In deel 1 heb ik wat algemeenheden over het houden van cichliden geschreven. Voordat u het plan opvat deze prachtige en boeiende vissen te gaan houden, is het wel belangrijk, dat u vooraf veel informatie betreffende de door u te verzorgen cichliden verzamelt.
aquariumvereniging van de Nederlandse Bond Aqua Terra (NBAT). Hier zijn altijd wel mensen, die een speciaalaquarium voor cichliden verzorgen. Ga daar eens kijken. Verder zijn er nog wat algemeenheden, waar u in ieder geval aan moet denken.
Veel lezen en nog eens lezen, praten met en kijken bij ervaren liefhebbers, die lid zijn van een1. Voordat u een voor u onbekende cichlide aanschaft, zorg er dan voor, dat u weet wat de uiteindelijke grootte van de soort wordt. Hebt u maar ruimte voor een aquarium met een lengte van 1n meter, dan kunnen daar best cichliden in worden ondergebracht, maar ze moeten dan wel niet groter worden dan 8, hooguit 10 cm. Vele soorten, bijvoorbeeld de slakkenhuiscichliden uit het Tanganjikameer, kunnen volstaan met kleinere aquaria. Een wel extreem voorbeeld: de jongen van een van de langst bekende cichliden, Astronotus ocellatus (de pauwoogcichlide) uit Zuid-Amerika hebben een fraai zilverwit patroon op een bijna zwarte ondergrond. Daarom zijn het leuke diertjes om er een groepje van aan te schaffen. De ervaren aquarist weet, dat de kleuren veranderen en dat ze zeer snel tot rond 30 cm kunnen uitgroeien; een groot aquarium eisen en in de paartijd behoorlijk agressief kunnen zijn.
2. Ook de wijze, waarop de door u aan te schaffen dieren zich gedragen tijdens de broedverzorging is belangrijk. Zijn het substraat-, holen- of muilbroeders. Vooral bij de substraat- en holenbroeders zijn voor sommige soorten de eisen verschillend. Bij de substraatbroeders zijn er soorten, die de voorkeur geven aan verticale takken of plantenbladeren, andere gebruiken horizontale vlakken, graven kuilen etc. Ook bij de holenbroeders kennen we verschillen. Zo zijn er soorten, die slechts genoegen nemen met een overhangende steen. Andere geven de voorkeur aan een holte tussen het substraat. Met dit alles moet rekening worden gehouden bij de inrichting van het aquarium.
Tevens is het belangrijk om te weten of u de dieren als een paartje moet aanschaffen. Sommige cichliden vormen gemakkelijk een stel, maar bij andere dient u bijvoorbeeld 6 tot 8 jonge dieren aan te schaffen, waaruit dan door de vissen zelf koppels worden gevormd. Bij weer andere cichliden, zoals de muilbroedende soorten uit het Malawimeer, is het beter als u één man met enkele vrouwtjes aanschaft. Op die manier krijgt het muilbroedende vrouwtje enige rust.
3. Belangrijk is ook te weten, wat voor soort voedsel de vissen in de vrije natuur eten. Het is niet zo, dat alle cichliden, zoals de echte baarzen, alleen visjes en ander levend voer eten. Vele zijn hoofdzakelijk aangewezen op plantaardig voedsel. Maar er zijn er ook, die uitsluitend insecten, de larven ervan, kreeftachtigen en jonge visjes op hun menu hebben staan.
4. Stelt u zich ervan op de hoogte onder welke omstandigheden cichliden in de vrije natuur leven. Voor bepaalde cichliden is de watersamenstelling van groot belang. Dit geldt voornamelijk voor wildvangvissen uit Zuid-Amerika en West-Afrika, zoals discusvissen, maanvissen, diverse dwergcichliden, zoals het geslacht Apistogramma. Deze vissen verlangen zacht, zuur en mineraalarm water.
