Gekko’s, in het bijzonder de kleurrijke daggekko’s uit het geslacht Phelsuma, zijn al vele jaren erg geliefde terrariumdieren. Minder bekend zijn de met de Phelsuma’s verwante, eveneens dagactieve dwerg- of hechtstaartgekko’s van het geslacht Lygodactylus. De dwerggekko’s bereiken met 4 tot maximaal 9 cm totaallengte een geringe eindgrootte in vergelijking tot de andere. Van de vele Lygodactylus-soorten – het geslacht telt er altijd nog ongeveer 60 – worden er eigenlijk slechts vier regelmatig in de dierenhandel aangeboden: L. picturatus, L. mombasicus, L. kimhowelli en L. capensis.
De meeste dwerggekkosoorten zijn in vergelijking tot Phelsuma’s eerder minder spectaculair gekleurd en getekend. Maar geen regel zonder uitzondering; als voorbeeld kunnen dominante mannetjes van de geelkop dwerggekko, Lygodactylus picturatus beslist de concurrentie met Phelsuma’s aan of de mannetjes van de pas relatief korte tijd bekende schitterend turkooisblauwe dwerggekko L. williamsi, overtreffen die zelfs.
Nieuwe soort
Omstreeks het jaar 2004 hoorde ik in terrariumkringen voor het eerst over een nieuwe spectaculaire, bijna onnatuurlijk schitterend blauw gekleurde dwerggekkosoort, die juist op de Terraristika in Hamm voor het eerst te koop was geweest. Niet alleen haar uiterlijk maar ook haar prijs, er werden bedragen van € 1.200,00 tot € 1.400,00 per dier genoemd, zorgden toen voor veel opzien.
Toen ik enige tijd later voor het eerst een afbeelding van een dominant Lygodactylus williamsi-mannetje op internet zag, ontstond ook bij mij meteen de wens deze dieren te verzorgen, ofschoon de verdenking dat het plaatje gemanipuleerd kon zijn, omdat het blauw zo ongelooflijk schitterde, voor de hand lag. Verbazingwekkend is dat een zo opvallende kleurrijke reptielensoort zo lang aan de brede terrariumgemeenschap onbekend kon blijven, terwijl toch uit Tanzania, in tegenstelling tot veel andere Afrikaanse staten reptielen mogen worden geëxporteerd. Met gekko’s van het geslacht Lygodactylus had ik al enige positieve ervaringen opgedaan.
Bijvoorbeeld had ik L. picturatus, L. kimhowelli en L. capensis al verzorgd en ook nakweeksuccessen bereikt. Toen begin 2008 de ‘electric blue gekko’s’ voor het eerst voor een betaalbare prijs aangeboden werden, volgde ik mijn verlangen en schafte enige exemplaren aan. Omdat de soort pas sinds relatief korte tijd wordt aangeboden en haar enorme prijs in het begin zeker veel terrariumliefhebbers afschrikte is het niet verwonderlijk, dat (bij mijn weten) nog geen berichten over het houden hiervan werden gepubliceerd.
Informatie zoeken over Lygodactylus williamsi
Om aanwijzingen over de verzorgingsvoorwaarden van de L. williamsi‘s te krijgen zocht ik op internet naar nauwkeuriger informatie over de herkomst van de dieren en ook bruikbare aanwijzingen over het creëren van het terrariumklimaat. De dwerggekko Lygodactylus williamsi stamt uit Tanzania, hetgeen ik al van de importeur wist. Daar schijnt de soort in het natuurreservaat Kimboza-Forest endemisch (alleen daar voorkomend) te zijn. De zoektocht in de slechts spaarzaam voorhanden literatuur op internet leerde, dat het grootste deel van de vroegere kustwouden van Tanzania gekapt werd en helaas nog steeds aan de bijl ten prooi valt. Vandaag zouden nog slechts ongeveer 10-15% van de kustregio met woud bedekt zijn, waarvan het grootste deel onder natuurbescherming staat. Om aanknopingspunten voor het scheppen van een klimaat in het terrarium te krijgen keek ik dit, zoals zo vaak, eerst eens in de Müller (1996) na en stuitte daar op Morogoro (579 m), dat ongeveer 50 km ten noordwesten van het Kimboza-Park ligt.
