Daar sta je dan. Het aquarium is aangeschaft, alles erop en eraan; de bodemgrond zit er al in en de zaak is met water gevuld. Maar wat nu te doen met die planten? Waar zet je die in het aquarium? Daar zullen toch wel bepaalde regels voor zijn?
Dat iemand daar moeite mee heeft, kan ik me levendig voorstellen. Het blijkt ook dikwijls bij huiskeuringen, dat men hier met problemen kampt. Maar gelukkig zijn er wel enkele grondregels. Eigenlijk zou ik nu eerst iets over planten in het algemeen moeten vertellen. Maar dan wordt dit artikel te lang. Het beste is daarom, dat u zich een goed plantenboek(je) aanschaft om de bladvorm, de kleur en de groei van een plant te leren kennen. Want daar gaat het in wezen om.
We verdelen onze aquariumplanten globaal gezien in drie groepen: de hoog groeiende soorten (voor de achtergrond), de middelgrote vormen (voor de middenbeplanting) en ten slotte de laagblijvende planten, bedoeld voor de voorgrondpartijen. Daarnaast moet natuurlijk ook gelet worden op de verschillende bladvormen, bijvoorbeeld diep ingesneden bladeren (vaantjesplant), bijna naalddunne bladeren (Myriophyllum en Limnophila) of kleine, volle blaadjes (Ludwigia en Lobelia). Van belang zijn verder de planten met lintvormige bladeren, waarbij de overbekende Vallisneria’s horen. Verder speelt ook de kleur van de planten een belangrijke rol.
Waarom dit nu eigenlijk allemaal? Wel, met die verschillen in grootte, in blad- vorm en in kleur moeten we trachten contrasten te vormen. Rode planten zet je niet in verschillende soorten naast of voor elkaar. Dat doe je evenmin met soorten, die een overeenkomstige bladvorm hebben. Juist dat verschil in bladvorm en kleur maakt bij goed gebruik het aquarium zo aantrekkelijk. Je kunt er composities mee maken.
Hetzelfde geldt voor de lengte. Hoge planten niet voor laagblijvende vormen. Hoge planten horen achterin thuis; daar voor komen de middelhoge soorten. Op de voorgrond kunnen de laagblijvende vormen worden geplaatst, zodat je al met al een min of meer oplopende beplanting krijgt. Achtergrondplanten kunnen bijvoorbeeld zijn: Cabomba, Ludwigia, Vallisneria, Limnophila of vaantjesplanten. Voor de middenbeplanting kun je middelgrote cryptocorynen, Bacopa, Ammania, Alternanthera, Hygrophila corymbosa (valse naam Hygrophila siamensis), Lobelia cardinalis, grote Leidse planten enz. gebruiken. Als voorgrondplanten: Cryptocoryne nevillii, Echinodorus tenellus, waterklavertje en slaplantje.
Met al deze planten kan een van laag tot hoog lopende beplanting worden geformeerd. Daarbij behoeven die planten niet alle precies op een rijtje te staan. Van de kleinere planten kunnen er enkele iets doorlopen tussen de gro- tere, zodat we een gevarieerde beplanting krijgen. Houd er ook rekening mee de planten in groepen te zetten, dus van dezelfde plantensoort enkele exemplaren bij elkaar. Naar de grootte van de bak nemen we ook grotere groepen. Liever geen planten van dezelfde soort op meer plaatsen in het aquarium. Ook een enkele plant hier en daar versnippert het geheel en maakt het rommelig. Alleen bij grote planten als waterlelies en Echinodorus-soorten (de zogenaamde solitairen) gebruiken we er slechts één om hier of daar een sterk punt te vormen en dan nooit in het midden van de bak om symmetrie te voorkomen. Met een voorbeeld hoe het kan, maar niet hoe het beslist altijd moet, zullen we trachten dit te verduidelijken.
Aan de achterwand, dus bovenaan vinden we de vaantjesplant Hygrophila difformis, een plant met diep ingesneden bladeren, middelgroen van kleur. Als sterke tegenhanger in kleur en bladvorm Alternanthera sessilis, een plant met lange, lancetvormige bladeren en zachtrood van kleur. Rechts van deze beide Vallisneria spiralis, die ook weer sterk verschilt van de eerstgenoemde soorten. Vervolgens is mogelijk het sterrenkruid, Heteranthera zosteraefolia, of ook wel Eichhornia natans, die weer in bladvorm goed contrasteert. Dan daar weer voor wat kleinere soorten als (rechts) Leidse plantjes, Saururus cernuus. Links hiervan als solitair een rode waterlelie (Nymphaea lotus) met daar links achter een middelgrote Cryptoco- ryne. Geheel vooraan rechts Echinodorus tenellus en links het waterklavertje, Morsilea quadrifolia.
Natuurlijk kan met andere plantensoorten eenzelfde combinatie worden gemaakt, bijvoorbeeld achtereenvolgens Limnophila met daarvoor Ammania. Ludwigia naast Cabomba, Lobelia en Leidse plantjes met ertussen een groep bruine cryptocorynen, een veldje slaplantjes en Cryptocoryne nevellii.
Denk er ook aan de zijwanden te camoufleren door in de voorhoeken enkele takken rechtopgaande planten te zetten, bijvoorbeeld Bacopa monnieri, Vallisneria of Myriophyllum. Houd hier of daar de achterwand wat zichtbaar. Dit verhoogt de dieptewerking van de bak. Laat ook wat ruimte tussen de plantengroepen, zodat ze wat ruimte hebben om uit te groeien. Maar maak eerst eens een schetsje, waarnaar u gaat werken.
Hebt u uw bak ingericht, blijf er dan voorlopig af. Wat later, als de planten zijn ingegroeid, moet u ze misschien wat verzetten, bijplanten of wat weg- nemen.
Geef uw planten de eerste tien dagen matig licht! Door overzetten en transport zijn ze beschadigd. Ze moeten zich eerst herstellen. Uw bak is nog ‘vers’, het water ook. Bij veel licht ineens kunt u algen in uw bak krijgen. Voorkom dit. Na een dag of tien kunt u de hoeveelheid licht geleidelijk verhogen. Krijgt u toch algvorming, dan weer iets minderen. Zo zoekt u de juiste belichting.