De spatzalm, Copella arnoldi (Regan, 1912)

De familie der Lebiasinidae (slankzalmen) omvat veel soorten die in de tropische wateren van Zuid-Amerika voorkomen. In deze familie horen naast het geslacht Lebiasina, namelijk ook Copeina, Copella, Pyrrhulina, Nannostomus, Poecilobrycon en Nannobrycon thuis. De zes laatstgenoemde geslachten werden door de Franse ichtyoloog J. Géry in de onderfamilie Pyrrhulininae ondergebracht. Uit het geslacht Copella zijn bij aquariumliefhebbers vrij vaak de soorten C. metae en C. nigrofasciata te zien, maar C. arnoldi het meest. Dat komt vooral door de hoogst interessante manier van voortplanting.

Beide partners klaar voor de eerste sprongBeide partners klaar voor de eerste sprong

De spatzalm leeft in de benedenloop van de Amazone en in de Rio Para. Op plaatsen met een rijkelijke oevervegetatie met overhangende bladeren, die voor het afzetten van kuit geschikt zijn, houden zich grote scholen van deze vissen op aan het wateroppervlak. De mannetjes bereiken een lengte van 8 en de vrouwtjes van 6 cm. Het meest opvallend aan de spatzalm is de geweldige staart, die vooral bij het mannetje imposant is. Het geslachtsonderscheid blijkt duidelijk uit de bijgaande foto’s en laat zich tamelijk vlug aan het gedrag van de dieren raden.
In wat oudere vakliteratuur ontmoeten we nog de synoniemen Copeina arnoldi, C. callolepis, C. carsevennensis, C. eigenmani, Pyrrhulina filamentosa en P. rachoviana. De Europese aquariumliefhebbers konden al in 1905 met deze vis kennismaken. Tijdens de wereldoorlog liep de belangstelling echter terug tot aan het begin der jaren vijftig.

Aquariumervaringen

Copella arnoldi. Het mannetje (boven) is wat groter en kleurrijker dan het vrouwtje (onder).Copella arnoldi. Het mannetje (boven) is wat groter en kleurrijker dan het vrouwtje (onder).Als we ze in schoolverband houden, is deze soort voor bijna elk gezelschapsaquarium geschikt. Dan moeten we de bak wel zorgvuldig afdekken, opdat de vissen er niet uitspringen. Vreemd genoeg is de spatzalm een territoriumvis. Het stoerste mannetje uit de school eist voor zich het beste plaatsje op, terwijl andere mannetjes de mindere territoria mogen bezetten (Noot vertaler: heel veel zalmachtigen zoeken in de paartijd een territorium dat ze tegen soortgenoten verdedigen). Het mannetje interesseert zich vooral voor wat boven het wateroppervlak aantrekkelijk is, minder voor de omgeving in het water. Hij wordt onweerstaanbaar aangetrokken door de kleine opening tussen de dekruit en de filteruitloop, vooral wanneer er op een bereikbare plaats boven hem één of ander plantenblad zichtbaar is. Een vrouwtje uit de school nadert al vlug het mannetje en de beide dieren zullen na een poosje zij aan zij uit het water springen om de eieren bijvoorbeeld aan de onderkant van een over het water buigend blad af te zetten. De beide partners springen door een smalle kier zonder de zekerheid dat ze langs dezelfde route terug kunnen keren. Dergelijke vissen vinden als mummies hun einde op het vloerkleed. Andere mannetjes nemen vervolgens dezelfde ‘gunstige’ plaats en het treurspel herhaalt zich. Na enige tijd zijn er in ons aquarium geen spatzalmen meer over.
Om lang plezier te kunnen beleven van deze visjes moeten we ons aan een paar regels houden. Een temperatuur die lange tijd hoger dan 24° C is wordt afgeraden. Deze ervaring staat haaks op de conclusie van Riehl en Baensch (1982), dat een temperatuur tussen 25 en 29° C voor de spatzalm geschikt zou zijn. We zouden de dieren een afwisselende voedering met allerlei levend voer moeten aanbieden. De chemische parameters van de watersamenstelling zijn van geringe invloed op de levensduur. Niettemin is het voor de dieren beter de grenzen van 2 tot 15° DGH en een pH-waarde van 6,5 tot 7,2 aan te houden.

