In mijn kennissenkring zit een aardig aantal hobbyfanaten. Zo heeft de één een kamer vol meervalletjes, een ander 4500 vogelspinnen op een flatje driehoog, een derde 60 soorten wandelende takken achter het huis en een vierde 50 soorten kakkerlakken in de garage. Ik dacht tot voor kort nog een behoorlijk aantal terraria te bezitten: negen stuks van 80 tot 200 cm lang, met daarnaast nog een aantal kleinere. Maar 60 terraria, 25 rattenbakken, 14 emmers met wasmotten, drie soorten krekels in kweek en € 275,00 aan elektriciteit per maand: dat is de terrariumhobby van Marcel Briegoos.
Marcel is zeer succesvol met het kweken van hagedissen. Het succes is o.a. te verklaren door het veelvuldig gebruik van UV-licht. Onder andere dit heeft tijdens mijn eerste bezoek aan huize Briegoos zoveel indruk gemaakt, dat ik u deze methode niet wil onthouden. Zestig terraria en een baan zijn wel degelijk moeilijk te combineren. Maar gelukkig helpt zijn minstens even enthousiaste moeder mee met de verzorging. In de huiskamer staat een zestal terraria, de meeste met jongbroed. Twee ‘slaapkamers’ op de eerste verdieping zijn ook volgebouwd met terraria. Hier wordt duidelijk dat de hobby zich nog wel uitbreidt, maar steeds meer in de richting van de bijzondere reuzenslangen. Op zolder staan de meeste bakken, alsmede de krekelkweken. De ratten staan in een schuurtje.
Soorten en aantallen
In huize Briegoos zijn dieren te vinden in de volgende aantallen (mannen, vrouwen, nakweek 1998): vlinderagame Leiolepis belliana guttata (2, 2, 0), wateragame Physignathus cochincinus (3, 1, 0), baardagame Pogona vitticeps (9, 4, veel), Lawsons baardagame Pogona henrylawsoni (6 jonge dieren), ruineagame Trapelus ruderata (8, 12, 0), Afrikaanse doornstaartagamen Uromastyx acanthinura acanthinura (6, 11, 29), chuckwalla’s Sauromalus obesus (2, 1, 0), gordelstaarthagedissen Cordylus jonesi (2, 1, 0) en C. tropi-dosternum (1, 1, 0), hardoens Laudakia stellio (1, 5, 2) en Laudakia atricollis (2, 2, 0), parelhagedis Lacerta lepida (3, 3, meer dan 100), smaragdhagedis Lacerta viridis (2, 4, 0), ruinehagedis Podarcis sicula (2, 3, 11), prachtskink Riopa fernandi (3, 1, 2), blauwtongskink Tiliqua scincoides intermedia (6, 4, 0), schildhagedis Gerrhosaurus major ssp. (2, 2, 4), Jemen-kameleon Chamaeleo calyptratus (1, 1, 1), daggekko’s Phelsuma madagascariensis (1, 1, 0) en Phelsuma standingi (2, 2, 0), muurgekko Tarentola mauritanica (2, 4, 0) en tokkeh Gekko gecko (0, 1, 0) en halsbandleguaan Crotaphytus collaris auriceps (5, 8, 45).
Al deze dieren zijn op en top gezond, wat ook duidelijk blijkt uit de grote hoeveelheid nakweek. Er zijn maar weinig hobbyisten die vlinderagamen meer dan enkele maanden in goede conditie kunnen houden. Volgend jaar volgt er wellicht zelfs nakweek. Nog nooit zag ik zulke grote en dikke wateragamemannen. Het vrouwtje was net nieuw, vandaar nog geen nakweek. Ook bijna alle andere soorten hagedissen, waar nog geen nakweek van is, zijn vrij recent aangeschaft. Met Trapelus ruderata heeft Marcel in 1997 veel gekweekt, evenals met de Tiliqua’s. Voor Trapelus is gebleken dat die, om tot voortplanting over te gaan, koeler moet overwinteren dan ze in 1997/’98 hebben gedaan. Dus in de winter ’98/’99 stonden deze dieren in de koelkast bij 8° C. Helaas zijn er bij het uit de koelkast halen vijf dieren overleden, mogelijk door een te snelle temperatuurstijging. De overige dieren doen het uitstekend en vertonen in maart 1999 reeds paargedrag.
