Kort nadat ik na mijn voorlaatste verhuizing, nu alweer ruim acht jaar geleden, een nieuw gebouwd, (vijfkantig) paludarium had ingericht, kocht ik daarvoor twaalf kleine kopstaanders (Chilodus punctatus). Die had ik in Suriname ‘aan het werk’ gezien. Met de kop omlaag graasden de visjes daar algenbestanden af van rotsblokken, die in een vijverachtige verbreding van de Mozeskreek in de volle zon lagen. Het leken me uitgesproken algeneters. Merkwaardig genoeg toonden ze in het aquarium niet de minste interesse voor algentabletten, ook niet nadat die geheel uiteen waren gevallen. De slakken daarentegen smulden ervan. Misschien was het de visjes die ik in de Mozeskreek zag meer te doen om het kleine gedierte dat tussen de algen leeft.
Toen ik later ten behoeve van mijn Brochis splendens tabletten van Dennerle voor meervallen ging voeren, aten de kopstaanders daarvan onmiddellijk smakelijk mee. Eerst liet ik die tabletten gewoon naar de bodem zakken, maar later deed ik ze in een drijvend tubifexzeefje, dat ik aan de verloting op een verenigingsbijeenkomst had overgehouden. Daarin vielen de tabletten uiteen, waarna fijne voedseldeeltjes omlaag dwarrelden. Nou, nadat de kopstaanders er oog voor hadden gekregen, dwarrelde er nog nauwelijks iets, want de visjes verdrongen zich rondom het zeefje – ze zogen de voedseldeeltjes er bij wijze van spreken gewoon uit.
Witte stip en uv-c-lamp
Helaas, de visjes gingen alle twaalf ten onder aan witte stip. In een poging zulks bij volgende aanschaf te vermijden, heb ik toen een 5 watt-uv-c-lampje in mijn filtercircuit opgenomen. Daarmee zouden namelijk ziektekiemen effectief gedood worden. Al eerder had ik daarmee goede ervaringen opgedaan. Kampend met almaar groen wordend vijverwater had ik me namelijk een drukfilter met een daarin gemonteerd uv-c-buisje aangeschaft. Inderdaad, binnen 2 weken was het al twee jaar groene water kleurloos helder. En dat bleef het verder ook, zelfs nadat ik het uv-c-lampje had uitgeschakeld! De prijs voor zo’n lampje in een eigen kunststofbehuizing in aquariumverpakking bleek € 92,00 te bedragen – hetzelfde (!) ding in een vijververpakking kostte bij dezelfde handelaar echter slechts € 50,52. Gelukkig was die handelaar zo vriendelijk me op het verschil in prijs te wijzen.
Bij het monteren van de aanwinst liep ik tegen het probleem op dat de slang in het filtercircuit na 3,5 jaar tamelijk stug geworden was. Vervangen van die slang was niet goed mogelijk. Door verwarmen met behulp van een haarföhn werd de slang echter zo soepel, dat hij probleemloos op de slangtule van het apparaat kon worden geschoven. Slangklemmen bleken overbodig. Bij afkoelen trad namelijk een soort krimpfolie-effect op. Weer wat geleerd.
Verdere ervaringen
Hielp dat uv-c-apparaat nou? Dat weet ik natuurlijk niet zeker, maar opnieuw bij dezelfde handelaar aangeschafte kleine kopstaanders bleven nu vrij van stip. Overigens moet je naar mijn gevoel van deze vissoort maar niet te veel aanschaffen, want ik deed de ervaring op, dat deze visjes onderling zodanig onverdraagzaam zijn dat de een na de ander wegkwijnde; de mannen het eerst. Ik denk dan ook, dat je bij deze vissoort niet zozeer van een school als wel van een troep moet spreken. Uiteindelijk hield ik van de tweede twaalf, die ik aanschafte, er maar drie over. Helaas alle drie vrouwtjes. Die leken goed aan elkaar gewaagd. Jammer genoeg verloor ik er daarvan één, toen ik de vissen na een tijdelijk verblijf elders in mijn zojuist gereedgekomen nieuwste, nu achtkantige paludarium overzette. Daarbij verloor ik ook nog twee Paracheirodon simulans. Nee, niet aan witte stip, aan verlies van de slijmhuid. Die liet gewoon los. Kennelijk was het water nog niet helemaal vrij van stoffen, die de slijmhuid kunnen aantasten. Daarbij valt te denken aan stoffen uit siliconenkit, pur uit de spuitbus en de alkydverf, die ik gebruikte om de purschuimen imitatiewortels en de polystyreenhardschuimen wandbekleding op kleur te brengen. Vanzelfsprekend had ik wel eerst een paar keer water ververst en de hele riedel als nitriet, nitraat, pH, KH en GH gemeten. Alles dik in orde. Zulke metingen zeggen dus ook niet alles.
