbaar vermeerderen en dat menig plaatselijke wetgever hier nog veel van zou kunnen leren.
Uiteraard is wegvangen uit de vrije natuur uit den boze en tevens is het een juiste beslissing van de Nederlandse dierenhandel om deze dieren niet in hun assortiment op te nemen. Echter, door het verspreiden van dieren en/of eieren vanuit de ene vijver naar de andere, kunnen we diverse soorten in stand houden en daar is denk ik niemand op tegen.
Pas hier echter wel bij op dat deze dieren niet kunnen ontsnappen naar de vrije natuur, daar we anders weer te maken hebben met faunavervalsing en daar zitten we al helemaal niet op te wachten. Dit type dieren zouden we dan ook beter achter glas kunnen houden en niet zomaar vrij in de tuin.
Vernieuwde naamgeving
Recent schijnt de naamgeving van de Europese salamanders weer eens onder de loep te zijn genomen. Hierbij schijnt het zo te zijn, dat de grotere soorten nog vallen onder het geslacht Triturus en de kleinere soorten onder het geslacht Paleotriton. De alpenwatersalamander zou zelfs helemaal onder een eigen geslacht gaan vallen, te weten Mesotriton. Daar dit allemaal nog verse (april 2007) informatie is, heb ik me in dit artikel echter gehouden aan de oude vertrouwde naam Triturus.