Klimaatwaarden in de natuur
De volgende klimaatwaarden worden voor Morogoro opgegeven: absolute hoogste temperatuur 37 °C, absolute minimumtemperatuur 9 °C, de temperatuurgemiddelden schommelen tussen 30 °C en 19 °C. Per jaar valt bijna 900 mm neerslag, ter vergelijking met 687 mm in Stuttgart. Van juni tot oktober is er een droge tijd met maar 10 tot 27 mm neerslag. Vanaf november neemt de hoeveelheid neerslag weer toe, om in maart april met tot 208 mm het hoogtepunt te bereiken. De gemiddelde relatieve luchtvochtigheid schommelt in de loop van het jaar tussen 60-80%. Bij het zoeken naar data, stuitte ik op internet op een zeer nuttige publicatie van de Universiteit van Dar Es Salaam. In de samenvatting van het bericht over het management van de kustwouden wordt onder andere aangevoerd dat de die westelijken Arc Mountains, waartoe ook het Kimboza Reservaat hoort, als een zeer efficiënte condensator werken. Als winden uit oostelijke richting de warme van vocht verzadigde luchtmassa van de Indische Oceaan tegen het kustgebergte naar boven drijven condenseert hun vochtigheid en regent uit. Er is een grote regentijd met twee hoogtepunten, een korte in december en een langere tussen maart en mei. De regenval is met meer dan 1600 mm per jaar bovengemiddeld hoog voor een kustregenwoud en het regent duidelijk meer dan in Morogoro. Met de hoge neerslaghoeveelheden en daarmee de hoge luchtvochtigheid gedurende het hele jaar moet men bij de verzorging van Lygodactylus williamsi rekening houden. Maar in Wikipedia wordt aangegeven dat de soort de voorkeur geeft aan een halfvochtig tot droog klimaat. Half vochtig zou wellicht nog kunnen opgaan, maar droog zou voor de langdurige verzorging gezien de klimaatinformatie over het reservaat veeleer ongeschikt zijn. De temperatuur schommelt in Kimboza-reservaat (ligt op 350 m hoogte) tussen 22-35 °C, de koelste periode ligt tussen mei en augustus.
Aanwijzingen voor de verzorging
Gekko’s van het geslacht Lygodactylus zijn in de regel boombewoners. Op grond van hun geringe grootte in volwassen toestand, komen voor het houden van een paar c.q. een trio (1 mannetje, 2 vrouwtjes) al hoge terraria vanaf 30 x 30 x 45 cm in aanmerking. Terraria met gaas in het terrariumdeksel genieten de voorkeur, naast voldoende luchttoevoer (belangrijk bij boombewoners) kan de uv-straling afgevende verlichting (glas houdt de uvb-straling grotendeels tegen!) simpelweg er opgelegd worden. Dit maakt het vooral bij kleine terraria het ‘ingewikkelde inbouwen’ van de uv-stralingsbronnen onnodig. Als bodemgrond is een 2 – 3 cm dunne laag terrariumaarde geschikt. Mospolsters en droge bladeren (bijvoorbeeld eikenbladeren) zorgen voor een regenwoudkarakter en bieden bescherming, terwijl ze wat vochtigheid opslaan.
Een overzicht van het terrarium met twee dominante mannetjes; let op de drie verwarmingsspots, klimlianen en het stuk hout dat als gezichtsbarrière en schuilmogelijkheid dient voor de vrouwtjes; Bromelia dient als decoratie, schuilmogelijkheid en als waterreservoir Het terrarium is na het dagelijkse sproeien in nevel verhuld, kortdurend is de relatieve luchtvochtigheid 100%
De inrichting van het terrarium
Omdat het leefgebied van de dieren, volgens de opgaven in de literatuur, duidelijk vochtiger is dan dat van andere Lygodactylus-soorten, kunnen voor de inrichting van het terrarium evenals de bescherming tegen inkijk-, schuil- c.q. vluchtmogelijkheid diverse regenwoudplanten, zoals Bromelia’s, Philodendrons, orchideeën of klimopachtigen ingebracht worden. Ook Ficus pumila is zeer geschikt, omdat ze mettertijd de achterwanden overgroeit. Takken die men erin zet, lianen, bamboestukken, stukken kurkschors of kienhoutwortels, om maar enkele geschikte materialen op te noemen, kunnen dienen om de vorming en structurering van een boomuitsnede, waarop de gekko’s moeten leven.
Naast daglicht is in het terrarium ook wat uvb-straling (5 – 10%) afgevende verlichting nodig die het mogelijk maakt het voor de botopbouw belangrijke vitamine D3 in de huid te vormen. Door middel van stralers (al naar gelang de grootte van de bak) komen daarvoor halogeenspots met een laag voltage of ook wel wolframdraadlampen in aanmerking, die aan de dieren op lokale plaatsen worden aangeboden om te zonnen. In kleinere terraria is de stralingswarmte van de verlichting en de zonnespots vaak voldoende om voor temperaturen van 25 – 32 °C te zorgen. Als na het uitschakelen van de verlichting de temperatuur naar 20 – 22 °C daalt kan worden afgezien van een bodemverwarming. Met een tijdschakelaar wordt de duur van de belichting tot ongeveer 12 – 13 uren begrensd. In koelere ruimten en/of als de bodem slecht droogt na het sproeien kan de inbouw van een milde bodemverwarming zinvol zijn.