Zoals ik in deel 1 opgemerkt, zag je vroeger niet zelden het cichlidengezelschapsaquarium. Dit type aquarium is vrijwel in onbruik geraakt. De moderne cichlidenliefhebber beperkt zich tegenwoordig tot cichliden, die van nature uit dezelfde omgeving komen. In deze aflevering ga ik in op het houden van een van de mooiste vissen uit de familie van de CICHLIDAE, de discusvis.
Is deze vis een probleemvis? Nee, een discus en zeker wat de nakweek betreft, is niet meer een probleemvis dan andere vissen. De geslachtsnaam van de discusvis is Symphysodon. Er is al in de loop van de tijd heel wat geschreven over de koning van de aquariumvissen. Wat de soorten en ondersoorten betreft, bestaat er nogal wat verschil van inzicht, maar zoals in verscheidene andere publicaties, ga ik er vanuit, dat er twee soorten bestaan met in totaal vijf ondersoorten:
- Symphysodon discus heeft twee ondersoorten:
– S. discus ‘Heckel’ (echte discus of Heckeldiscus genoemd)
– S. willischwarzi - Symphysodon aequifasciata met als ondersoorten
– S. aequifasciata axelrodi (bruine discus)
– S. aequifasciata aequifasciata (groene discus)
– S. aequifasciata haraldi (blauwe discus)
Ook wat de kleur en tekening betreft, zijn er in de beschrijving nogal eens verschillen. In het kort enkele specifieke kenmerken van de soorten en ondersoorten.
S. discus ‘Heckel’ heeft 8 tot 9 verticale strepen op het lichaam. Van deze strepen zijn de eerste, de vijfde en de negende veel prominenter dan de overige. De vijfde streep is duidelijk de breedste. De overige strepen zijn veelal erg vaag en in sommige gevallen ontbreken ze zelfs geheel. De laatste negende streep is weer breed en loopt over de inplant van de staartvin. De grondkleur is min of meer licht- tot roodbruin. Deze discus wordt overwegend aangetroffen in het gebied rond de Rio Negro en in de Rio Branco.
Tegenwoordig worden in de Rio Madeira dieren gevangen, die zowel ken- merken vertonen van S. discus ‘Heckel’ als van S. aequifasciata. De kenmerken van S. willischwarzi zijn gelijk aan die van ‘Heckel’, maar het verschil ligt in het aantal schubben van de zijlijn. De bruine discus is overwegend licht tot donkerbruin met enige blauwe strepen. Rug- en buikvinnen zijn rood. Van deze discus ligt het verspreidingsgebeid rond de Rio Xingu, Rio Alenquer, Rio Madeira en Tapajos.
De groene discus heeft over het algemeen een geelachtige tot bruine grondkleur. Vanaf het voorhoofd lopen de blauwgroene lengtestrepen over de rugpartij, doorlopend in de rugvin. Soms is het lichaam bedekt met rode puntjes en dan spreekt men van een Red spotted green. Als deze stippen in horizontale rijen over het lichaam lopen, spreekt men van ‘Royal Green’. In de rug- en de aarsvin loopt een donkere zoom. De groene discus komt het meest voor rond het Tefémeer.
De blauwe discus is grijsachtig tot bruin van kleur met mooie, oplichtende blauwe lengtestrepen vanaf de kop, over de rug tot op de rugvin. Het verspreidingsgebied ligt rond de Rio Purus. Er zijn enkele kleurvariëteiten, zoals onder andere de fraaie ‘Royal Blue’, waar de blauwe lengtestrepen over het gehele lichaam lopen. Ook kennen we al uit de jaren zestig van de vorige eeuw de bijzonder mooie kleurvariant turkooisdiscus. Deze vis werd met de ‘Royal Blue’ wildvangdiscus gekruist. De grondkleur is glanzend blauwgroen, de lengtestrepen zijn golvend en hier en daar onderbroken. De meeste blauwe discussen komen uit de Rio Purus, Lago Manacapuru, Lago Amana en de Rio Urubu.