Iets uit de literatuur
Ooit las ik in een oude jaargang van Het Aquarium van de hand van wijlen P.J. van der Vlugt een uitstekend en uitgebreid artikel over de kleine kopstaander. Dat kon ik helaas niet meer terugvinden. Wel stuitte ik bij heel wat bladerwerk in de oude jaargangen die ik heb op een tweetal artikelen in de 28ste jaargang (1957-1958). Prof. dr. A. Stolk beschrijft op blz. 247/248 een klein kweeksucces met de methode, die hij had ontwikkeld. Dat was gebaseerd op het toevoegen van 0,5 ml urine van een zwangere vrouw aan 1 liter water in de kweekbak. Dat zou de hypofyse tot grotere productie van voortplantingshormonen stimuleren. Het leverde hem zes jongen op, waarvan er spoedig vier doodgingen. Twee dieren werden volwassen. Van verdere pogingen kwam niets meer, doordat de man van het enige stel, waarover men beschikte, spoedig het loodje legde.
Op blz. 249/253 staat een artikel van F.M. Ingen Housz: Ervaringen met Chilodus punctatus. Bij hem aten de visjes eigenlijk wel alles, wat door de bek kon. Daarbij produceerden ze een opmerkelijk geluid. Dat heb ik nooit gehoord, maar dat ligt volgens mijn vrouw aan mij. Wat ik voor onderlinge voedselnijd en daaruit voortkomende onderlinge onverdraagzaamheid houd/hield noemt Ingen Housz ‘wilde jachtpartijen en spiegelgevechten’. Meer keren bemerkte hij, dat zijn vrouwtjes ‘s ochtends ineens slanker waren dan de avond ervoor. Eén keer nam hij de paringen waar. Op een zondagmiddag joegen de dieren elkaar langdurig na. Plotseling schoot de vrouw omhoog en bleef met de kop omlaag trillend boven een bosje planten staan. De man schoot langszij en drukte zich trillend tegen haar aan. Dat leidde tot het vrijkomen van drie eieren, die omlaag dwarrelden. Dat herhaalde zich met tussenpozen van 10 minuten. Daarbij werden 2-5 eieren geproduceerd. Helaas kwam er niets van terecht, want de auteur kon maar vier eieren aan de vraatzucht van de medebewoners onttrekken. Die bleken zich te ontwikkelen, maar na een paar dagen gingen ze bij gebrek aan het gebruik van een schimmelwerend preparaat toch te gronde.
Beginnersvisje
Zo zie je maar weer, ook iemand met bijna 40 jaar ervaring kan nog voor onverwachte en onaangename verrassingen komen te staan. Aquariumhouden blijft boeiend.
Ik sluit me graag aan bij de opmerking, die ik ergens las dat de kleine kopstaander niet echt een beginnersvisje is. Overigens hoort dat ‘kleine’ er wel steeds bij gezegd te worden. Er is namelijk ook een grote kopstaander (Abramites hypselonotes), die ook wel met brasemzalm wordt aangeduid. Die wordt 13 cm en zou niet alleen een uitgesproken planteneter zijn, maar vooral op latere leeftijd ook nog eens agressief en bijterig worden. De kleine kopstaander zou 8 cm worden. Dat werden ze bij mij ook wel.