Ook de blauwtongskinken had Marcel koeler willen laten overwinteren, omdat nakweek in 1998 uitbleef. Bij navraag in Duitsland bleek echter dat T. scincoides intermedia niet koeler dan 20° C door de winter mag. De vrouwen slaan echter vaak een jaar over, wat voortplanting betreft…
Alleen met Laudakia atricollis wilde het in 1998 nog niet zo lukken. Een grote stap vooruit met deze donkerbruin/blauwige hagedis is echter het gebruik van kurkplaat als achterwand. Op de eerder gebruikte lichte, zanderige achterwand voelden de dieren zich niet beschut, nu wel. Nu, voorjaar 1999 onder de UV- lamp, vertonen de dieren toch paargedrag. De mannen krijgen daarbij een prachtige blauwe kop. Met de slangen gaat het ook al zo voortvarend. Alleen is deze hobby nog vers, er was dus in 1998 nog geen nakweek. De gehouden soorten zijn: Borneo-bloedpythons Python curtus breitensteini (2, 2), Maleise bloedpythons Python curtus brongersmai (1, 2), Braziliaanse regenboogboa’s Epicrates cenchria cenchria (2, 2) en Madagascar-boa’s Acrantophis dumerili (2, 2). Nu, voorjaar 1999, zijn de Madagascar-boa’s anderhalf jaar oud. Beide koppels hebben reeds vele keren gepaard. Van de regenboogboa’s en de Borneo bloedpythons zijn ook de mannen en vrouwen samen geplaatst. Wellicht hebben ook deze dieren reeds gepaard.
Nog verser is de liefde voor enkele doosschildpadden, Cura flavomarginata. De drie mannen en twee vrouwen vertoeven nog maar net in huize Briegoos en nu al liggen de eerste twee eitjes in de broedmachine. Tot slot staat er nog een terrarium met een drietal hoornkikkers Ceratophrys cranwelli. De kweek daarvan schijnt vooralsnog alleen te lukken als de dieren met hormonen worden ingespoten. Nog geen nakweek dus.
Voedsel
Deze in totaal plm. 150 volwassen dieren lusten best wel wat. Niet alleen allerlei groente, linzen en fruit, maar ook ratten, muizen, krekels, wasmotten en keverlarven. Het levende voer wordt allemaal thuis gekweekt. De kweek met de steppenkrekels, bandkrekels en veldkrekels gaat uitstekend. Marcel gebruikt o.a. spaanplaatkisten van 80 x 60 x 60 cm. Hierin ligt een dikke laag leghennenvoer. Ook (vochtige) kattenbrokjes worden graag gegeten. Als vochtig voer verdwijnen er elke dag in elke kist een paar gesneden, rauwe aardappels. De eieren worden in vermiciliet gelegd. Ook met gemixte turfmolm en zand zijn goede resulaten geboekt. Leuk is het idee om een vierkante, hoge vuilnisbak voor krekelkweek om te toveren. In het deksel zijn een stuk gaas en een spotje gemonteerd. Over de gladde wand kunnen geen krekels omhoogklimmen. Het lichte verblijf is makkelijk te transporteren en schoon te maken.
Opvallend waren de grote hoeveelheden keverlarven (meelworm, buffaloworm en morioworm), die Marcel bijvoerde. De normaal lage voedingswaarde van deze dieren wordt opgewaardeerd door het bijvoeren met o.a. wortels, kattenbrokken, leghennenvoer en tarwezemelen.
Maar vanwege het dikke, onverteerbare chitinepantser en het mogelijke gevaar van aangeknaagde maagdarmstelsels raad ik het voeren van keverlarven toch altijd af, zeker de meelwormen. Als je dieren maar in topconditie zijn, kunnen ze blijkbaar heel wat hebben. Dat geldt zeker voor woestijnhagedissen, die in hun natuurlijke biotoop sowieso al veel kevers op het menu hebben staan. Marcel voert nooit weideplankton en bermplanten. Dit i.v.m. het gevaar van insecticiden en dergelijke. Het gaat uiteraard te ver om hier te zeggen wie wat te eten kreeg. Bovendien staat dat al voldoende in overige literatuur beschreven.
