De vuursalamander, bijna uit het zicht of zoeken we niet goed genoeg?
Toen ik in de jaren zeventig voor het eerst geconfronteerd werd met de terrariumhobby was dat via een Frankrijk-biotoop in de huiskamer van mijn oom. In die tijd werd nog een groot aantal dieren gehouden en verkocht, welke heden ten dage (2003) op de zogenaamde rode lijst staan. Een aantal hiervan terecht en een aantal mijn inziens op zijn minst discutabel. In deze periode hield mijn oom naast diverse Lacerridae ook salamanders van het geslacht Salamandra, te weten de vuursalamander. Dat deze keuze in een huiskamerterrarium niet samengaat, kan hopelijk iedereen begrijpen en het is derhalve niet meer dan terecht, dat deze dieren niet meer in de Nederlandse handel zomaar beschikbaar zijn. Bij onze oosterburen echter kan men nog volop ‘legaal’ dieren aanschaffen (volgens zeggen nakweekdieren) tegen niet geringe prijzen. Begin hier niet aan zonder goed naar de goede naamgeving te vragen en van tevoren goed bij het CITES-bureau te Dordrecht te informeren, welke dieren men wel en welke men niet mag aanschaffen.
Vuursalamanders van het geslacht Salamandra komen voor vanaf het noordelijke gedeelte van het Afrikaanse continent (S.s. algira) tot aan het noordelijke gedeelte van West-Europa in landen als het Iberische schiereiland, Frankrijk, België en Nederland (Zuid- Limburg). Bij de uiterste oostgrens van hun verspreidingsgebied dienen we te denken aan landen als Turkije, Griekenland, voormalig Joegoslavië, Bulgarije, Roemenië en delen van de Oekraïne. Ook in landen als Libanon, Israël en Iran zijn vuursalamanders aangetroffen (S. infraimmaculata). Op de Britse eilanden komen geen vuursalamanders voor zoals ook op de Griekse en Italiaanse eilanden met uitzondering van Korfoe en Corsica. In het algemeen kan men stellen, dat hun leefgebied bestaat uit vochtige, schaduwrijke bossen van de heuvels en berglandschappen in deze regio’s. Sommige uitzonderingen daargelaten, welke zelfs voorkomen boven de boomgrens in het hooggebergte van Noord-Spanje. Overdag ziet men deze dieren slechts zelden, daar zij er een zeer verborgen levenswijze op nahouden; verscholen onder moshopen, stenen en houtstronken. Tijdens de schemering en gedurende de nacht komen ze te voorschijn en dan nog maar slechts indien de luchtvochtigheid hoog genoeg is en het niet te warm is of te hard waait. Gedurende de winterperiode worden er vorstvrije overwinteringsplaatsen gezocht, die diep onder de grond liggen. In gebieden, zoals op het Iberische schiereiland, alwaar het ‘s zomers plaatselijk wel zo’n 40 graden Celsius kan worden, wordt er een zomerrust gehouden, eveneens verscholen onder de grond.
De grootte van deze dieren loopt uiteen van ongeveer 20 cm voor dieren uit onze regio tot ongeveer een 30 cm voor dieren uit Zuid-Europa en uit de oostelijke verspreidingsgebieden. Vuursalamanders zien er zeer divers uit met als grondkleur grijszwart tot glanzend zwart met daarop onregelmatig verspreid een vlek- en/of streeptekening, welke van kleur varieert van geel tot dieprood. Er zijn echter ook exemplaren gevonden, welke nagenoeg geheel zwart waren of nagenoeg geheel geel van kleur. Ook komen er soorten voor, waarbij zowel de kleur rood als geel vertegenwoordigd is. We zien dit bij de soorten Salamandra s. gallaica (Portugal), Salamandra s. corsica (Corsica) en Salamandra s. morenica (Zuid-Spanje). Ook zijn er albino- en gedeeltelijke albinovormen aangetroffen. Het lichaam van vuursalamanders is vergeleken met de meeste watersalamanders tamelijk plomp te noemen. De kop is in verhouding behoorlijk breed, welke afhankelijk van de soort rond afloopt of eventueel spits toeloopt. In de vrije natuur worden vuursalamanders ongeveer 20 tot 25 jaar oud, maar in Duitsland zijn er meldingen van leeftijden, welke de 50 jaar overschrijden. Maar dit betreft dan dieren, welke in een terrarium gehouden worden.
