Of Corydoras panda zo populair is vanwege zijn aantrekkelijk uiterlijk of vanwege de populariteit van de grote pandabeer, het dier waaraan zijn naam ontleend is, valt natuurlijk nooit voor 100% te achterhalen. Feit is dat de panda, die in 1971 door Nijssen & Isbrücker als nieuwe soort beschreven werd, afkomstig is van Aquas Amarillas, een zijkreek van de Rio Pachitea in het Rio Ucayalisysteem in Peru, de aquaristiek vanaf toen in een stormachtig tempo veroverde. Het eerste artikel erover in ons maandblad vond ik in het februarinummer van 1973. Het is van de hand van Isaäc Isbrücker (een van de beschrijvers) en er worden zes toentertijd recent beschreven Corydoras-soorten in voorgesteld, waaronder dus Corydoras panda.
Soortbeschrijving
Nu heeft het beestje ook een alleszins aantrekkelijk uiterlijk. Op een gele bijna witte grondkleur ligt een karakteristiek patroon van fluweelzwarte vlekken. Net als bij Corydoras quapore en Corydoras caudimaculatus één op de staartwortel, een zwart masker over de ogen dat boven bij de rug verbonden is en daarnaast een zwarte vlek in de rugvin die per individu in grootte kan verschillen. In de staartvin van sommige dieren is ook nog vaag een donkere V-vormige streep waarneembaar.
Verder kunnen de flanken bezaaid zijn met zwarte puntjes. Dat is echter lang niet bij elk individu het geval. Hiermee wordt het kleine rijtje van de pantsermeervallen met een caudaalvlek dat op dit moment bekend is op zes gebracht. Volwassen dieren worden ongeveer 5 cm lang en al bestaat er geen echte seksuele dimorfie, toch zijn de vrouwtjes bij goed doorvoede dieren zonder moeite aan hun wat vollere buikpartij te herkennen. Ook de vorm van de buikvinnen die bij de mannetjes wat smaller en puntiger en bij de vrouwtjes wat breder en meer gerond is, vormen een goed houvast bij de geslachtsbepaling. De naam werd gekozen omdat ze een bepaald zwart-witpatroon hebben, dat haast onmiskenbaar het kleurpatroon van de grote pandabeer met het karakteristieke oogmasker aan je opdringt. Over smaak en kleur valt niet te twisten maar de panda (Corydoras panda) zou je met recht van spreken een van de aantrekkelijkste pantsermeervallen kunnen noemen en bovendien is zij zonder al te grote problemen te verzorgen en tot voortplanting te brengen. Met de 5 cm lengte zijn ze in haast elk aquarium, of groot of klein, inzetbaar.
Gedrag en verzorging
Vooral het levendige gedrag maakt ze tot een aandachtstrekker in ieder gezelschapsaquarium. In vergelijking met veel andere pantsermeervallen is ze nauwelijks schuw of schrikachtig. Als bij de inrichting voor in het aquarium een flinke plaats is vrijgehouden zal ze zich daar regelmatig vertonen. Natuurlijk wordt daar gebruikgemaakt van Maas- of Rijnzand om te voorkomen dat de baardtasters worden beschadigd of, erger nog, helemaal afslijten. Op zoek naar voedsel duikt ze daar dan verticaal vaak tot over de ogen in de bodem. Ook zie je ze dikwijls met tweeën of drieën bij elkaar langs de decoraties en de planten heen en weer door het aquarium zwemmen.
Ergens las ik dat panda’s een waterkwaliteit zouden kunnen verdragen tot wel 20 GH en temperaturen van wel 35 °C. Dat kan dan misschien wel waar zijn, maar ik zou toch de voorkeur geven aan waterwaarden en temperaturen die een beetje worden geleid door het natuurlijke milieu.
Net als alle Corydoras-soorten eten ze graag Artemia, rode muggenlarven, tubifex en van tijd tot tijd Enchytraeën, het lievelingsvoer van Corydoras-soorten. Ook de diverse soorten diepvriesvoer uit de aquariumspeciaalzaak en voertabletjes zijn goed te gebruiken. Het is daarbij goed een beetje op te letten dat het voer niet te groot is.
Kweek
Over de kweek lees je tegenstrijdige berichten als ‘dat het vooral moeilijk zou zijn de dieren aan de gang te krijgen’, terwijl er ook berichten zijn die aangeven dat het van een leien dakje zou gaan. Voor de gerichte kweek brengen we twee vrouwtjes en drie mannetjes in een aquarium van circa 60 x 40 x 30 cm.
