Potentilla palustris (Comarum palustre)
Tekst en foto‘s: Luuc Bauer
Enkele malen heb ik gewortelde stengels van de wateraardbei mee- genomen naar een bijeenkomst van de WAP (Werkgroep Aquatische Planten). Reden genoeg om een paar woorden aan deze plant te wijden. Potentilla is een geslacht van overblijvende kruiden en enkele exotische struiken. Veelal zijn de bloemen geel, maar een typerend kenmerk is de aanwezigheid van een bijkelk: buiten om de herkenbare kelkbladen zijn nog kleine anders gevormde kelkslippen te zien. Dat kenmerk is ook bepalend om de wateraardbei eventueel in dit geslacht op te nemen.
Naamgeving
Linnaeus noemde deze plant Comarum palustre. Scopoli zag, afgezien van enkele kleinigheden, alle ken- merken van Potentilla. Sedertdien werd de internationaal erkende naam Potentilla palustris (L) Scop. Om volledig te zijn wordt in botanische namen na het cursief geschreven binomen de auteursreferentie vermeld. Van der Meijden keerde in zijn bewerking van de flora terug naar de naam van Linnaeus en hoe- wel dat nog niet algemeen wordt aanvaard, geeft ook de plantlist als naam nu weer Comarum palustre L.
Deze uitweiding is van belang als u een flora mocht willen raadplegen. Overigens hebben ook de verwante geslachten Geum & Fragaria, nagel- kruid en aardbei, twee rijen kelkslippen; dit ter aanvulling.
Beschrijving
Dit is een plant, waarvoor de term liggend-opstijgend lijkt uitgevonden. Houtige wortelstokken, lang en dun, of wortelende verhoutende stengels kruipen onder water, in veengrond, tussen mos, wortelend in de modder. Vandaar komen ge- bogen stengels omhoog. Bebladerde stengels blijven vaak laag, groeien graag uit over land. Bloemstengels zijn meestal hoger opstijgend.
Het samengestelde blad is vaak handvormig vijftallig, ook dan soms al veervormig en meestal zeventallig. De blaadjes zijn zittend of kort gesteeld, langwerpig eirond, gezaagd-getand. Er zijn opvallende steunblaadjes, die de in druk kunnen wekken dat het blad ingewikkelder samengesteld is. De bloem is wijnrood tot purper. De kelkslippen of buitenste kelk- bladen zijn klein, lijn-lancetvormig en meestal groenbruin. De binnenste kelkbladen zijn samen, met de kleinere kroonbladen, bepalend voor het uiterlijk van de bloem: ze zijn roodbruin of paarsrood. Daar- binnen zitten de kroonbladen, half zo groot, smal lancetvormig en wijnrood of purperbruin, met spits puntje. Er zijn meestal twintig meel- draden.
Mijn foto‘s tonen een en ander duidelijk.
Voorkomen
De wateraardbei geldt in Nederland als kwetsbaar, niet zozeer de plant als wel voorkomen en verspreiding. Vrij algemeen in het waddendistrict, geschikte duinen en laagveen; minder algemeen in riviergebieden en elders zeldzaam of ontbrekend. Het is alles een kwestie van omstandigheden in het milieu. De wateraardbei is een plant van zandige veengrond, duinvalleien, veenweiden, vijverranden, slootjes of grep- pels. De plant wortelt bij voorkeur in de modder in ondiep water om van daaruit bladstengels over land en bloemstengels omhoog te zenden. De wateraardbei kan bijdragen aan drijftillen of trilveenvorming. Het is een zeer interessante plant, die een nadere beschouwing waard is en een plaatsje aan de vijverrand verdient.
Referenties
Aichele & Schwegler, Die Blütenpflanzen Mitteleuropas, Band 2. Kosmos, Stuttgart, 2004 Blamey & Grey-Wilson, De geïllus- treerde flora. Tirion, Baarn, 2003 Flora Helvetica: flore illustrée de la Suisse. Haupt, Berne, 2012
Heukels – Van Oostroom, Flo- ra van Nederland. Wolters– Noordhoff, Groningen, 1977 Vander Meijden, Heukels‘ flora. Wol- ters–Noordhoff, Groningen, 2005 Stace, New flora of the British Isles. Cambridge U.P., Cambridge, 1995 Internet: www.theplantlist.org. Ge- raadpleegd 12 – 12 – 2014