Dit visje veroverde de aquariumhobby stormenderhand en werd in korte tijd extreem populair. Door zijn onbetwiste schoonheid won het visje meteen de bewondering van de aquarianen. Hierna sloeg echter de schrik toe: als gevolg van overbevissing zou het visje kunnen uitsterven, maar, niet alles tegelijk.
In de herfst van 2006, al spoedig na zijn ontdekking, werd het visje onder de naam Microrasbora sp. galaxy (spreek uit: kèlleksie, vertaler) op de markt gebracht. De geslachtsnaam was ontleend aan de sterke gelijkenis met Microrasbora erythromicron. In het volgende jaar werd het visje wetenschappelijk beschreven door dr. Tyson R. Roberts als Celestichthys margaritatus met als populaire naam hemelse pareldanio.
Het geslacht Celestichthys werd er speciaal voor opgericht. De geslachtsnaam betekent ‘hemelse vis’ (van het Latijnse caelestis = hemels en van het Griekse ichthys = vis). De soortaanduiding margaritatus (Latijn) staat voor ‘versierd met parels’. De soort behoort tot de familie CYPRINIDAE, subfamilie Danioninae.
Het milieu
Het visje bewoont moerassige streken (ondiepe plassen) in het noordoosten van Myanmar, meer dan 1000 m boven de zeespiegel. Die plassen zijn maximaal 30 cm diep. Het water is helder en de temperatuur is met 22 – 24 °C relatief laag (gemeten in januari). De pH is 7,3 – 7,5 en het elektrisch geleidingsvermogen ligt omstreeks 250 µS/cm. Na de ontdekking van de soort werd de vindplaats angstvallig geheim gehouden. Logisch, de verkoop van het visje was een winstgevende zaak! Opmerkelijk in het verhaal is dat het visje door de plaatselijke bevolking in gedroogde vorm voor menselijke consumptie werd verkocht. Deze situatie veranderde echter drastisch toen de visexporteurs op het toneel verschenen. Die boden aanzienlijk meer geld voor de visjes en al gauw werd het visje op grote schaal gevangen. Dat nam zulke vormen aan dat het visje zes maanden na het begin van de export naar vooral Europa, Japan en Noord-Amerika al op het punt stond uit te sterven! Volgens officiële rapporten werden op enkele plaatsen een paar duizend (3.000 – 5.000) visjes per dag gevangen. Uiteindelijk werd de export door de Myanmarese autoriteiten verboden, hoewel er toen al nieuwe vindplaatsen van Danio margaritatus waren ontdekt.
Verschijningsvorm
Het kleurenpatroon van Danio margaritatus kan mensen die over de nodige verbeeldingskracht beschikken doen denken aan een heldere sterrenhemel. Daar komt dan ook de eerste populaire naam van het visje – Galaxy Danio – vandaan. Wat voor ons de Melkweg is, is voor Engelstaligen namelijk de Galaxy. De basislichaamskleur is blauw, met parelmoerachtig, wit, roze of goud iriserende, ovale vlekjes. Het lichaam is van het type ‘zijdelings samengedrukt’. De snuit en mond zijn kort. De rug- en aarsvin zijn afgerond en de staartvin is matig gevorkt; al deze vinnen hebben brede zwarte en vermiljoenrode strepen.
Geslachtsverschillen
Bij de mannetjes reikt de van witte vlekjes voorziene blauwe kleur tot aan de voorzijde van het achterlijf. Bij de vrouwtjes is dit deel van het lichaam wit of crème. De vrouwtjes zijn ook ronder van vorm dan de mannetjes en als zij geslachtsrijp zijn, dan hebben ze een donkerkleurige vlek bij de anale opening, wat een teken is voor paarbereidheid. Bij volwassen mannetjes kleurt het achterlijf rood, zijn de kleuren levendiger en is de vermiljoenrode waas op de buik- en aarsvinnen meer uitgesproken; verder is bij de mannen de onderkaak donker gepigmenteerd.
Gedrag en na te streven aquariumcondities
De waterwaarden voor Danio margaritatus zijn als volgt: pH 7 – 7,5, matig hard water en temperatuur 22 – 24 °C. Het gaat hier echter om een taaie rakker die zich gemakkelijk aan variërende waterwaarden aanpast. Sommige aquaristen houden ze zelfs in zacht, enigszins zuur water.
Danio margaritatus wordt ongeveer 2,5 cm lang; het is een actieve soort, die met schichtige bewegingen van hoog tot laag door de hele bak zwemt. Soms jagen de visjes elkaar na of omcirkelen ze elkaar, dan weer staan ze bewegingloos tussen de planten of zoeken voedsel. Als ze stilstaan, dan hangen ze met de kop een beetje schuin omlaag of juist een beetje schuin omhoog. Danio margaritatus is geen schuw visje, vooral niet als het in een grotere groep wordt gehouden.
