Waterspin/fonteinkruid/vijverloper

Waterspin

Vrijwel elk boek en veel televisieprogramma’s, die iets willen laten zien over dieren die in onze wateren leven, tonen ons ook de waterspin. Het lijkt dan wel of in elke vijver dit dier voorkomt en dat het een zeer algemeen dier is. Jammer, maar dat is niet zo! Hoewel het absoluut niet valt uit te sluiten, dat dit dier in de vijver kan voorkomen, is het niet zo algemeen als de media ons zouden doen vermoeden.
De waterspin Argyroneta aquatica is een geweldig mooi dier. Niet voor alle mensen, want het is en blijft een spin, waarvoor een groot aantal mensen toch een beetje bang is. Argyroneta aquatica is de enige waterspin die we kennen en die bij voorkeur in stilstaand of langzaam stromend water leeft, waar natuurlijk planten in moeten staan. Want het dier spint zijn duikerklok onder water tussen planten om houvast te krijgen voor de basisdraden, waartussen dan de klok wordt gebouwd. Toch geeft dit dier de voorkeur aan veenplassen en turfgaten. Ondanks het feit dat hij erg veel lijkt op andere spinnen, zijn er wel een paar kleine aanpassingen bij dit dier om onder water te leven. Zo is het tracheeënstelsel veel fijner vertakt en is het spinorgaan het beste van alle spinnensoorten. Ook is het achterlijf zeer dicht behaard en mede daardoor speciaal aangepast om lucht vanaf de oppervlakte mee onder water te nemen.

Argyroneta aquatica, met woonklok

Onder water spint het dier een klok, die met speciale draden zeer stevig aan de planten vastgemaakt wordt. Wanneer de duikerklok klaar is, kan daar lucht in gebracht worden. Het is opvallend, dat dit spinsel zo dicht in elkaar zit, dat er lucht onder water in vastgehouden kan worden. De waterspin steekt nu zijn achterlijf boven water, vangt hier op een speciale manier met de spintepels en het vierde paar poten wat lucht vast en brengt die lucht naar de duikerklok. Deze klok, die de woonklok wordt genoemd, dient vooral om de gevangen prooi te verorberen. De spin jaagt meestal ‘s nachts op allerlei dieren zoals waterpissebedden en insectenlarven, afhankelijk van de grootte van de spin.
Wanneer de broedtijd daar is, weeft de waterspin een aparte broedklok, die zeer dicht onder het wateroppervlak gemaakt wordt. Deze klok heeft twee woonlagen: het is een klok met een verdieping. In het bovenste gedeelte worden de 20-100 eieren afgezet, in het onderste gedeelte zit het moederdier op wacht en bewaakt de eieren. Haar taak is nu om het nest te camoufleren, wat ze meestal met algen doet. De andere taak van de spin is om ervoor te zorgen, dat de lucht in de kraamkamer regelmatig wordt ververst. Na 2 tot 3 weken komen de eieren uit, maar de jonge dieren blijven nog een maand in de kraamkamer. De grote vraag is nog steeds hoe de jonge dieren aan voedsel komen. Tot heden is die vraag nog niet beantwoord.

Fonteinkruid

 Bij de bekende planten, die vrij vaak als zuurstofplanten bij uitstek worden verkocht, mag fonteinkruid niet ontbreken. Er wordt dan altijd verwezen naar Potamogeton lucens, een van de vele soorten Potamogetonaceae. De naam Potamogéton komt van: Potamos (Gr) = rivier & geiton (Gr) = buurman, de soortaanduiding lucens (lat.) = lichtend of glanzend. Vandaar de Nederlandse naam glanzend fonteinkruid.
Deze plant, die een wortelstok kan krijgen van 3 meter lengte, heeft zeer grote, glanzend groene bladeren met een elliptische vorm, die zich onder water bevinden. We noemen dit: ondergedoken bladeren. Dit is    tevens de reden, dat deze plant bij de zuurstofplanten terecht gekomen is. Door de brede vorm van de bladeren wordt Potamogeton lucens ook ingedeeld bij de breedbladige fonteinkruiden. Het overgrote deel van      de fonteinkruiden heeft drijvende bladeren.
De plant geeft een groenachtige bloeiaar, die boven water gestoken wordt. In de vrije natuur vinden we hem in grote vaarten, die langzaam stromen, of in stilstaand water met een slijkbodem. De plant houdt van voedselrijk water en het is dan ook niet verwonderlijk, dat we deze soort ook in onze vijvers uitstekend zien groeien, want meestal zijn onze vijvers erg voedselrijk. Toch zien we dit fonteinkruid meestal in de wat grotere vijvers vanwege de snelle groei en grootte van de plant. In een kleine vijver zal deze snelle groeier spoedig de hele ruimte in bezit nemen.
Gelukkig is het uitdunnen niet zo moeilijk, maar denk er wel aan dat onze vissen graag tussen deze planten hun eieren afzetten en dat jonge vissen in de wirwar van stengels en bladeren een goede schuilplaats hebben. Dus pas op, dat je niet het kind met het waswater weggooit.
Een ander punt is ook, dat het verschil tussen de diverse soorten van de Potamogetonaceae soms niet erg groot is en wanneer we deze plant uit de vrije natuur zouden halen, is de kans groot dat we een andere soort meenemen. Niet dat dit erg is, maar daarvan zijn de meeste bladeren drijfbladeren, die op het oppervlak liggen en dus geen ondergedoken bladeren. Met name het ondergedoken blad zorgt voor de zuurstof in het water, terwijl een plant met drijfbladeren de zuurstof aan de lucht afgeeft.

