Mijn eerste kennismaking met Barbus schwanenfeldi stamt uit het einde van de jaren tachtig. Spijtig genoeg heb ik de vijf exemplaren die ik destijds kocht met een lengte van circa 5 cm al enkele maanden later moeten wegdoen, omdat ze te groot werden voor mijn toenmalige aquarium. De vissen hadden op dat moment al een lengte van circa 15 cm bereikt. Ik had een veelgemaakte vergissing begaan: ik had vissen gekocht, voordat ik ook maar enige informatie over de dieren had verzameld. Mijn interesse in Barbus schwanenfeldi was echter gewekt.
Enkele jaren later deed zich de mogelijkheid voor om opnieuw kennis te maken met Barbus schwanenfeldi. De vissen waren uitgegroeid tot een lengte van circa 20 cm, toen ik voor een tweede keer afscheid moest nemen van mijn geliefde vissen. Ditmaal was verhuizing naar een studentenkamer de oorzaak. De wens om ooit weer Barbus schwanenfeldi te houden bleef. In het voorjaar van 2001 kocht ik mijn eigen woning. Een van de kamers werd direct aangewezen als ‘aquariumkamer’. In deze kamer staat een aquarium met de afmetingen 120 x 50 x 60 cm, waarin ik inmiddels alweer bijna 2 jaar een school van zeven Barbus schwanenfeldi houd.
Zo gemakkelijk als ik echter eerder aan Barbus schwanenfeldi was gekomen, zo moeilijk was het nu. In mijn directe omgeving kon geen enkele aquariumzaak mij aan de vis helpen. Weliswaar kon een enkele handelaar mij aan de gouden of albinovariant helpen, maar de wildkleur bleek een stuk moeilijker verkrijgbaar. De reacties op mijn verzoek liepen uiteen van ‘niet verkrijgbaar’ tot het eenvoudig niet willen huisvesten van de dieren, zelfs niet voor een zeer korte periode. Uiteindelijk wilde een specialist in Geleen voor mij de dieren wel bestellen, waarmee een zoektocht van 4 maanden ten einde kwam.
Herkomst en inrichting van het aquarium
Barbus schwanenfeldi (de Nederlandse naam is Siambarbeel) komt met name voor in Thailand. Daarnaast wordt de vis op Sumatra en Borneo aangetroffen. De vissen komen voornamelijk voor in de grote rivieren, waar zij in grote scholen de diepere middenzones bevolken. De lichaamsbouw is hierop dan ook afgestemd. Je ziet meteen aan de vis, dat het hier om een snelle, krachtige zwemmer gaat. De vissen dwalen echter niet zelden af naar kleinere rivieren en worden zelfs aangetroffen in vrijwel stilstaand water. Hierdoor stellen zij weinig eisen aan de stroming en watersamenstelling in het aquarium.
In zijn herkomstgebied is Barbus schwanenfeldi een geliefde consumptievis. Als u eenmaal een volgroeid exemplaar hebt mogen aanschouwen, dan is het niet moeilijk voor te stellen, dat daar voldoende vlees aan zit voor een aardige maaltijd! Het is belangrijk, dat de vissen in het aquarium voldoende open zwemruimte hebben.
Eigenlijk is het aquarium waarin ik de vissen houd, aan de kleine kant; een bak van 200 cm is beter. Daarnaast dient deze vis altijd in een schooltje gehouden te worden. In tegenstelling tot andere Barbus-soorten, die wel elkaars gezelschap opzoeken, maar niet altijd hechte scholen vormen, blijft een school Siambarbelen consequent bij elkaar. Persoonlijk vind ik zeven stuks het minimum, maar dat vraagt ook meteen om een flinke ruimte. Bij jongere vissen verdient het aanbeveling schuilplaatsen te creëren, oudere vissen voelen zich prima op hun gemak in een kaal aquarium. Vooral dit laatste heeft ertoe geleid, dat Barbus schwanenfeldi in de Verenigde Staten een zeer geliefde aquariumbewoner is geworden. In het internet is in Amerikaanse sites dan ook heel wat te vinden over de tinfoil barb’ zoals de vis daar genoemd wordt.
Als gezelschap moet gekozen worden voor vissen die tegen een stootje kunnen. Denk hierbij aan de Siamese algeneter (Gyrinocheilus aymonieri), Lobeo (epalzeorhynchus) bicolor of andere grote barbeelsoorten, als Barbus filomentosus of de haaienvinbarbeel (Balantiocheilus melanopterus).
Tegen de achterwand ligt in elke hoek van de bak een stuk wortelhout; in het midden een grote, gladde steen. De bodem bestaat uit zacht rivierzand met hier en daar een platte steen. Deze zachte bodem is noodzakelijk, omdat de vissen graag ‘grondelen’, zoals veel Barbus-soorten dat doen. Aanvankelijk waren de wanden beplant met Javavaren en tegen de achterwand aan stond een groepje van een mij onbekende cryptosoort. Inmiddels zijn alle planten tot op de laatste wortel verorberd. Ik kan het dan ook afraden de vissen in een beplant aquarium te houden.
Het water werd aanvankelijk gezuiverd door een Eheim 2113 buitenfilter gevuld met keramiekpijpjes, actieve kool en filterwatten met een capaciteit van 390 liter per uur. Inmiddels is deze vervangen door een Eheim 2217 met een capaciteit van 1.000 liter per uur. De verlichting bestaat uit twee 30-watt-ti-lampen: een daglichtlamp, die brandt van 08.00 u tot 20.00 u, en een warm-wit, die brandt van 13.00 u tot 17.00 u. Het aquarium wordt door een 350-watt- verwarmingelement op een temperatuur van 22-23 °C gehouden.