Gedurende de paringstijd laten de mannen zich van de vrouwen onderscheiden door een sterk opgezwollen cloaca. Deze paartijd begint voor onze regio vanaf het voorjaar en loopt door tot in de zomer, afhankelijk van de temperaturen. De paringstijd voor de vuursalamanders uit de warmere streken is verdeeld vanaf het najaar tot aan het einde van het voorjaar c.q. begin zomer. De bevruchting verloopt hoofdzakelijk op het land, waarbij de man van achter onder de vrouw schuift en de vrouw met de voorpoten vastklemt. Vervolgens wordt er na een paringsritueel, dat bestaat uit wat schuif- en duwwerk, op de bodemgrond een spermatofoor afgezet, welke door de vrouw via haar cloaca opgenomen wordt. Het paringsritueel duurt ongeveer een halfuur. Een man kan met meer vrouwen paren. De tijd tussen de bevruchting en de geboorte van de larven is ongeveer tien maanden, maar de vrouwen zijn ook in staat om de spermatofoor als het ware op te slaan, waardoor de bevruchting op een later tijdstip kan plaatsvinden dan de paring. Voor de geboorte van de larven zoekt de vrouw waterpartijtjes op met goed begaanbare, vlakke oevers. Dit kunnen beekjes zijn, maar ook kleine vennetjes of vijvers. Vuursalamanders zijn eierlevendbarend, hetgeen wil zeggen dat de eieren volledig ontwikkelde larven bevat. De enige uitzondering hierop is de uit Noord-Spanje afkomstige Salamandra s. bernadezi, welke meer volledig ontwikkelde jongen ter wereld brengt vergelijkbaar met die van de Alpensalamanders Salamandra atra atra en Salamandra atra aurorae, hoewel deze slechts één tot twee jongen ter wereld brengen. De jongen zijn bij de geboorte ongeveer 2,5 cm groot en hebben een geelgrijze tot zwartbruine kleur met op het lichaam vaak kleine, gele puntjes.
Kenmerkend voor larven van vuursalamanders zijn een ronde staart en gele puntjes aan de oorsprong van de voor- en achterpoten. Bij een grootte van 5 tot 6 cm beginnen de larven steeds meer de kleur van de ouderdieren aan te nemen, hetgeen een teken is dat de metamorfose niet lang meer op zich laat wachten. Laat in de herfst afgezette larven overwinteren in het water en komen pas in het voorjaar aan de kant. De gehele ontwikkeling duurt grof geschat ongeveer een maand of 4 tot 5. Dit geschat naar aanleiding van het vinden van larven in de vrije natuur op diverse tijdstippen van het jaar en derhalve ook in de verschillende fases van de ontwikkeling. Eenmaal aan de kant gekomen leven de jonge dieren mogelijk een nog verborgener leven dan de ouderdieren en zijn ook moeilijk te vinden. In 3 tot 4 jaar zijn de jongen dan geslachtsrijp, waarbij de mannen eerder zover zijn dan de vrouwen. Vanaf deze periode hebben ze hun volledige kleurenpracht ontwikkeld en blijft de tekening op het lichaam zoals hij is. Iedere vuursalamander heeft zijn eigen kleurenpatroon, hetgeen een prettige bijkomstigheid is voor de biologen, welke de populatiedichtheden bepalen. Bij het behalen van de volwassen leeftijd wordt ook het aantal natuurlijke vijanden steeds minder daar de vuursalamander behoorlijk giftig schijnt te zijn. Vandaar ook de reeds eerder genoemde hoge leeftijden. Het aantal larven per vrouwtje kan oplopen van een paar tot ver boven de 50. De larven zijn zoals alle salamanders carnivoor en tevens ook sterk kannibalistisch hetgeen echter mijn inziens nodig is om te kunnen overleven in de natuur. De waterkwaliteit voor de larven is zeer belangrijk daar de geringste watervervuiling al tot de dood kan leiden van de larven.
