Misschien een nieuwe soort Ctenochaetus

In de aangehaalde literatuur vinden we vaak de opmerking, dat jonge dieren van de soort Ctenochaetus strigosus een gele lichaamskleur hebben. Aangezien deze dieren over het algemeen van geringe grootte zijn, worden ze maar zelden ingevoerd. Eichler merkt op, dat de gele kleur tot een lengte van 5 centimeter behouden blijft.

Ctenochaetus strigosus zoals we die van de meeste afbeeldingen kennen. Kenmerkend is de gele ring om het oog.Ctenochaetus strigosus zoals we die van de meeste afbeeldingen kennen. Kenmerkend is de gele ring om het oog.Een moeilijkheid is dat een gele Ctenochaetus in dit leeftijdsstadium gemakkelijk kan worden verwisseld met Acanthurus pyroferus of Centropyge heraldi. Alleen de karakteristieke bek kenmerkt zo’n vis zonder twijfel als soort van het genus Ctenochaetus, de borsteltanddoktersvissen. Het geslacht Ctenochaetus omvat volgens Luty zes soorten, waarvan Ctenochaetus strigosus en Ct. hawaiiensis het bekendste zijn. Deze bekendheid is eenvoudig te verklaren omdat de beide soorten zeer kleurrijk zijn en regelmatig worden ingevoerd. Ctenochaetus hawaiiensis heeft ook een jeugdstadium, dat echter het lichaam siert met een onverwisselbare kleurencombinatie.

  
Ctenochaetus hawaiiensis behoort tot de bekendste ‘Borstenzahn-Seebadern’. Dat heeft hij voornamelijk te danken aan zijn kleuren, die vooral in het jeugdstadium zeer kenmerkend zijn. De drie foto’s tonen de kleurverandering van jeugdkleed naar volwassen kleur.

Ctenochaetus strigosus

In 1928 door Bennett beschreven als Acanthurus strigosus (zie hier voor Eschmeyer cs). Deze soort wordt aangetroffen in de Indische Oceaan en in grote delen van de Stille Oceaan, van Zuid-Afrika tot Hawaï en verder naar het Groot Barrièrerif tot Nieuw-Caledonië. Volgens opgave van Luty ontbreekt de soort echter in de Rode Zee. Randall schrijft dat eenmaal een jong exemplaar is waargenomen aan de Arabische kust.
Aquaristen kennen Ctenochaetus strigosus meestal in de kenmerkende bruinige kleur met markante oogringen, die echter verdwijnen bij een lichaamslengte van ongeveer 8 cm. Of deze oogringen enige functie hebben, kon ik tot nu niet vaststellen.
Waargenomen verschillen in lichaamskleur zijn afhankelijk van het herkomstgebied en hebben weinig betekenis als soortkenmerk. De gele fase is in verscheidene publicaties [Baensch, Eichler, Göthel, Randall] afgebeeld en wordt – zoals in het begin al vermeld – toegewezen aan Ctenochaetus strigosus.

Kleur en leeftijd

Een probleem bij waarnemingen in het vrije veld is de beperkte tijd, die iemand onder water ter beschikking staat. Dus moet onderzoek in het aquarium antwoord geven op de vragen, waarvoor een duurtest nodig is. Een dergelijke vraagstelling geldt onder andere de omkleuring van jeugdkleed naar de volwassen vorm.
In augustus 2000 kreeg ik de verrassende gelegenheid om een ongeveer 4 cm grote gele Ctenochaetus te verwerven. Ideale omstandigheden voor documentatie van de binnen enkele maanden te verwachten omkleuring. Op dat moment lag het op grond van reeds genoemde publicaties voor de hand, dat het betreffende dier zich zou ontwikkelen tot een volwassen Ctenochaetus strigosus.

In de handel vind je maar heel zelden de gele jeugdvorm van Ctenochaetus strigosus. Deze kleur zou ook maar van heel korte duur zijn. Hier was het dier ca 40 mm grootIn de handel vind je maar heel zelden de gele jeugdvorm van Ctenochaetus strigosus. Deze kleur zou ook maar van heel korte duur zijn. Hier was het dier ca 40 mm groot

