Men zegt wel, dat bepaalde indrukken, die men in zijn vroege kinderjaren heeft opgedaan, een stempel geven op je latere leven. Ik weet zeker, dat dit voor mij op het gebied van onze hobby in het algemeen wel degelijk geldt. Als ik mijn gedachten terug laat gaan in de tijd en dat is wel meer dan 55 jaar geleden, zie ik nog de beelden voor me alsof het gisteren was.
Het speelde zich af tussen mijn vijfde en tiende levensjaar. Wij woonden in die tijd vlak bij weilanden met sloten, plassen en molens. Hier en daar stonden langs het water wilgen en struikgewas. Met een kromme speld, ijzergaren en een stok ving ik daar voorntjes en baarsjes. Salamanders en stekelbaarsjes konden gewoon met een wormpje aan de draad gebonden worden gevangen. Er was daar een heel romantisch plekje, dat me altijd bijzonder aantrok. U kent dat misschien ook wel: het water was glashelder en de waterspiegel was zo hoog, dat die gelijk met de kant stond. Onder water stonden wolken frisgroene planten. Uiteraard had ik in die tijd geen idee wat de namen van die planten waren. Het zullen wel waterpest, hoornblad e.d. zijn geweest. Even boven de waterspiegel hingen hier en daar takken van struiken en bomen en het waren deze takken, die ik nooit zal vergeten. Menigmaal gebeurde het, dat er in dat water een dier kwam aanzwemmen, waar ik uiteraard toen ook geen notie van had en evenmin boezemde het me angst in. Het gebeurde meer dan eens, dat dit dier zich om de takken slingerde en met glurende oogjes naar me keek. Of hij zeggen wilde ‘wat moet jij daar?’ Soms waren er meer aanwezig en ik ging het al heel gewoon vinden. Uiteraard weet u over welke dieren het hier gaat. Het waren ringslagen. Ja, in die tijd was dat allemaal heel gewoon. Dit gebied werd de Watermolenweide genoemd en ik kan wel zeggen, dat het daar wemelde van de ringslangen. Niet lang na de Tweede Wereldoorlog was alles verdwenen en lagen er wegen en woonwijken.
Verspreiding, biologie
De soorten van het geslacht Natrix zijn over een groot deel van de aarde verspreid. De meeste soorten leven in gebieden met een gematigd klimaat, terwijl men slechts enkele soorten in de tropische regionen vindt. In Nederland komt de ringslang in alle provincies voor, doch niet in Zeeland.
Het is een vreedzame slang, die zelden zal bijten als men haar vastpakt. Haar enige verdediging is het verspreiden van een onaangename geur, die zij in een speciale klier naast haar cloaca produceert.
De Europese ringslang is de meest algemene soort. Zij is een (beperkte) cultuurvolger. Karakteristiek voor haar favoriete biotoop is de combinatie van water (sloten en poelen), een zonnig talud met dekking en de mogelijkheid om droog en vorstvrij te overwinteren in combinatie met voldoende rust.
Composthopen van volkstuinders en aangebrachte broeihopen spelen een belangrijke rol bij de voortplanting van de ringslang. In het vochtige, broeiende materiaal zetten de vrouwtjes hun eieren af, die uitkomen als de temperatuur gedurende twee maanden minstens 25° C blijft.
Broeihopen zijn zeldzaam of verdwijnen uit ons nette landschap. Als we niet snel de helpende hand bieden, gebeurt dat met de ringslang ook.
In en rond grote steden, zoals Amsterdam, overwintert de ringslang in het grondlichaam van spoordijken en heeft haar zomerbiotoop in lager gelegen watergebieden met volkstuinactiviteiten voor het afzetten van eieren in mest- en composthopen.
Het voedsel van de ringslang bestaat uit verschillende amfibieën, vissen en bij hoge uitzondering kleine zoogdieren, die zij in het water tegenkomt.
Interessant is nog te vermelden, dat alle Europese soorten ovipaar (eierleggend) zijn, terwijl de Noord-Amerikaanse soorten levende jongen ter wereld brengen.