Huisvesting
Er waren maar weinig terraria gewoon van glas. De meeste waren van spaanplaat, zelf gemaakt. Goedkoop, makkelijk te maken, makkelijk te verplaatsen en goed schoon te houden. Voor een terrarium dat regelmatig wordt bevochtigd, is dit materiaal echter uiteraard onbruikbaar. De terraria voor de slangen en de wateragamen zijn daarom gemaakt van betonplex. Dit materiaal is prijzig, maar daarentegen veel beter bestand tegen vocht en bijna onverwoestbaar. En dan het geheim van de smid: UV-licht, o.a. nodig voor de opbouw van vitamine D. In vrijwel elk terrarium hangt een Osram Ultra Vitalux lamp. Van dit 300 watt sterke lichtkanon was mij bekend dat het maar 15 tot 60 minuten per dag aan mocht staan en dat het minstens 75 cm hoog boven de dieren moest hangen. In Westmaas staan ze 30 minuten per dag aan, bij de doornstaartagamen tweemaal 30 minuten.
Aan de genoemde minimale afstand heeft Marcel maling, dit na de nodige experimenten. Veel Osrams hangen slechts 40 cm boven de dieren. En dat is erg boeiend, want die grote minimumhoogte was voor mijn lage terraria thuis altijd de belemmering om zulke lampen te gebruiken. Ook ik ga dus deze lampen kopen en zal de hoeveelheid licht per dag van 5 minuten langzaam opvoeren naar 30 minuten. Want de dieren moeten eraan wennen. Datzelfde is eveneens belangrijk als een oude lamp vervangen wordt. Een andere belemmering is voor veel mensen de prijs: rond de 100 gulden. Je doet echter vier jaar met zo’n lamp, je dieren zijn op en top gezond en er komt veel nakweek. Zo zag Marcel sommige agamen pas paren, nadat hij deze lamp had geïnstalleerd. De lampen betalen zich ruimschoots terug. Ook de nakweek wordt met een Osram bestraald. Een lamp op een statief wordt elke dag een kwartiertje voor elke opfokbak gezet. Met opengeschoven voorruit natuurlijk, want UV komt niet door glas heen. Voor ieder, die ook Osrams wil gebruiken: stop meteen zodra er verbrandingsverschijnselen (bv. zwarte schubben) zijn. Dit is bij Marcel nog nooit voorgekomen, maar in elk terrarium en bij elk dier is de situatie anders. Marcel en ik hebben beiden overwegend woestijnhagedissen. Uiteraard moet ook gezegd worden dat er ook nog andere UV-stralende lampen zijn, waarmee ook zeer goede resultaten worden behaald. Veel daarvan – tl of halogeenlampjes – hebben zelfs het voordeel, dat ze maar weinig UV stralen, dus minder snel problemen als verbranding veroorzaken en daarom de hele dag aan mogen staan. Maar er hangt natuurlijk meer verlichting boven de dieren. Licht is belangrijk, het stimuleert dieren tot activiteit en bepaalt het jaarritme van veel reptielen. Boven een 120 x 50 cm groot terrarium hangen bij Marcel meestal twee tl’s en een 80 Watt persglaslamp (‘grote spot’). In een aantal bakken hangt er ook nog een 100 W halogeen-bouwlamp. Met al die terraria vol lampen is er op zolder in de zomer gevaar voor oververhitting. Daarom staat al het licht daar aangesloten op een thermostaat. Wordt het warmer dan 30° C, dan worden alle lampen uitgeschakeld.
Kweek
Wie dieren in goede gezondheid heeft en die dan ook nog zo nodig stimuleert tot voortplantingsgedrag, kan veel nakweek verwachten. De belangrijkste stimulans is de winterrust voor dieren uit landen met een winterseizoen, zoals de doornstaarten en de Europese hagedissen. Bij Marcel op zolder blijft in die terraria alleen de tl aan, dus ook het UV-licht blijft uit. De temperatuur daalt dan naar plm. 15° C, een geschikte wintertemperatuur voor bv. de blauwtongskinken. De doornstaarten en nog een behoorlijk aantal andere soorten overwinteren bij plm. 20° C. De Lacerta’s overwinteren bij een aanzienlijk lagere temperatuur. Zij krijgen, uiteraard net als alle andere winterrustkandidaten, eerst twee weken de gelegenheid om zich leeg te poepen. Daarna wordt langzaam het aantal lichturen afgebouwd, waarna deze dieren bij 8° C worden gezet.
