In dit artikel wil ik twee visjes voorstellen, die we vandaag de dag nauwelijks nog zien in aquaria. Een van de twee soorten heb ik heel lang geleden zelf in een aquarium verzorgd; de andere, de als eerste hier beschreven vis, heb ik zelf nooit in een aquarium gehouden. Het is ook lang geleden, dat ik deze enigszins bizar uitziende vissen, die zwaaiende bewegingen met het lichaam en gelijktijdig golvende bewegingen met de aarsvin maakten, als een flinke school door een aquarium zag zwemmen. Het aquarium had veel zwemruimte en was voorzien van enkele fraaie kienhoutwortels.
De beplanting bestond voornamelijk uit Cryptocoryne en nog enkele andere planten, waaronder drijfplanten, waarvan ik me de namen niet meer herinner. De wanden waren mooi begroeid met Javamos. Evenwel kende ik toen de naam van deze merkwaardige vissen niet. Er zullen onder u wel liefhebbers zijn, die direct weten, welke vis ik bedoel. Zijn naam luidt
Kryptopterus bicirrhis
Deze vis behoort tot de familie SILURIDAE, die valt onder de echte meervallen. Nu denken veel mensen, die geen verstand van aquariumvissen hebben, bij het woord meerval aan de grote, monsterachtig uitziende grote meerval (Silurus glanis) uit de Europese rivieren en meren. Niet alleen de volksmond vertelt soms waar gebeurde gruwelverhalen over dit monster. De bekende ichtyoloog Johann Jakob Heckel beschrijft een verhaal van een gevangen meerval bij Preszburg, waarbij in de maag van deze meerval lichaamsdelen van een jongen werden gevonden. De tijd dat men 3, 4 of zelfs 5 meter lange reuzen aan land bracht zijn voorbij. Men kan zich moeilijk voorstellen, dat de nu nog 2 meter grote, plompe voorkomende beesten en de ongeveer 10 cm grote doorzichtige glasmeerval tot dezelfde familie behoren.
Kryptopterus bicirrhis heeft wel een heel bijzonder uiterlijk Door gebrek aan pigment is het lichaam glasachtig doorschijnend en kunnen we als het ware dwars door zijn lichaam kijken. De wervelkolom en graten zijn duidelijk zichtbaar. Alleen de lichaamsholte met de inwendige organen is niet transparant. Verder heeft de vis geen schubben. De Indische glasmeerval werd voor de eerste keer in 1934 door Winkelmann beschreven. Deze vissoort komt voor in het verre Oosten: Thailand, Maleisië, Indonesië (Sumatra, Borneo en Java).
Karakteristiek zijn de lange baarddraden aan de bovenkaak, die bijna altijd naar voren uitstaan. Met deze lange baarddraden kunnen voorwerpen in het donker worden waargenomen. De lange aarsvin bestaat uit wel 70 vinstralen, maar de rugvin slechts uit een enkele vinstraal. Hij zwemt met de aarsvin door het open water – bij voorkeur in de schaduw – en vormt vrij grote scholen.
Uitwendige geslachtskenmerken zijn niet bekend, maar vermoedelijk zijn de mannetjes wat slanker en kleiner dan de vrouwtjes. Over het kweekgedrag moeten er nog vele onderzoekingen worden verricht.
De Indische glasmeerval in het aquarium
Zoals ik al schreef, heb ik lang geleden deze vissen in een aquarium gezien, maar volgens navraag zijn ze wel in de handel verkrijgbaar. In ieder geval ben ik ze bij een aquariumkeuring de laatste jaren niet in de bakken tegengekomen. We kunnen de Indische glasmeerval ook wel in een flink gezelschapsaquarium met rustige medebewoners houden, maar het is beter hem in een niet te klein speciaalaquarium te verzorgen.
In de vrije natuur kunnen de vissen een lengte van 15 cm bereiken, maar in het aquarium worden ze veelal niet groter dan 10 cm. Bij de inrichting moeten we wel rekening houden met veel zwemruimte, maar zoals bij de meeste meervallen hebben ze het niet zo begrepen op te sterke belichting en daarom moeten we het aquarium plaatselijk dicht beplanten en ook door middel van kienhout en drijfplanten van schaduw voorzien.