Kweken

Om met de soort C. arnoldi te kweken is het niet nodig een aparte kweekbak in te richten. De spatzalmen vinden in bijna alle gezelschapsaquaria mogelijkheden om eieren af te zetten: van groot belang is ze in een behoorlijk grote school van volwassen dieren te verzorgen. Drie à vier mannetjes samen met drie vrouwtjes is minimaal.

Zij aan zij schieten ze uit het water omhoogZij aan zij schieten ze uit het water omhoogTegen de onderkant van een boven water hangend blad worden de eieren afgezetTegen de onderkant van een boven water hangend blad worden de eieren afgezetHet vrouwtje laat zich weer naar beneden vallen, het mannertje is nog bezig met het bevruchten van de eitjesHet vrouwtje laat zich weer naar beneden vallen, het mannetje is nog bezig met het bevruchten van de eitjesBeide geslachten gaan snel wederzijds contact aan. Het mannetje zoekt boven het wateroppervlak een geschikte plaats om de eieren af te zetten en dan begint een korte periode, waarin de vissen oefenen in het springen. Eerst springt het mannetje om de ondergrond een beetje nat te maken, spoedig echter schieten beide partners omhoog. De eerste sprongen van het stel zijn onzeker en zonder coördinatie van de bewegingen. Ten slotte komt het tot synchronisatie van de beide dieren. Het mannetje en het vrouwtje buigen hun staarten net onder het wateroppervlak. De tegen elkaar gedrukte vissen schieten verwonderlijk snel door het wateroppervlak heen en met slangachtige bewegingen vliegen ze naar het blad. Het vrouwtje blijft ten opzichte van het mannetje altijd iets achter. De dieren nemen aan hun huid een laagje water mee en dat druipt naar beneden.
De vissen blijven enige seconden aan de onderzijde van het blad gekleefd hangen. Het vrouwtje legt 6 tot 12 eieren, die door het mannetje direct bevrucht worden. Na een poosje vallen de vissen apart terug in het water. Het gebeurt vaak dat er maar een paar eitjes aan het blad blijven kleven en het grootste deel ervan naar beneden valt. De oorzaak hiervan is duidelijk: de vissen werden bij het afzetten te veel gestoord. De op het blad gekleefde eieren worden door het mannetje gedurende de incubatietijd met water besproeid. Een vrouwtje zet meestal 150 tot 200 eieren af. Geschikt water om in af te zetten moet de volgende parameters hebben: temp. 26° C., 3 tot 4° DGH, 1° DKH.
Eieren die aan de onderkant van de dekruiten zijn afgezet, krabben kwekers er het liefste af en doen ze voor verdere ontwikkeling in een separaat, klein bakje. De embryo’s komen na ongeveer 35 – 40 uur uit en na nog eens 3 dagen zwemmen de kleine vissen vrij. De jongen kunnen we het beste voeren met de kleinste naupliën van Cyclops en Artemia salina. Sommige aquariumliefhebbers vertellen dat de diertjes gedurende de eerste dagen van hun leven ook vloeibaar voedsel zouden aannemen. Ik houd het erop dat dat geen geschikte methode is. Dergelijke visjes blijven onvermijdelijk op den duur achter in de groei.
Veel aquariumliefhebbers stimuleren de spatzalm tot afzetten met een kunstmatige regenbui door het besproeien van het wateroppervlak. Naar alle waarschijnlijkheid komt het bij deze soort tot een massaparing bij een terugval van de atmosferische druk. De vissen reageren ook op de wisselingen van het weer als ze door dikke wanden zonder ramen van de buitenwereld zijn afgesloten (bijvoorbeeld tijdens sommige aquariumtentoonstellingen).
In een televisieprogramma had ik de gelegenheid het afzetten van de spatzalmen onder natuurlijke omstandigheden te bewonderen. Vele honderden afzettende paren sprongen omhoog en belandden op bladeren van oeverplanten. In dit artikel wilde ik graag de ‘vlucht’ van deze vissen zo goed mogelijk beschrijven en op de afbeeldingen de verschillende fasen van het afzetten laten zien.

Gerelateerde artikelen

NBAT Sponsoren

0
    0
    Winkelwagen
    Winkelwagen is leegTerug naar webshop