Veel vijvervrienden vragen zich af of ze al dan niet in een nieuw aangelegde of reeds bestaande vijver vissen zullen houden. In een grotere vijver met planten – en daardoor rijk aan insecten – is het beslist een aanrader er enige vissen in uit te zetten. Zij horen daar net zo goed in thuis als waterplanten, waterinsecten, die er uit zichzelf wel op afkomen, en waterslakken. De laatste vinden er hun onderdak, doordat ze met de planten ‘meeliften’, hetzij als volwassen exemplaar of als eitje. Ook vogels brengen deze diertjes uit andere plassen of vijvers over.
Wanneer de vijvervriend ook nog aquarist is en tot een oudere generatie behoort, zal hij zich beslist uit eigen ervaring of door verhalen van zijn vader herinneren dat men, meer dan tegenwoordig, inheemse stekelbaarsjes in aquaria hield. Als scholier ondernam men tochten te voet of per fiets – voorzien van schepnet, blikjes of glazen potten – naar beekjes, vijvers en plassen om stekelbaarsjes voor het aquarium te vangen. Gebeurde dit in het voorjaar, dan kon men al gauw de interessante voortplanting en broedzorg van deze vissen aanschouwen.
Stekelbaarzen komen rondom de pool voor in binnen- en kustwateren, zowel in de koude als de gematigde zones. Men treft ze hoofdzakelijk in zoet water aan, maar ze komen ook voor in brak water en in zee. Het lichaam is gestroomlijnd met een zeer slanke staartaanzet. De bek is iets bovenstandig en de flanken zijn met beenplaat bedekt.
Tegen de tijd dat er kuit wordt geschoten, bouwen de mannetjes een nest en verzorgen de jongen nog een aantal dagen, nadat ze uit het eitje gekomen zijn.
Voor de vijver beschrijf ik navolgend de twee Europese soorten, nl. de driedoornige en de tiendoornige stekelbaars. Deze soorten kunnen zonder problemen gehouden worden, ook samen. Ze kunnen als schooltje en ook in gezelschap van kleine andere vissen worden gehouden en kunnen onder optimale omstandigheden enige jaren oud worden.
Komen rond en in de vijver veel insecten voor alsmede andere kleine waterdiertjes zoals wormpjes, watervlooien, schaatsenrijdertjes enz., dan hoeft men ze niet bij te voeren.
Na de koude overwintering in de vijver komen ze binnen korte tijd vanaf maart, april tot nestbouw en kuitschieten in een plantenrijk aquarium.
Buiten kan door vallende bladeren in de herfst het vijverwater snel zuur worden en kan er ook zuurstofgebrek ontstaan, waardoor vissen en amfibieën dood kunnen gaan. Het is daarom aan te raden om in de herfst wel een vijvernet te spannen. Als men zo’n net niet gebruikt, moet men de afgevallen bladeren voor de winter verwijderen.
Gasterosteus aculeatus, de driedoornige stekelbaars
Deze soort houdt zich op in stilstaand en stromend water. De vis ontleent zijn naam aan drie alleenstaande stekels op de rug. Ook de buikvinnen zijn tot stekels verworden, zodat dit stekelbaarsje alles bij elkaar over 5 stekels beschikt. De stekels zijn een geducht wapen in de strijd tegen predators. Tijdens de broedtijd is het mannetje van deze soort één van de kleurrijkste vissen. Dit stekelbaarsje kan een lengte van zo’n 8 cm bereiken. Geslachtsrijp zijn ze vanaf het eind van het eerste levensjaar. Gedurende de paartijd, die van maart tot juli loopt, bouwt het mannetje een nest ter grootte van een walnoot hiervoor gebruikt hij levende en afgestorven plantendelen. Soms wordt het bouwmateriaal verstevigd en aan elkaar vastgeplakt met een uitscheidingsproduct uit de nieren. Deze bouwactiviteiten nemen 1 tot 3 dagen in beslag. Oudere en dus ervaren dieren kunnen dit werk in 1 – 2 dagen klaren. Wanneer het nest af is, drijft het mannetje verscheidene tot paren bereide vrouwtjes het nest in, nadat hij ze eerst de opening heeft getoond. Als een vrouwtje de eieren heeft afgezet, bevrucht het mannetje ze en verjaagt het vrouwtje uit de omgeving van het nest. Afhankelijk van de temperatuur van het water komt het broedsel uit na 4 – 27 dagen. Gedurende deze tijd waaiert de vader met de staartvin vers water richting ‘kroost’ en verdedigt hij heldhaftig nest en territorium tegen vermeende en echte vijanden. De jonge visjes worden nog ca één week door pa in een schooltje bijeengehouden en beschermd.
Pungitius pungitius, de tiendoornige stekelbaars
Deze soort, ook wel moddermannetje of dwergstekelbaars genoemd, komt voor in plantenrijke, ondiepe sloten en plassen, maar wordt plaatselijk ook wel aangetroffen in niet al te diepe brakwatergbieden. Hij ontleent zijn naam aan de 9 – 12 stekels op de rug.
Ook hier zijn de 2 buikvinnen tot stekels verworden. Op die manier kan de tiendoornige stekelbaars op zijn minst 11 en ten hoogste 14 stekels aan zijn lichaam hebben. Op de afbeeldingen zijn de lichaamskleuren goed te zien. Tijdens de paartijd, die van april tot augustus loopt, zijn de keel en borst van het mannetje fluweelzwart gekleurd. Veel exemplaren kleuren zelfs over het hele lichaam zwart. De borstvinnen (de stekelvinstralen) hebben een oranjeachtige kleur.
Degene die in zijn eigen vijver de nestbouw en het hele voortplantingsproces wil bekijken, doet er goed aan om in het ondiepe gedeelte een strook met zand of grind te bedekken. Zorg ervoor, dat hier ook niet te veel waterplanten wortel schieten. Aangrenzend losjes waterpestachtige soorten planten. Beide soorten stekelbaarzen bouwen graag hun nesten tussen de stengels van deze planten, die zoals bekend veel zuurstof afgeven.