Zelfs nu nog worden regelmatig onbekende kleurvormen in de natuur ontdekt. Expedities naar het stroomgebied van de Amazone hebben aangetoond, dat soms in één enkele oerwoudrivier vier verschillende types voorkomen, zodat het daar vermoedelijk ook om kruisingen gaat. Het verspreidingsgebied van de twee soorten en de ondersoorten daarvan is ook nog steeds niet exact vastgesteld. Om kort te gaan, dit alles maakt het er voor degenen, die onderzoek doen naar de taxonomie en de systematiek van de discus niet gemakkelijker op. Men is dan ook nog steeds hard bezig hierin duidelijkheid te scheppen.
Een stukje geschiedenis
Omstreeks 1930 bracht een Duitse natuurkundige, Karl Griem, twaalf discusvissen mee uit Brazilïë. Na deze eerste verschijning raakte menige liefhebber bij de aanblik van deze vis in extase, maar als er naar de prijs werd geïnformeerd, was de extase snel over, want die was zeer hoog. In het begin hing er een waas van geheimzinnigheid rond deze vis, zeker wat de kweek betrof. In de jaren veertig van de vorige eeuw slaagde een Amerikaanse liefhebber erin met een stel discusvissen te kweken en een 600 jongen groot te brengen. Voordat de discus – die ook wel de blauwe scalare of pompadourvis werd genoemd – ten tonele verscheen, was de ‘Scalare’ de koning van de aquariumvissen. Maar dat veranderde met de komst van de discus. De maanvis werd onttroond en de discus werd de koning van de aquariumvissen.
Het was in 1949 en ik zal het nooit vergeten. Ik was 13 jaar en ging met mijn vader een dag naar Diergaarde Blijdorp. In een groot en hoog aquarium zwommen twee blauwgroene, ronde schijven van wel 20 cm in doorsnee. Ze waren prachtig en dergelijke vissen had ik uiteraard nog nooit gezien. Wat er allemaal bij stond geschreven, weet ik niet meer, maar één zin herinner ik me nog: ‘deze vissen zijn moeilijk tot voortplanting te brengen’. Dat was mijn eerste kennismaking met de koning van de aquariumvissen.
De huidige discusvariëteiten
Door de kennis van de moderne genetica is het mogelijk geworden een eindeloze reeks van discusvariëteiten voort te brengen. Het behandelen met kleurstoffen en hormonen behoort gelukkig nagenoeg tot het verleden. De fraaie kleuren van deze vissen verdwenen hierdoor vaak snel. De laatste jaren zijn er naast de eerder gekweekte turkooizen kleurvormen nog vele discusvariëteiten met de meest uiteenlopende kleuren op de markt gekomen met fraaie namen als Sunrise-discus, Marlboro-red discus, red-snakeskin discus, pigeon-blood discus, golden discus, egaalgroene discus, blue-diamond discus, red-diamond discus en nog veel meer. Sommige hebben helemaal geen natuurlijk streeppatroon meer. Dit is voor vele discusliefhebbers een hachelijk punt. Aquaristen die discusvissen houden of hebben gehouden met een verticale streeptekening, weten als ze hun dieren goed hebben geobserveerd, dat met dit streeppatroon de vissen hun positie of stemming binnen de groep aangeven. De vraag is nu, zal dit bij de dieren, indien deze streeptekening volledig ontbreekt, geen stress veroorzaken? Misschien verdwijnt deze aangeboren eigenschap na diverse generaties? Wie zal het zeggen.
Daarbij komt nog de vraag: zijn de oorspronkelijk kleuren van de discus niet mooi genoeg? Is een pigeon-blood of golden discus mooier dan een blauwe wildvangdiscus? Het is een persoonlijke smaak en iedereen heeft zijn eigen waardeoordeel. Het blijkt toch in veel gevallen, dat de kleurrijkste varianten door het grote publiek het eerst worden gekocht.
Alvorens nader in te gaan op de inrichting van het discusaquarium eerst een korte beschrijving van de discusbiotoop. Het geslacht Symphysodon komt uitsluitend voor in Zuid-Amerika in het stroomgebied van de Amazone met zijn enorme zijrivieren. Zoals de meeste aquaristen wel weten, is het water van de discusbiotopen zeer zacht en zuur. De vissen leven daar onder of tussen in het water gevallen boomkruinen en wortels van bomen, die vanuit de oever het water in groeien. Hierdoor zijn deze plaatsen sterk beschaduwd en nogal donker. Door het in veel gevallen ook nog troebele water en het weinige licht komen planten in het discusbiotoop niet voor. De diepte bedraagt gewoonlijk 1 meter of meer.