Over de verzorging in het aquarium heb ik reeds herhaaldelijk geschreven. Kort samengevat kan worden gesteld dat deze soort in het aquarium goed houdbaar is als maar gevarieerd wordt gevoerd met plantaardige en dierlijke kost. Met een maximaal te verwachten lichaamslengte van 18 cm is dit een vrij kleinblijvende doktersvis, maar het is wel de grootste van het geslacht.
Al enkele dagen later begon de omkleuring, die in deze drie foto's weerspiegeld is. De opnamen laten de kleurontwikkeling zien van augustus tot november 2000. De dieren groeiden in die tijd circa 25 mmAl enkele dagen later begon de omkleuring, die in deze drie foto’s weerspiegeld is. De opnamen laten de kleurontwikkeling zien van augustus tot november 2000. De dieren groeiden in die tijd circa 25 mmDe eerste opnamen van het nieuwe dier maakte ik op 22 augustus. Korte tijd later, toen de vis al tot ongeveer 55 mm was gegroeid, konden de eerste tekenen van omkleuring worden waargenomen. Dat werd vooral duidelijk als de vis zich imponerend opstelde tegenover een vermeende indringer. Zodoende werden mijn volgende opnamen gemaakt op 4 september. Het was daarbij een verrassing om vast te stellen dat de komende kleur niets gemeen had met de verwachte kleur van Ctenochaetus strigosus.
De geleidelijke kleurontwikkeling heeft vier weken later (10.10.00) opnieuw geleid tot foto’s, die de vis in een volgend kleurstadium tonen. Ook nu wijkt de kleur duidelijk af van het verwachte lichaamskleed. Dit alles laat zich het beste in afbeeldingen tonen. Op dit moment was het dier ongeveer 7 cm.

Verklaring van prof. Randall

Zonder enige twijfel behoort prof. Jack Randall tot de bekendste ichtyologen. Zoals altijd werden dia’s van vissen gemaakt en ter identificatie naar Hawaï gestuurd. De ontvangen antwoorden blijken verrassend en worden hieronder kort samengevat.
Door Randall werd opgemerkt, dat zeker vier soorten in het jeugdkleed een gele kleur kunnen hebben en dat deze kleur soms zelfs het gehele leven behouden kan blijven. De kleuromslag naar het halfvolwassen kleed kan bij variabele grootte plaatsvinden.
De drie dia’s die ik hem zond en die hier ook worden afgebeeld, tonen een nieuwe soort, die Randall & Clements van Nieuw-Zeeland meebrachten. De vaststelling, dat het een nieuwe soort betreft, berust op inzichten van Randall & Clements, dat Ctenochaetus strigosus s.l. moet worden verdeeld in vier allopatrische soorten.
(Opm. J. Frische: deze opvatting van Randall is niet nieuw. Reeds in 1995 wees hij erop, dat verdere studie naar de verspreiding van Ctenochaetus strigosus zou kunnen leiden tot een splitsing in verscheidene soorten.)

Het ligt in de bedoeling de naam Ctenochaetus strigosus van toepassing te verklaren op de soort van Hawaï. De soort met het grootste verspreidingsgebied, van de westelijke kusten aan de Stille Oceaan tot bij Samoa (waartoe ook het hier voorgestelde dier zou behoren), wordt als nieuw beschreven en ontvangt dan ook een nieuwe naam.
Of deze hier aangeroerde opvattingen wetenschappelijk ook in alle opzichten bevestigd zullen worden, moet nog worden afgewacht. Clements houdt zich er momenteel mee bezig om voor de vier allopatrische vormen een DNA-analyse op te stellen. Hierdoor zal meer concreet kunnen worden vastgesteld hoe groot de verschillen binnen dit complex werkelijk zijn.

Samenvatting

Tot heden (januari 2002) is nog niet buiten alle twijfel vastgesteld of de hier voorgestelde vis bij Ctenochaetus strigosus hoort dan wel een nieuwe soort zal blijken te zijn. In ieder geval wordt de betreffende kleuromslag voor het eerst gedocumenteerd.
Voor mij blijft tot heden onduidelijk hoe de jongen van Ctenochaetus strigosus er in feite uitzien. Zijn het werkelijk gele dieren of is het uiteindelijk de kleurvariant met gele oogringen, waaraan dan geen ander stadium voorafgaat? Hier zal het onderzoek van Randall & Clements zeker uitsluitsel geven.
Het blijft spannend tot Clements de DNA-analyse heeft uitgewerkt en gepubliceerd. Zodra ik beschik over nadere gegevens van dit boeiende thema, zal ik ze zeker ook aquaristisch bekendmaken.

Gerelateerde artikelen

NBAT Sponsoren

0
    0
    Winkelwagen
    Winkelwagen is leegTerug naar webshop