In de voornamelijk Duitse voorhanden zijnde literatuur over deze dieren staat iets beschreven over de terrariuminrichtingen voor deze dieren en deze wil ik jullie toch niet onthouden. De vuursalamander heeft een terrarium nodig, dat zeker niet te klein mag zijn. Deze bak, die bij voorkeur buiten geplaatst dient te worden, moet minimaal voor 80 tot 90% uit een landdeel bestaan, opgetrokken uit houtstronken, stenen, mossen en schaduwminnende planten, zoals bijvoorbeeld diverse varensoorten. De luchtvochtigheid mag variëren van middenhoog tot hoog, maar de omgeving mag zeker niet uitgesproken nat zijn. De temperatuur dient liever niet boven de 20 graden Celsius uit te komen. Het watergedeelte moet goed begaanbaar zijn en hoeft hooguit maar 4 tot 5 cm te bedragen. Als voer kan eigenlijk van alles dienen, zoals regenwormen, kleine naaktslakken, krekels etc. Kortom, alles wordt gegeten indien ‘het maar in de bek past’. Waarschijnlijk dus ook jonge, kleine watersalamanders als bijvoorbeeld Triturus vulgaris. Gedurende een periode van vorst in de wintermaanden dienen de dieren te overwinteren in een ruimte bij nul tot vijf graden. Dit zou dus in een oude diepe kelder kunnen of in een onverwarmde schuur of garage.
Zoals ik reeds boven vermeld heb, houden de vuursalamanders er een zeer verborgen levenswijze op na daar zij voornamelijk actief zijn op tijdstippen, waarop wij meestal onze ogen reeds hebben gesloten. Ook de kweek met deze dieren is niet eenvoudig te noemen naar hetgeen ik vernomen heb van mensen, welke deze dieren in terrariumcultuur houden. De waterkwaliteit is vaak een probleem of de temperaturen worden te hoog. Een ander probleem is het fenomeen kannibalisme, waardoor van de grootte aantallen larven er maar relatief weinig dieren aan de kant komen. Dit alles te zamen met daarbij de klimatologische eisen, zoals de temperatuur in de zomer en winter, zijn deze dieren mijns inziens niet direct voor de doorsneeterrariumliefhebber geschikt als het te houden huisdier. Je hebt er eigenlijk niet zoveel aan.
Veel mooier en interessanter is het echter om te kijken hoe ze het in de vrije natuur doen. Uiteraard met daarbij de afspraak ze te laten zitten, waar ze zitten. Reeds gedurende een aantal jaren ga ik in het voorseizoen met vakantie naar het Eifelgebergte of de Belgische Ardennen, waarbij het zoeken naar alles wat er leeft, kruipt, loopt en vliegt een vast onderdeel is geworden van de vakantiebesteding. Dat amfibieën hierbij een hoofdrol opeisen, is bij degenen die mij al langer kennen geen al te grote verrassing. Maar met name die personen, die mij veel zon toewensen met daaropvolgend mijn antwoord, dat ik eigenlijk liever een forse regenbui heb, verklaren mij ter plekke vaak rijp voor opneming in een psychiatrische kliniek. (Gelukkig zijn de wachtlijsten in Nederland lang!). Maar het is waar, dat in het geval van veel zon en een hittegolf er voor mij niet zoveel te zien valt. Vooral de Belgische Ardennen zijn voor mij als het ware een paradijs. Veelvuldig ben ik daar op mijn late avondwandelingen, voorzien van een hoofdlamp, mooie biotopen tegengekomen met salamanders als de vuursalamander (Salamandra s. terrestris), kleine watersalamander (Triturus vulgaris) en de Alpenwatersalamander (Triturus alpestris). Daarnaast komen er ook nog kikkers en padden