Het zal iedereen duidelijk zijn, dat het optimaal nabootsen van een natuurlijke biotoop voor discusvissen in een aquarium vrijwel onmogelijk is. Trouwens, dat geldt voor ieder speciaalaquarium. Eerder heb ik hier de opmerking van de schrijvers R. Strawikowski en U. Werner aangehaald en ben het daar volkomen mee eens. Zo schrijven ze: ‘Een aquarium geheel volgens de natuur ingericht zou eerder op een afvalput gelijken. Men moet daarom de aanspraak op het natuurlijke niet overdrijven’. En dan volgt een aardige definitie van een cichlidenaquarium.
Wilt u toch de discusbiotoop zoveel mogelijk benaderen, dan is dat best mogelijk. In mijn keuringspraktijk heb ik meermalen zeer fraaie bakken gezien, die waren bevolkt met een groep blauwe, groene of bruine discussen. Deze aquaria waren voorzien van een ruime hoeveelheid kienhout met op de zandboden soms bladeren en aan de oppervlakte alleen drijfplanten uit Zuid-Amerika, die dan als vervanging van de boomkruinen in de natuur dienstdeden. Aan alle overige specifieke eisen was in deze aquaria voldaan, zoals de juiste waterwaarden, voldoende zwemruimte, schuilmogelijkheden etc.
Nakweek of wildvang?
Laten we aannemen, dat u hebt besloten wildvangdiscusvissen te gaan verzorgen. Dan stellen deze vissen hogere eisen aan de watersamenstelling en de aquariuminrichting dan vissen die al generaties lang in aquaria worden gekweekt. Waarom dat zo is, is eenvoudig te verklaren, want de wildvangvissen zijn immers vissen, die nog voor korte tijd in hun thuiswateren zwommen met totaal andere levensvoorwaarden dan vissen die in een aquarium zijn gekweekt. Deze vissen zijn ook opgegroeid in het aquarium met een andere watersamenstelling, surrogaatvoedsel en zijn met die omstandigheden vertrouwd geraakt. Ook het contact met mensen is vanaf hun eerste levensdagen routine geworden.
Ondanks, dat er talrijke variaties van goede nakweekdiscusvissen in de handel worden aangeboden, zijn er altijd liefhebbers die het een uitdaging vinden om de toch wel bijzondere wildvangdiscus optimaal te verzorgen. Via een groep van pakweg 6 tot 8 aangeschafte vissen hopen ze dan, dat er minstens een goed stel uit voorkomt om daarmee te kweken. De wildvangdiscus is in veel gevallen ronder van lichaamsvorm en zijn vinnenstelsel is kleiner dan dat van de nakweekdiscus. Ook ontwikkelt hij vaak pas door de beste verzorging zijn mooiste kleuren. U koopt uiteraard de vissen bij een betrouwbare handelaar. Ik ga hier niet uitgebreid uitweiden, waar u zoal op moet letten bij de aanschaf van discusvissen. Dat voert in dit verband wat te ver, want ik neem aan, dat u zich van tevoren hebt verdiept in deze materie (lezen, praten, luisteren en lid worden van een vereniging).
1. De grootte van het aquarium Zo groot mogelijk als kan. In een groot aquarium is een groep discusvissen biologisch beter te verzorgen dan in een klein aquarium. We willen immers de vissen een optimale verzorging bieden, zodat ze uitgroeien tot grote, gezonde en fraai gekleurde exemplaren en hun tevens de mogelijk bieden zelf een partner te kiezen? Aangezien de vissen in volwassen toestand wel een lengte van 16 tot 20 cm kunnen bereiken, moet de lengte van het aquarium dan toch wel minimaal 150 cm of meer bedragen voor een groep van 6 à 7 dieren. Voor een discusaquarium is een hoogte van 50 cm wel het minimum, maar de discusvissen komen mooier uit in aquarium met een hoogte van 60 of 70 cm.