Geslachtskenmerken en het kleurenpatroon van Lygodactylus williamsi
Om een paartje te kunnen houden moeten natuurlijk de geslachtskenmerken bekend zijn. Eenvoudig onderscheid alleen op grond van de kleur is hoogstens bij uitgegroeide turkooisblauwe dwerggekko’s mogelijk. Heldere turkooisblauwe met een krachtig oranje gekleurde buikzijde zijn mannetjes, maar vrouwtjes zijn niet altijd kleurloos op de buik, maar kunnen beslist ook geeloranje, weliswaar niet zo extreem als de mannetjes, gekleurd zijn.
Grote mannetjes hebben een duidelijk verdikte staartwortel en pre-anaalporiën. De pre-anaalporiën zijn echter vooral bij halfwasdieren zonder loep soms slecht te onderscheiden. Niet dominante mannetjes kunnen voor een deel ook alleen maar groen tot bruinachtig groen c.q. vrouwtjes ook groenblauw gekleurd zijn. Maar het houden van groepen met 5 – 6 mannetjes en verscheidene vrouwtjes kan echter helemaal goed gaan, bijvoorbeeld in grote en rijk gestructureerde terraria. Bij een importeur zag ik dit met eigen ogen en hij bevestigde mij dat hij de dieren al sinds weken zo hield, zonder dat er voortdurende gevechten plaatsvonden en ook zonder dat er zich maar één mannetje ontplooide of de minderen hun blauwe ornaat aflegden.
Ook hield ik in het begin noodgedwongen twee dominante mannetjes enige dagen samen met drie vrouwtjes in een terrarium tot een tweede bak ingericht was. Gedurende deze korte tijd kon ik nooit een of ander lichamelijk geweld tussen beide mannetjes waarnemen en ook jaagden ze elkaar niet voortdurend na. Een andere terrariumliefhebber berichtte mij echter dat zijn beide mannetjes elkaar na een tijdje nagejaagd hadden en hij ze daarop had moeten scheiden. Of het houden in een groep op den duur kan voortduren, moet ik daarom open laten. Omdat ik op grond van de zeldzaamheid en de hoge prijs van de dieren niets wilde riskeren, scheidde ik de mannetjes na een paar dagen weer.
In een apart terrarium – eiafzetting van Lygodactylus williamsi
Als paar c.q. als groep, een mannetje met twee vrouwtjes, betrokken ze gescheiden terraria. De levendige, weinig schuwe diertjes aten van het begin af aan alle soorten van hapklare insecten en namen – zoals het hoort – toe in grootte en gewicht. Alle vrouwtjes waren spoedig vredig bij elkaar. Midden mei tekende zich bij een van de vrouwtjes door de flank een ronding af, wat de hoop op een spoedige eiafzetting voedde. Kort daarop, op 20-5-2008 vond ik de eerste dubbele eieren boven op de rand van de achterwand dicht bij de verlichting. Deze waren echter niet alleen aan elkaar geplakt maar ook aan de bodem, zodat ik ze niet in de incubator kon overbrengen. Het lukte tenminste ze goed te kunnen oplichten omdat het gaasdeksel van het terrarium afneembaar is. Spoedig daarna tekenden zich aan de flanken bij de andere vrouwtjes eieren af. Een volgend legsel vernielde ik bij de controle van het eerste dubbelei een paar dagen later. Ongelukkigerwijze was het niet alleen aan de rand achterwand vastgeplakt, maar ook aan het gaasdeksel zodat ze scheurtjes kregen toen ik deze optilde. De dag daarop hadden de gekko’s ze bijna helemaal opgeruimd. De inhoud van de eieren hadden ze wel helemaal opgelikt en de stukken schaal, behalve daar waar ze aan de bodem vastplakten helemaal opgevreten. In de volgende weken legden de vrouwtjes steeds meer dubbele eieren boven op de achterwand (zie foto), enige legsels plakten aan het deksel vast. Opeenhopingen van legsels op plaatsen met geschikte klimaatwaarden zijn ook van veel andere gekkosoorten bekend. Om geen verder verlies te riskeren, bleef het deksel nu vast gesloten.
Het eerste jong van Lygodactylus williamsi
Op de 23-7-2008, dus na 64 dagen, ontdekte ik bij de dagelijkse controle van de legsels, kleine scheurtjes in de schaal van het eest afgezette ei van 20-5-2008. Het jong kon ik ‘s morgens niet meteen ontdekken of het wel al opgegeten was. Later bij het voeren zag ik toen de kleine blauwe boven op de achterwand tussen het legsel zaten. Niet ver daarvandaan zat een wijfje, de volwassen dieren maakte zo lang ik het waarnemen kon geen aanstalten om het kleintje te achtervolgen. Toch wilde ik bij het eerste nakweeksucces geen enkel risico nemen. Bij de poging hem voorzichtig te vangen bleek hij even nieuwsgierig en weinig schuw als zijn ouders. In plaats van in paniek weg te springen, maakte hij het zich liever gemakkelijk op een warme vinger. Daarnaar betrok hij voorlopig een keer een krekeldoos als kinderkamer. Een paring kon ik bij Lygodactylus williamsi nog niet in beeld brengen, maar de voortplantingsactiviteiten konden niet wezenlijk van de tot dan toe door mij verzorgde vertegenwoordigers van het geslacht (s.o.) verschillen.