voor, zoals Rana ternporaria en Alytes obstetricans. Soms kom je het ene jaar wat minder grote aantallen tegen dan het andere jaar, zoals het afgelopen jaar (2002). Op een locatie in de buurt van het Belgische La Roche waren dit jaar beduidend minder larven van de vuursalamander aanwezig dan het jaar daarvoor. Hetgeen verklaarbaar was door de op dat moment hoge temperaturen en een lagere waterstand dan in 2001 (zeker 60% minder water). De omgevingstemperatuur was rondom de 30 graden, de watertemperatuur was 11 graden, de pH-waarde van het water was 6,5, een KH en GH werd er gemeten van beide 1 en nitriet werd niet aangetoond (gemeten met een Tetratestset). De beekjes waar ik Salamandra-larven heb gezien, zijn voornamelijk ondiepe beekjes, welke toch wel behoorlijk stromen. Een waterstand van slechts 5 cm is eerder regel dan uitzondering. In deze stroompjes zijn veelvuldig schuilplaatsen aanwezig in de vorm van omgevallen stronken, maar ook holtes ontstaan door grotere en kleinere stenen. Het zichtbaar aanwezige voer valt vies tegen, daar watervlooien e.d. daar niet voorkomen. Het voer, dat ik gezien heb, zijn wat schaatsenrijders, wormsoorten in het water en naar alle waarschijnlijkheid muggenlarven, daar de muggen in de bossen veelvuldig (ook tot mijn irritatie) aanwezig zijn. Het is in de vrije natuur ‘een natuurlijke survival of the fittest’. Het is een kwestie van eten of gegeten worden! De larven zien er vaak ook mager en schriel uit, al dan niet met afgebeten ledematen en/of staartdelen. Op zich is dit niet erg, daar deze later in de ontwikkeling schijnbaar toch wel weer aangroeien. Wat ernstiger is de constatering, dat sommige vijvertjes, waar de salamanderstroompjes in uitkomen, voor het toerisme vaak gebruikt worden als forellenvijver en dat komt het salamanderbestand zeker niet ten goede. Tijdens zo’n zoektocht naar salamanders of salamanderlarven kom je ook nog wel eens wat anders tegen, zoals bijvoorbeeld vossen en wilde zwijnen. Maar ook de mooiste vogels als Vlaamse gaaien of ijsvogeltjes. Een minder prettige ervaring dit jaar was het tijdens het omdraaien van wat boomstronken het bloot leggen van een heus wespennest. Tijdens de hitte overdag waren er op diverse toeristische plaatsen ook wel muurhagedissen te vinden. Kortom, mijn vakantietip is: wat minder kijken in het trappistenglas, maar kijk wat vaker om je heen en je ziet dingen, welke je je vaak nog maar slechts kunt herinneren uit de schoolboeken.
Hieronder een kopie van de lijst, onderdeel salamanders, afkomstig van het CITES-bureau met daarop de soorten, die men beschermd heeft en derhalve niet zomaar kan aanschaffen. Deze lijst dateert van april 2002.
Amfibieën – Caudata – CITES-lijst van beschermde soorten (april 2002) | ||||
---|---|---|---|---|
Salamandridae | ||||
Chioglossa lusitanica | Euproctus platycephalusa | Salamandra lanzaia | Triturus carnifexa | Triturus kareliniia |
Euproctus asper | Salamandra atra | Salamandra luschani | Triturus cristatus | Triturus marmoratus |
Euproctus montanus | Salamandra aurorae | Salamandrina terdigitata | Triturus italicus | |
Proteidae | ||||
Proteus anguinus | ||||
Plethodontidae | ||||
Speleomantes ambrosii | Speleomantes genei | Speleomantes italicus | ||
Speleomantes flavus | Speleomantes imperialis | Speleomantes supramontes |