2. De achterwand en bodemgrond. Het mooiste is een zo donker mogelijke achterwand. Zelf heb ik in het verleden een discusbak gehad van 1.60 x 60 x 60 cm met een zwarte achterwand. Door met getemperd licht en drijvende vegetatie te werken en veel kienhout is de achterwand dan nagenoeg onzichtbaar en dat geeft een mooi diepte-effect. Gebruik voor de bodemgrond niet te grof, scherp zand (rivierzand).
Decoratiemateriaal
Verder kunnen voor de decoratie enkele niet te kleine gladde en donker gekleurde kiezelstenen worden gebruikt. In mijn discusaquarium had ik stenen gebruikt uit een stromende beek, de kleur was donkergrijs tot zwart en paste mooi bij de achterwand. Door enkele stukken op elkaar te stapelen ontstond er met onregelmatig gebogen lijnen een soort oever door het aquarium en daarvoor lag een brede strook zand. De corydorassen vonden het fijne plekjes om tussen de richels van deze stenen te rusten. Ook discusvissen vinden een zandbodem een aantrekkelijke plek, vooral wanneer er wordt gevoerd.
Planten
De voorkeur gaat uit naar planten uit Zuid-Amerika, vooral indien u wildvang- of nakweekdieren van de twee genoemde soorten met ondersoorten houdt. Zuid-Amerikaanse drijfplanten als de Braziliaanse waterklimop (Hydrocotyle leucocephala) en het drijvende eikebladvaren (Ceratopteris thalictroides) kunnen als vervanging dienen voor de in de natuur drijvende vegetatie. Ze geven schaduw in het aquarium, wat door de vissen zeer op prijs wordt gesteld. Als de bak is voorzien van een ruime hoeveelheid kienhout, komt het wel de natuurlijkheid ten goede als er alleen gebruik wordt gemaakt van drijfplanten. Uiteraard kunt u ook enkele Amazonezwaardplanten in het aquarium plaatsen. Zet die dan wel onder de lichtbron, zodat ze genoeg licht ontvangen, want als er ook gebruik wordt gemaakt van drijfplanten houden die veel licht tegen, waardoor de onderliggende vegetatie de neiging krijgt te gaan wegkwijnen. Voor een discusaquarium kan worden volstaan met matig licht, vooral als alleen drijfplanten worden gebruikt.
Bent u van plan een groep van gekleurde discusvissen, zoals pakweg de sunrise-, egaalgroene of golden discus te gaan verzorgen, dan is de keuze van de planten van minder belang dan wanneer u het bij het gebied van de discus wilt blijven. Of u dan kiest voor Echinodorus bleheri uit Zuid-Amerika, Anubias congensis uit Congo of een Vallisneria gigantea uit de Filippijnen blijft om het even. Zo nu en dan sta ik bij een aquarium met verschillend gekleurde discusvissen en met een aantal verschillende planten ingericht, die wel goed licht verlangen. Als de planten er fris en gezond bijstaan en de overige factoren zijn in orde, dan is daar uiteraard niets op tegen, want smaken verschillen. Toch zou ik willen adviseren, maak het geheel niet te bont.
Het water
De gemiddelde waterwaarden in discusbiotopen zijn: geleidend vermogen 7 tot plusminus 28 µS/cm; de pH tussen 4,2 – 6,6 en een zeer lage hardheid van 0,0 – 0,6. De temperatuur heeft een deviatie van 2 graden C. en ligt tussen 28 en 30 graden C. Uiteraard kunnen door allerlei invloeden en in verschillende wateren afwijkingen voorkomen. Zo wordt de ondersoort S. willischwarzi aangetroffen in rivieren, waarin de pH-waarde schommelt tussen de 3,2 en 4,8. Als wildvang is deze soort moeilijk te houden en om mee te kweken. De pH- waarde van de thuiswateren van de bruine discus schommelt weer tussen de 5,5 en 7,0.