Ook eieren van Lygodactylus picturatus
Bij wijze van voorbeeld legden ook de vrouwtjes van Lygodactylus picturatus hun beide ongeveer 5 x 3 mm grote eieren in spleten of holle ruimten. Om vastgeplakte L. picturatus-eieren niet te beschadigen moesten ze met de ondergrond en al naar het broedapparaat worden overgebracht c.q. werd geprobeerd de afzetplaats te beschermen en wel door er een krekeldoos overheen te stulpen. Al naar gelang de omgevingstemperatuur kwamen de L. picturatus-jongen bij constant 28 °C in de broedkast na ongeveer 60 dagen uit, bij wisselende temperaturen van 20 – 30 °C in het terrarium ongeveer na 80 – 100 dagen. Om de filigrane jonge dieren in het terrarium te laten leek mij toentertijd te riskant, daarom bracht ik ze over naar kleine terraria en bracht ze gescheiden van de ouders groot. De moeite van het overwegen waard was om bij de vele L. williamsi-legsels, de ouderdieren eenvoudigweg na twee maanden in een nieuw terrarium over te zetten en de legsels in de oude bak te laten.
Voeding
Voor de voeding van de dwerggekko’s komen vooral kleine voederdieren, zoals kleine en grote fruitvliegen, bonenkevers, kleine krekels en huiskrekels kleine vliegen enz. in aanmerking. De voedseldieren, in het bijzonder versgekochte, kunnen voor het voeren met een vitamine- mineralenmengsel worden bestoven. De voedseldieren zelf moeten ook rijk qua afwisseling verzorgd worden, op dat de voedingswaarde beter wordt.
Jongen moeten dagelijks met mate gevoerd worden, waarbij 1 tot 2 dagen vasten per week ook geen kwaad kan. Uitgegroeide exemplaren kunnen slechts om de andere dag gevoerd worden en doorstaan een weekend zonder voer zonder problemen. De vraag naar hoeveel voedsel is altijd moeilijk te beantwoorden, omdat al naar gelang de soort voederdieren ook in een krekeldoos de grootte van de krekels dikwijls sterk varieert en verschillen de hoeveelheden die nodig zijn. Over het algemeen moeten de gekko’s er noch mager noch vet uitzien, indien nodig kan dan door meer voer of een dieet bijgestuurd worden. Worden de eerste 3 – 4 fruitvliegen direct opgegeten, dan kunnen er nog 3 of 4 na gevoerd worden, terwijl huiskrekels meestal volledig verzadigen. Zo nu en dan kunnen schijfjes van zacht fruit, bijvoorbeeld bananenschijfjes stukjes druif op een uitstekende tak worden gelegd. Deze worden door de gekko’s afgelikt.
Watervoorziening
Als boombewoners in regenrijke gebieden hoeven de gekko’s maar op de dagelijkse regen te wachten om hun dorst te stillen. Bij voorkeur likken de gekko’s de druppels van de ruiten en de bladeren af. Dagelijks sproei ik minstens tweemaal, ‘s morgens en ‘s avond, ben ik thuis, bijvoorbeeld in het weekend en absoluut ook vaker. Op grond van de geringe grootte der dwerggekko’s is een lichtjes afsproeien van het terrarium en de planten ruimschoots voldoende.
Graag drinken ze ook water uit de bladoksels van bijvoorbeeld Bromelia’s. Waterreservoirs, maar in ieder geval ook kleine waterschades uit kunststof of bijvoorbeeld de sluitingen van flessen mineraalwater (Röll, B. 2004) zijn belangrijk als men eens een dag niet thuis zou zijn. Het verdient aanbeveling om gedurende de vakantietijd een beregeningsinstallatie aan te schaffen die dan dagelijks 2 of 3 maal 10 seconden sproeit. Daarbij moet er dan op gelet worden de sproeihoeveelheid voor het begin van de reis zo in te stellen, dat niet al na een paar dagen het terrarium volledig tot een moeras verworden is of zelfs door de ruitbeluchting de woning inloopt. In terraria met een gaasdeksel droogt de zaak na een korte sproeitijd snel weer af. Dit is naar mijn mening ook erg belangrijk, want als reptielen steeds op een vochtige ondergrond zitten kunnen snel schimmelinfecties het gevolg zijn.