Fonteinkruid P. natans met drijvende bladeren
P. Lucens aan het oppervlak

Vijverloper

Het is eigenaardig, dat we in de diverse boeken nergens de naam vijverloper tegenkomen. Een insect dat, wat de naam al zegt, vrijwel in iedere vijver voor zou moeten komen. Dit laatste is niet altijd waar, want de leden van deze familie (Hydrometridae) houden van stilstaand of zeer langzaam stromende wateren. Ze zitten dan meestal aan de oevers tussen de planten. In een vijver waar veel beweging in zit, met fonteinen of grote watervallen, zul je ze dus niet vaak tegenkomen. Tenzij de vijver groot is en er een stil beplant gedeelte vinden is. In eerste instantie denk je, dat het schaatsenrijders zijn (Gerridae), maar dat is niet juist. Het is een eigen familie, waarvan in ons land maar 2 soorten voorkomen. Bij goed bekijken zien we dan ook snel het verschil: ze zijn veel dunner dan de bekende schaatsenrijder, terwijl ook heel duidelijk te zien is dat het lichaam hoog boven het water gehouden wordt. Veel hoger dan bij de familie Gerridae, die min of meer met hun buik over het wateroppervlak schuiven. Ook beweegt de vijverloper zich wat langzamer op het wateroppervlak. Hij loopt meer, terwijl de schaatsenrijder een schaatsende beweging maakt. Vijverlopers zijn rovers. Ze jagen op waterinsecten, die op het water drijven. Maar ook op insecten, die regelmatig naar boven moeten komen om adem te halen. Het gehele jaar door paren de dieren en het vrouwtje legt dan meermalen per jaar eieren, die ze vasthecht aan plantendelen, die boven water uitsteken of aan oeverplanten. Het aantal eieren per keer is niet groot, maar doordat het dier regelmatig eieren afzet zijn de overlevingskansen voor de jonge dieren toch aanwezig. Want er zijn natuurlijk ook weer dieren, die deze eieren graag lusten. Door deze spreiding over het hele seizoen komen er dan ook twee generaties van deze dieren per seizoen voor. Ook hier zien we een larvestadium en wel in vijf stadia. Het imago overwintert aan de oever, waar het een plaatsje zoekt onder stenen. Wanneer je er goed naar kijkt, zal het opvallen, dat er bij deze dieren zowel kortvleugelige als langvleugelige exemplaren voorkomen.

De zeer slanke vijverloper met zijn lichaam hoog boven het water.  (foto Leen van Doorn
Ter vergelijking: de  schaatsenrijder.  (foto Leen   van Doorn)

Bloeiwijze van Pontederia cordata

Een van de planten waar de vijverloper zijn schuilplaats heeft, is Pontederia cordata ofwel snoekkruid. Pontederia is genoemd naar de Italiaanse botanicus Julio Pontedera (1688 – 1757). Cordata (Lat) = hartvormig. Ook komt voor P. lanceolata: lanceolata (Lat) = lancetvormig.

Beide soorten danken hun naam aan de vorm van de bladeren. P. cordata komt uit het oostelijk deel van Noord-Amerika. Het is opmerkelijk, dat in de boeken met planten (WAP-bibliotheek), die voorkomen in de staten Oregon en Washington deze plant niet beschreven wordt. Ondanks dat de plant uit dit noordelijke deel van Amerika komt, is ze niet geheel winterhard. Dat wil zeggen, dat – wanneer hij in een mandje geplaatst is en tussen    10 tot 20 cm diep in de vijver staat – de wortelstok kan bevriezen en daar kan de plant niet tegen. Een beter idee is de plant wat dieper te zetten, 25 tot 30 cm. Hierbij is de kans dat de wortelstok bevriest vrijwel uitgesloten   en dan kan de plant een buitentemperatuur van -20 graden overleven. Het komt voor, dat men de plant toch op een ondiepere plaats wil hebben. Dan is het raadzaam in de late herfst de planten met mandje wat dieper in de vijver te zetten en in het voorjaar ze dan op die ondiepere plaats weer terug te plaatsen.

Waarom is dit nu een mooie plant voor de vijver? Dat is vanwege de bloemen, die een prachtige blauwe kleur hebben. Er zijn niet zoveel vijverplanten met een blauwe kleur. Tevens de bloeitijd. Die begint in de zomer en duurt voort tot ver in de herfst. De plant wordt normaal 60 tot 80 cm hoog, maar wanneer ze een warme plek heeft en voedselrijke grond, dan zijn hoogtes van 120 cm geen uitzondering. Wanneer de plant in een ondiep gedeelte gezet wordt in een grote vijver, dus niet in een mandje, kan het gebeuren dat Pontederia cordata  gaat woekeren. Verder vraagt hij ook een warme plaats in de zon. Daar voelt hij zich op zijn best.

Pontederia cordata  in de vijver
Bloeiwijze van Pontederia cordata

Categorieën:
InsectenVijvers

Tags:
Andere dieren

Auteurs:
J.C. Brokke

Fotografie:
J.C. Brokke

Gerelateerde artikelen

NBAT Sponsoren

0
    0
    Winkelwagen
    Winkelwagen is leegTerug naar webshop