Wildvangdiscusvissen zijn goed te houden in zuurstofrijk water met een pH-waarde van 5,8 tot 7,0 met een carbonaathardheid (KH) tussen de 2 en 6 DH en een temperatuur van 27/29 graden C. Houd het geleidend vermogen van het water liefst zo laag mogelijk, maar zeker niet boven de 300 µS/cm.
Gezien de meestal lage hardheid van het water en het ontbreken van planten is sterk filteren een voorwaarde. Dit kan met behulp van een biologisch filter, doch in de praktijk wordt dit niet altijd gedaan en wordt er alleen mechanisch gefilterd. Deze filters moeten periodiek wel worden schoongemaakt. Water verversen is ook belangrijk, maar de frequentie hiervan is weer afhankelijk van andere factoren, zoals onder andere het aantal vissen en de manier van filteren. Eenmaal in de 10 of 14 dagen 10 tot 25% verversen wordt door veel aquaristen toegepast. Het is wel belangrijk, dat het te vervangen water dezelfde waarden heeft. Leidingwater kunt u met behulp van een kation/anionwisselaar of osmoseapparatuur ontharden. Om de pH te verlagen wordt ook wel eikenbladzuur gebruikt. Ook zijn er liefhebbers die gefilterd en belucht regenwater gebruiken. Ik woon inde buurt van een industriegebeid (Shell, Esso etc.) en in 1978 gebruikte ik regenwater uit mijn regenton, dat eerst over Norit werd gefilterd en dan een dag werd belucht voor mijn kardinalenbak. Nooit een probleem gehad.
Er worden vooral de laatste jaren veel discusvariëteiten gehouden, die reeds lange tijd op harder water zijn gekweekt. Hoewel deze vissen kunnen worden gehouden in leidingwater, kunt u beter de pH-waarde van 7.5 niet overschrijden. In sommige streken in ons land ligt de pH-waarde van leidingwater hoger dan 8.
Andere vissen bij discussen
Als u uw discussen gezelschap wilt geven van andere vissen uit dezelfde biotopen, dan is dat best mogelijk. U kunt dan een keuze maken uit de karperzalmsoorten, maar kies geen drukke, onrustig zwemmende vissen. Dat werkt irriterend voor uw discussen, die wel op rust in de bak zijn gesteld. Een schooltje van 12 tot 15 vissen is voldoende. Karperzalmen zwemmen meestal op dezelfde hoogte als de discussen en dat kan ook irritatie opwekken. Mocht u besluiten toch andere vissen in uw discusaquarium onder te brengen, kies dan vissen uit de familie van de pantsermeervallen (Corydoras-soorten). Zij slijten hun leven voornamelijk op de bodem. Niet alle Corydoras-soorten zijn geschikt voor een hoog aquarium met discusvissen of mastvissen. Alle meervallen uit deze familie hebben een vorm van atmosferische ademhaling en moeten bij tijd en wijle naar het oppervlak om lucht te happen. En dat doen ze zelfs in helder, zuurstofrijk water. Een aquarium voor cichliden is in veel gevallen 60 en soms 70 cm hoog. In de natuur leven pantsermeervallen ondieper. Ook een temperatuur van 28 – 30 graden C is voor veel van deze visjes te hoog. Kies voor nakweek uit de soorten Corydoras panda, C. gossei, C. sterbai of C. rabauti. Dergelijke visjes zijn minder gevoelig voor hoge temperaturen.
Het geslacht Brochis, nauw verwant aan het geslacht Corydoras, is ook geschikt voor het discusaquarium. Ook worden nogal eens soorten uit de familie van de harnasmeervallen gehouden in een discusaquarium. Dergelijke vissen zijn minder geschikt, aangezien de kans bestaat, dat ze een stilstaande discus aanzien voor een stuk hout en zich aan de huid van de vis vasthechten.
Op het gezelschap van bijlzalmsoorten, die aan het oppervlak van het water zwemmen, valt ook niets aan te merken. Aan het oppervlak van uw aquarium moet wel voldoende zwemruimte zijn, dus niet dichtgegroeid met drijfplanten.