Bijzondere eisen aan de watersamenstelling worden niet gesteld. Bij een temperatuur van rond 25 graden Celsius voelt hij zich prettig. Aan het voedsel worden geen speciale eisen gesteld, want ze eten alles, wat ze te pakken kunnen krijgen, maar bij voorkeur levend voer. Het water moet wel helder en schoon zijn en daarom zijn sterke filtering en het liefst wat stroming noodzakelijk. Het zijn scholenvissen en het is daarom belangrijk, dat we een niet te klein aantal nemen. Een school van plus minus twintig stuks is een prachtig gezicht, want de hele school gaat dan met de kop haaks tegen de stroming inzwemmen. Ook houdt de Indische glasmeerval van wat zouttoevoeging aan het water. Afzonderlijk gehouden dieren kwijnen spoedig weg. Ten slotte: deze meerval is geen bodembewoner, hij houdt zich bij voorkeur op in de middelste waterlagen.
Chanda ranga (glasbaarsje)
De herkomst van dit visje is Zuidoost-Azië. In de natuur kunnen ze zo’n 7 tot 8 cm groot worden. In het aquarium blijven ze meestal wat kleiner, rond de 5 cm. In de natuur komen ze zowel in zoet als in brak water voor. Het geslachtsonderscheid is gemakkelijk te zien. De vrouwtjes zijn wat eenvoudiger, geelachtig gekleurd. De mannetjes zijn, vooral als ze in een goede conditie verkeren, prachtig goudglanzend van kleur en hebben een blauwwitte zoom aan de rug- en aarsvin. Zoals de naam van het visje al zegt, heeft hij ook een doorschijnend lichaam en kunnen we de graten en inwendige organen goed onderscheiden. Helaas komt het nog steeds voor, dat er visjes met de onnatuurlijkste kleuren worden aangeboden. Deze vissen worden ingespoten met kleurstoffen. We zien dan meestal boven in het lichaam fluorescerende rode, groene, oranje of blauwe kleuren. Gelukkig zijn er steeds meer handelaren, die dergelijke praktijken schuwen en alleen het originele glasbaarsje in hun assortiment aanbieden. Trouwens, na verloop van tijd verdwijnt de kleur en veel van deze dieren zijn dan in een slechte conditie.
Het glasbaarsje in het aquarium
Hoewel het glasbaarsje nog steeds wordt aangeboden, is er toch weinig vraag naar deze visjes. Het zijn tere en enigszins schrikachtige visjes en willen we het ze naar de zin maken, dan is een speciaalaquarium een vereiste. Een aquarium van 80 tot 100 cm lengte is al een prima afmeting om daar iets moois van te maken. Een schooltje van tussen de 10 en 15 visjes is voldoende samen met een dichte randbeplanting, mooie, vertakte kienhoutwortels en een donkere bodem. Ook voldoende open zwemruimte is belangrijk. De visjes komen in de natuur zowel in zoet als in brak water voor. We kunnen ze gezelschap geven van bijvoorbeeld een paartje Brachygobius nunus (geelbandgrondel), een visje met een lengte tot 4,5 cm, en aan de oppervlakte enige halfsnavelbekjes (Dermogenys pusillus), die een maximale lengte van 7 cm bereiken. Het verdient aanbeveling deze visjes in een speciaalaquaium houden en wat keuken- of zeezout (2 tot 3 theelepels op 10 liter water) aan het water toe te voegen.
Zoals ik al schreef, heb ik een schooltje glasbaarsjes in een aquarium van 80 cm lengte verzorgd. Dit aquarium stond in mijn slaapkamer en soms scheen dan enige tijd het ochtendzonnetje in de bak. De gouden gloed over het lichaam werd dan extra zichtbaar en je kon duidelijk merken, dat deze visjes het invallend zonlicht op prijs stelden.
Wat de watersamenstelling betreft: ze voelen zich zowel in hard als in zacht water op hun gemak; vooropgesteld dat het in beide gevallen niet te extreem is. De temperatuur mag liggen tussen de 24 en 28 graden Celsius.
Het voedsel van de glasbaarsjes moet levend zijn en gevarieerd. In de tijd dat ik deze visjes hield, was dat in de omgeving waar wij woonden geen probleem. Cyclops, Daphnia, witte, rode en zwarte muggenlarven kon ik daar altijd wel ergens scheppen. De betrekkelijk kleine visjes konden met gemak naar verhouding grote muggenlarven verslinden. Bij gebrek aan wat anders nemen deze visjes ook wel droogvoer, maar dat is duidelijk niet hun favoriete maaltijd.
Verzorgt u deze visjes in een speciaalbakje zoals hier beschreven? Of misschien houdt u ze wel in een gezelschapsaquarium en wilt u met het glasbaarsje gaan kweken? Overtuig u dan eerst of er Cyclops- of Diaptomus-naupliën in de omgeving van uw woonplaats zijn te vinden, want dat is het enige voedsel voor een succesvolle opfok van deze glasbaarsjes.