De hoogte is van weinig belang. Te hoge aquaria vullen we slechts tot 25 cm opdat de weg naar het oppervlak voor dieren die volgens Corydoras-gewoonte daar verse lucht willen halen niet te lang wordt.
Omdat Corydoras-soorten een zuurstofrijk en bacterievrij milieu op prijs stellen zien we in de kweekbak af van bodemmateriaal maar plaatsen een paar robuuste planten in plastic potjes op de kale bodem. Deze kan uitwendig worden zwartgeschilderd om controle op ongerechtigheden gemakkelijker te maken. In een secuur schoongehouden bak zullen zo de meeste jongen overleven, komen misbaksels met vergroeide staartvinnen, die het gevolg kunnen zijn van te veel bacteriën in het aquariumwater heel weinig voor. Maar het is ook heel goed mogelijk de dieren gewoon in het gezelschapsaquarium te laten en af te wachten wat dat brengt. Wanneer ze dan eenmaal geacclimatiseerd zijn zullen ze regelmatig paren en eitjes afzetten. Niet het hele jaar door maar wisselend met pauzes van meerdere maanden en kortere pauzes waartussen 1 tot 3 weken rust liggen. Meestal is een plotselinge verandering van het weer de trigger, vaak ook is er geen zichtbare aanleiding.
De eigenlijke paring verloopt in grote trekken hetzelfde als bij andere Corydoras-soorten. Er wordt afgezet in de groep. Alle vissen doen eraan mee, ook de vrouwtjes die op dat moment niet aan afzetten toe zijn. Nadat een vrouwtje door twee mannetjes heftig belaagd is en met een van de twee uiteindelijk in de typische T-houding gepaard heeft worden in het buikvintasje twee of drie eitjes opgenomen en overgebracht naar een uitgekozen plaats om daar te worden vastgehecht. Ze tonen vooral belangstelling voor Javamos waarmee de wanden in het aquarium zijn begroeid. Ook de onderkant van hori- zontaal groeiende plantenbladeren worden wel benut als afzetplaats. De achtervolging van paarwillige vrouwtjes door de mannetjes wordt bij tijd en wijle zo stormachtig en wild dat het wijfje, als ze eitjes wil afzetten alweer belaagd wordt en als gevolg daarvan de eitjes verliest. Corydoras panda houdt er kennelijk niet van om eieren aan de ruiten te kleven en ook stroming wordt gemeden als ze daartoe de kans hebben. Vaak worden de eitjes pas gelegd nadat het licht is uitgegaan. Afhankelijk van allerlei situaties worden tussen de 30 en 40 eieren geproduceerd. Meestal zijn er een paar bij die niet bevrucht zijn. De relatief grote eitjes komen vooral afhankelijk van de temperatuur na 4 tot 8 dagen uit. De larven zijn dan helemaal zwart. Behalve dan de dooierzak die zeer donkergeel is en die binnen ca. 4 dagen is opgeteerd.
Opfok
De opfok is in ieder geval heel eenvoudig; de grote larven groeien behoorlijk snel op en het percentage van uitval is meestal te verwaarlozen. Vanaf de vijfde dag kan worden gevoerd. De larven krijgen ook in de volgende weken geen waarneembare patroon of punttekening op de flanken. Alleen de zwarte band over de ogen tekent zich na de eerste week al duidelijk af.
Bij goed ontwikkelde larven ontwikkelt de vlek in de rugvin zich na ongeveer de vierde of de vijfde week. 2 tot 3 weken later verschijnt de aanzet van de caudaalvlek die zich begint te ontwikkelen. Natuurlijk komen er ook bij deze soort larven voor die zich minder snel ontwikkelen. Dit heeft voor de verdere opfok echter geen nadelige gevolgen, zeker niet als de grotere vissen eerder in een groter aquarium worden overgezet. Uitgekleurde vissen zijn ook al zo groot dat ze zonder probleem bij de ouderdieren kunnen worden gezet. Dat is na acht weken als ze naast de karakteristieke tekening ook 2 cm lengte bereikt hebben. Ze zijn dan volkomen het evenbeeld van hun ouders, alleen kleiner. Op deze manier kan de groep in het aquarium al vlug enige tientallen groot zijn. Een flinke groep Corydoras panda in een ruim aquarium is fantastisch om te zien, vooral als ze zelf gekweekt zijn.
(De foto’s geven een verkeerd beeld van juiste bodemstructuur. Red.)