Wat betreft de baardagamen Pogona vitticeps, is Marcel tot de conclusie gekomen dat de ondersoort die hij in zijn bezit heeft, vrij warm moet overwinteren. Dat wil zeggen dat de warmtelampen aanblijven, maar UV-lampen niet en dat de lagere omgevingstemperatuur voor voldoende afkoeling zorgt. Een koele overwintering (bij plm. 20° C) leverde elk jaar enige (te veel) uitval. Marcel heeft een ondersoort met geeloranje kleuring bij met name de kop/ogen, met onderbroken ronde vlekken op de rug en met een brede kop. Een grijze ondersoort, met spitsere kop, aaneengesloten rugvlekken en een stuk kleiner lichaam dan de vorige ondersoort, zou wel koel moeten overwinteren. D.w.z. dat de warmtelampen worden uitgeschakeld en de temperatuur rond de 20° C schommelt. De eieren worden in vermiculiet uitgebroed in twee grote en twee kleine Jaeger broedmachines. In de paragraaf ‘Soorten en aantallen’ staan de aantallen in 1998 gekweekte dieren vermeld. Ooit mislukte de uitkomst van een behoorlijk aantal eieren. Tegenvallend was met name de uitkomst van twee legsels van 7 eitjes van Riopa (Mochus) fernandi en één legsel met 8 eieren van Laudakia stellio. Zowel van de Riopa-legsels als het Laudakia-legsel kwamen slechts 2 jongen zelfstandig uit het ei. De overige eieren zijn toen, nadat ze nog enkele dagen hadden liggen ‘zweten’, voorzichtig met de hand opengemaakt. In de Laudakia-eieren vond Marcel 6 volgroeide, complete, maar dode jongen. Ook in de Riopa-eieren werden dode jongen gevonden, maar van elk legsel ook één levend. Dat van het eerste legsel stierf na twee maanden, dat van het tweede na enkele dagen. Het vermoeden bestaat nu dat met name de kleinere eieren van de vaak ook kleinere soorten hagedissen snel te grote hoeveelheden giftige stoffen uit het geïmpregneerde vermiculiet naar binnen krijgen. Daardoor kunnen de zwakkere jongen niet meer zelfstandig uit het ei komen. In 1998 gebruikte Marcel met goed resultaat agrarisch perlite. Nu, voorjaar 1999, liggen de eieren in agrarisch vermiculiet, dat het vocht beter vasthoudt dan perlite.
Handel
Tijdens telefoongesprekken had Marcel het wel eens over zijn hoge onkosten. Eerlijk gezegd had ik soms zoiets van dat zal wel meevallen. Tot ik ging kijken natuurlijk. Het valt niet mee om quitte te draaien met deze hobby, ook niet of misschien wel zeker niet, op deze manier. Maar wat dan nog..? Een hobby mag geld kosten. Marcel vindt het, zoals meer hobbyisten, vervelend om nakweek aan de handel te verkopen. Eerlijk is eerlijk, er wordt nog te vaak nonchalant met dieren omgegaan. En nog belangrijker: je weet niet of je nakweek uiteindelijk wel op een goed (kundig) adres terechtkomt. Maar wie 100 jonge parelhagedissen heeft rondlopen wordt best eens gestoord van het enorm vele voer, dat deze schrokoppen nodig hebben. Dan toch maar naar de handel. Vandaar dat Marcel zijn telefoonnummer graag prijsgeeft: 0186 571979. Het is even wennen aan het feit dat iemand met zoveel dieren zich ook erg kan hechten aan sommige nakweek. Zo worden 12 doornstaarten van vorig jaar en vijf baardagamemannetjes vooralsnog niet verkocht. Stel je voor, een 1,30 meter groot terrarium met louter vijf baardagamemannetjes.
Wensen
Voor de toekomst zijn er wensen genoeg. Bv. een grotere ruimte voor deze hobby. Ook het aantal slangen zal ongetwijfeld uitgebreid worden. Qua hagedissen staat Uromastyx ornata boven aan het verlanglijstje, een niet zo grote, maar zeer kleurrijke doornstaartagame.
Tot slot
Het bezoek werd afgesloten met de geplande aankoop van drie jonge Afrikaanse doornstaartagamen en een parelhagedisvrouw, toekomstige partners voor mijn eenzame mannen. Vastberaden thuis de zaak te gaan veranderen (meer UV-licht, is inmiddels gebeurd) en voldaan reed ik naar huis. Nog meer voldoening krijgen wij allemaal als Marcel in de pen kruipt en artikelen voor ons gaat schrijven, want dat heb ik natuurlijk gevraagd. We wachten af. Vlak voor midden maart (2000) lagen in Westmaas de broedmachines alweer vol (zelfs de eerste 11 eieren van de doornstaartagamen). Ook enkele nieuwe soorten, die in 1998 nog niet voor nakweek hadden gezorgd, hadden nu al wel eieren gelegd.