De volwassen mannetjes spreiden opgewonden hun vinnen als ze elkaar zien; de dominante mannetjes (de zogeheten alfa’s, dat zijn de erg intensief gekleurde exemplaren) bijten zachtjes in de vinnen van de kleinere exemplaren, vooral in aquaria die wat aan de krappe kant zijn. Volwassen mannetjes willen soms ook wel achter een vrouwtje aanjagen (soms in een groep van tot drie individuen tegelijk). Hebben ze het vrouwtje tot op
pakweg 12 cm benaderd, dan laten ze haar echter verder met rust.
Vanwege hun geringe grootte dient men het visje in een groter aantal te houden, bijvoorbeeld meer dan een dozijn, ja, zelfs een paar dozijn in een groter aquarium. Zij komen het best uit tegen weelderig groen en zijn dus ideale bewoners van een goed beplante bak. Bedenk echter wel dat deze visjes als gevolg van hun geringe grootte gemakkelijk een smakelijke hap voor een wat groter uitgevallen vis kunnen vormen. Daarmee dient terdege rekening te worden gehouden bij het kiezen van de bewoners van een gezelschapsaquarium. Het is een goed idee hen samen te houden met populaire levendbarenden, bijvoorbeeld guppy’s.
Voedsel
De visjes moeten worden gevoerd met levend of diepvries plankton zoals Cyclops, drooggevroren en gemalen tubifex, levende Artemia, grindalwormen en droogvoer, bijvoorbeeld van het kleurintensiverende type (droogvoer waaraan carotenoïden zijn toegevoegd), dat vooral het rood in het kleurpatroon ten goede zal komen.
Voortplanting
Zoals iedereen wel weet, heb je om nakomelingen te verkrijgen seksueel volwassen mannetjes en vrouwtjes nodig. Om de visjes in goede conditie te brengen, zullen we hen levend voer van hoge kwaliteit moeten aanbieden, bijvoorbeeld volwassen pekelkreeftjes. Dat zal ze stimuleren eieren af te zetten. Een hoeveelheid Javamos, of wat daarop lijkt, op de bodem van de kweekbak is aan te bevelen. Daarin zullen de eieren worden afgezet. Om het afzetten te stimuleren, dient ruim water te worden ververst, zo’n 50 – 70%. Ook het verhogen van de temperatuur tot 25 – 26 °C zal helpen. Als de man klaar is voor de paring, zal hij de zogeheten paringshouding aannemen.
Dat wil zeggen, hij zal vlak bij de afzetplaats blijven, dus bij het Javamos. Hij zal zijn vinnen spreiden en met het lichaam enigszins gekromd trillen. Zo wacht hij het naderen van het wijfje af. Als zij dat doet, jaagt hij haar kortstondig na, waarna de paring plaatsvindt, meestal in het mos of tussen de planten. Eén paring kan een dozijn tot wel 30 eieren opleveren. Als het paren gedaan is, kunnen we de visjes het best verwijderen, want de mannetjes kunnen alle eieren opeten. Ook verdient het aanbeveling de kweekbak uit te rusten met een uv-sterilisatielamp, het water sterk te beluchten en een preparaat ter voorkoming van schimmel (bijvoorbeeld het populaire acriflavine) toe te voegen. Bij een watertemperatuur van 24 – 25 °C zullen de eieren na vier dagen uitkomen. De larven zijn donker gekleurd en op hun kop hebben ze een kleverige substantie waarmee ze aan vaste materie blijven hangen. Na nog eens vier dagen verdwijnt het donkere pigment en dan zullen de jonkies gaan zwemmen. Dan moeten ze worden gevoerd met klein levend voer in de vorm van infusie, waarna geleidelijk op grover voer als microwormen, azijnaaltjes en ten slotte pas uitgekomen pekelkreeftjes kan worden overgegaan. Na ongeveer twee maanden gaan de jongen op de ouders lijken om na nog een maand volledig de kleur van de ouderdieren aan te nemen.
Samenvatting
Vanwege de onbetwiste schoonheid van dit visje zal er ongetwijfeld over de hele wereld veel belangstelling voor zijn. Het is klein, heeft een erg interessant kleurenpatroon, stelt weinig eisen aan de fysische en chemische condities van het water en is eenvoudig te kweken. Kortom, een ideale bewoner voor plantenbakken en gezelschapsaquaria. Persoonlijk voorzie ik voor dit visje een succes dat gelijkt op dat van de neontetra meer dan een halve eeuw geleden. Zoals ik al opmerkte aan het begin van dit artikel, heeft excessieve vangst bijna het uitsterven van de totale populatie veroorzaakt. Daarom roep ik alle liefhebbers die dit visje willen gaan houden op alleen nakweek te kopen en wildvang te negeren. Alleen dan zal het visje ook in de natuur kunnen voortbestaan.