Drijfplanten voor grote aquaria
Voor veel aquaristen zijn drijfplanten iets wat je moet bestrijden. Daarbij denken zij echter hoofdzakelijk aan de kroossoorten uit de geslachten Lemna en Spirodela, die met slootvoer in de bakken terechtkomen, zich meestal snel en overvloedig vermeerderen en de aquariumplanten het licht benemen door hun dichte bestanden en hun ongevoeligheid voor drupwater van de dekruiten.
Naast Azolla is juist voor de wat kleinere aquaria ook het drijvende levermosje ‘kroosmos’ (Ricciocarpus natans) zeer geschikt. Deze verwant van het watervorkje (Riccia) komt zeldzaam ook in Nederlandse veengebieden voor, maar is helaas moeilijk te verkrijgen. (foto P.J. van der Vlugt)
Ik zal drie soorten drijfplanten beschrijven en voor aquariumgebruik aanbevelen, die zelden gehouden worden en door speciale drijfplantenliefhebbers aantrekkelijk gevonden worden. Vooropgesteld dient te worden dat een succesvolle verzorging alleen mogelijk zal zijn als de planten niet blootgesteld zullen worden aan drupwater van dekruiten. Ideaal is het houden in open aquaria. Zijn er dekruiten aanwezig, dan dient de ruimte tussen het wateroppervlak en de dekruit minstens 10 cm te zijn en de dekruiten moeten schuin naar achteren hellen om het condenswater daarheen te laten afvloeien. Men kan zo’n schuine stand gemakkelijk bereiken door er van voren rechts en links een ca 2 cm dikke kurk onder te leggen.
Salvinia auriculata, vlotvaren
Deze tot de familie der Salviniaceae, vlotvarenfamilie, behorende soort werd in 1775 door Aublet benoemd. De familie bestaat alleen uit het geslacht Salvinia. Deze naam werd ter ere van de Italiaanse professor A.M. Salvini (1633 – 1720) gekozen. Het verspreidingsgebied is het tropische deel van Amerika. De drijfbladeren zijn zeer variabel van vorm, rond tot elliptisch en al naargelang de groeiomstandigheden vrijwel vlak of met min of meer opgerichte, licht golvende randen met middelgroene kleur en tot 3,5 cm lengte. Op de bladoppervlakte bevinden zich korte stijve haren. Die staan op verscheidene kleine knobbeltjes en zijn aan de voet en naar de top toe met elkaar vergroeid. Bij goede lichtvoorziening groeit de soort vaak weelderig en moet dan vaak uitgedund worden. Ze kan dienen ter afscherming van weinig lichtbehoeftige waterplanten, zoals bijvoorbeeld Cryptocoryne– soorten. Aan de watersamenstelling worden geen speciale eisen gesteld. De temperatuur mag tussen 18 en 26° C zijn. De vermeerdering geschiedt door voortdurende vertakking. In cultuur worden heel zelden sporen gevormd.
Azolla caroliniana, kleine kroosvaren
Deze tot de familie Azollaceae, kroos- varenfamilie, behorende soort werd in 1810 door Widenow benoemd. Tot deze familie behoort alleen het geslacht Azolla, dat 6 soorten telt. Het gaat hier om restanten van een geslacht dat in vroegere tijdperken rijker geschakeerd geweest is. Er zijn tot nu toe 25 uitgestorven soorten ontdekt.
Azolla caroliniana komt in het subtropische deel van Amerika voor. Deze zeer kleine drijfvaren heeft erg kleine schubvormige bladeren met tweecellige haren erop.
De aquariumcultuur is zoals bij de hiervoor beschreven soort aangegeven werd. Bij veel licht vormen zich soms roodachtige bladeren. De belichtingsduur mag niet minder dan 12 uren bedragen. Wanneer in de natuur het water zakt, ontwikkelen zich zeer krachtige planten en dichte bestanden op de modderbodem. Deze teeltmethode is ook aan te bevelen voor vochtige terraria. Sporen worden op onze breedte alleen in hete zomers buiten gevormd.
Phyllanthus fluitans
Deze tot de familie Euphorbiaceae, wolfsmelkfamilie, behorende soort werd door I. Muller benoemd. Tot de wolfsmelkfamilie behoren zo’n 300 geslachten en 1000 soorten: houtachtige, vaste planten, lianen en succulenten. Ze zijn hoofdzakelijk in de tropen en subtropen verbreid. Het geslacht Phyllanthus telt ca 600 soorten. De enige echte waterplant binnen de familie is Plyllanthus fluitans (P.J. van der Vlugt merkt hierbij op dat er nog een tweede waterbewonende Phyllanthus-soort bekend is, namelijk P. leonardianus uit Congo, in 1974 beschreven).
Phyllanthus fluitans met in het midden de kleine bloempjes van dit wolfsmelkachtige gewas.De op de wateroppervlakte drijvende kleine plant hoort thuis in het noordelijk deel van Zuid-Amerika. Ze heeft gestrekte horizontale stengels. De elkaar overlappende drijfbladeren, in twee rijen, zijn bijna rond en in het midden gewelfd. Ze zijn tot 2 cm in doorsnee en lichtgroen van kleur. Bloemen worden gevormd in zeer kleine bloeiwijzen met 3 – 4 eenslachtige bloemen. Het enkelvoudige bloemdek is bekervormig, puntig en witachtig. Mannelijke bloemen hebben 3 meeldraden, vrouwelijke 3 vruchtbladen, die vergroeid en bovenstandig zijn. De vrucht is een kogelvormige, groene bes.
Deze op Salvinia lijkende leuke drijfplant is zeer geschikt voor gebruik in een aquarium. Ze groeit evenwel niet altijd naar tevredenheid. Noodzakelijk voor een goede groei zijn veel licht, een daglengte van meer dan 12 uren, alsmede een watertemperatuur van ca. 25° C. Op deze manier gehouden kan deze drijvende wolfsmelk snel een gesloten oppervlaktebegroeiing vormen en moet dan vaak uitgedund worden om niet te veel schaduw te geven. Ze behoort tot de meest begeerde drijfplanten in de aquaristiek, maar wordt zelden gehouden.
Nog een opmerking voor terraristen
De prachtigste exemplaren ontwikkelen zich als het water helemaal zakt, op natte bodem, met sterke belichting (vochtige terraria).
Azolla caroliniana toont bij sterke vergroting zijn prachtige karmozijnrode tinten. In de natuur zijn die in bepaalde jaargetijden al van afstand te zien. A. caroliniana komt ook in Nederland voor, maar is zeldzaam geworden en verdrongen door de eveneens uit Amerika afkomstige grote kroosvaren, A. filiculoides. P.J. van der Vlugt wees erop, dat alle in Nederland tot A. caroliniana gerekende planten eigenlijk tot een andere soort behoren, nl. A. mexicana [vide Gorteria 22 (nrs 3/4) 1996] foto: P.J. van der Vlugt
Categorieën:
Planten
Auteurs:
Lothar Wischnath
Fotografie:
Lothar Wischnath