De medebewoners zijn één Epalzeorhynchus kallopterus van circa 12 cm, twee clownbotia’s (Botia macracantha) van circa 6 cm en een schooltje van vijf jonge Barbus lateristriga. De laatste zullen te zijner tijd naar een eigen aquarium verhuizen.
Uiterlijke kenmerken en gedrag
Op het eerste gezicht lijkt Barbus schwanenfeldi nog het meeste op een voorn. Als je echter de tijd neemt om de vis eens goed te bekijken, vertonen vooral de volwassen exemplaren een ware kleurenpracht. Op de close-up van de gehele school is dit duidelijk te zien. De kleuren van het lichaam lopen uiteen van blauwgrijs, via blauw naar groen. Er zijn tegenwoordig zelfs een albino- en een xontorische (goudkleurige) vorm in de handel, die gemakkelijker te verkrij- gen zijn dan de wildkleur, die ook wel met ‘blauw’ wordt aangeduid.
De vinnen zijn bij de jonge exemplaren nog enigszins transparant, maar naarmate de vissen ouder worden, worden de vinnen intensiever van kleur en daardoor minder doorzichtig. Waar bij de jonge vissen de tip van de rugvin nog vaalgrijs is, is die bij een volgroeid exemplaar diepzwart, evenals de buitenste vinstralen van de staart. Naast de kleuren van de vinnen ontwikkelt zich ook de kleur van de iris van de vis. Die is in twee delen gesplitst, waarvan het bovenste deel diepdonkergeel of zelfs oranje wordt. Opvallend genoeg is het geslachts- onderscheid bij jonge vissen duidelijker dan bij halfwas exemplaren; bij aankoop (de vissen waren toen circa 5 cm) kon de winkelier duidelijk aanwijzen wat mannen en vrouwen waren. Bij jonge mannen zijn de vinnen veel opvallender rood dan bij de vrouwen. AI heel snel verdwijnt dit kleurverschil. Zo’n 4 maanden later, de vissen waren toen circa 10 cm, was dit kleurverschil verdwenen. Op dit moment zijn de vissen bijna volwassen (ze meten tussen de 17 en 20 cm) en bestaat het geslachtsonderscheid slechts uit een iets rondere buik bij de vrouw. Dit is echter alleen te zien bij goed gevoede, redelijk ver uitgegroeide exemplaren.
Barbus schwanenfeldi kan omschreven worden als een ‘gezellige’ vis om in het aquarium te hebben. De vissen zijn absoluut niet schuw en eten binnen de kortste keren uit de hand. Ook eenvoudig aan het aquarium voorbijlopen, brengt reactie teweeg. De vissen zwemmen mee zover als het aquarium toestaat. Als ik de kamer binnenkom, waarin het aquarium staat, lijkt het alsof de vissen al op mij wachten.
Voeding
Om de lengte te bereiken eet de vis zo ongeveer alles, wat hem voor de bek komt. De voorkeur gaat uit naar levend voer als tubifex en kleine kreeftachtigen als Mysis en watervlooien, maar als een kleinere vis daar tussendoor zwemt, zal Barbus schwanenfeldi die even goed verorberen. Echte jagers zijn het daarentegen niet; het betreft hier meestal een vergissing. Een zeer belangrijk (zo niet het belangrijkste) deel van de voeding is echter plantaardig. Zachte planten als Lotus, slaplantjes en (gele) plompen zijn veruit favoriet, maar bij gebrek hieraan zullen vrijwel alle planten het moeten ontgelden; zelfs een amazonezwaardplant is dan niet veilig meer voor deze slokoppen. Het verdient daarom aanbeveling de vissen bij te voeren met (gekneusde) slabladeren. Alhoewel de literatuur diepvriesspinazie als optie vermeldt, accepteren mijn vissen dit niet. Het zou kunnen dat naar mate de vissen ouder worden, hun dieet meer plantaardig wordt. In Artis voert men de vissen onder andere doperwten, wortelschijfjes en bloemkoolstronkjes, hetgeen de vissen daar graag eten. Ook mijn vissen eten graag doperwten.
Barbus schwanenfeldi helpt u overigens in een mum van tijd van uw eendenkroos af; het is een delicatesse voor ze! De Siambarbeel heeft een voorliefde voor grondelen. U doet de vissen dan ook een plezier met de voertabletten die in de handel voor bodembewonende vissen te krijgen zijn.
Kweek (?)
Over de kweek van Barbus schwanenfeldi is niet veel bekend; persoonlijk heb ik slechts eenmaal over een geslaagde kweek gelezen. De hobbyist in kwestie plaatste het kweekpaar (tot groot ongenoegen van zijn vrouw) in de badkuip! Ik neem aan, dat alle Siambarbelen die in Nederland aangeboden worden in Singapore gekweekt zijn. Eén ding is zeker: om deze dieren te kweken, heb je een enorme kweekbak nodig!
Tot slot
Ik hoop met dit artikel Barbus schwanenfeldi in een wat minder kwaad daglicht te hebben gesteld. Hun imago van ‘slopers’ berust zeker op feiten, maar zoals met elke vis is het een kwestie van het creëren van de juiste biotoop voor de juiste vis. Vooral als u uitgekeken bent op de gezelschapsbak en toch iets anders wilt dan Tanganjika- of Malawicichliden, is Barbus schwanenfeldi een leuk alternatief. Het zijn gemakkelijke, vriendelijke vissen, die u bij een beetje inspanning al heel snel belonen door u evenveel aandacht terug te geven. Juist door deze onmiskenbare interactie met hun verzorger hebben deze vissen bij mij een plekje in mijn hart veroverd.