Nestbouw Aulonocranus dewindti

Soortnaam Aulonocranus dewindti (Boulenger, 1899). Oorspronkelijk door Boulenger beschreven als Paratilapia dewindti. Door Regan werd in 1920 voor deze soort Aulonocranus opgesteld. Vandaar de auteursnaam tussen haakjes.

Mannetje Aulonocranus in vol ornaatMannetje Aulonocranus in vol ornaat

Een onbekende, maar heel interessante, vredelievende en mooi gekleurde cichlide uit het Tanganyikameer, zo zou je Aulonocranus dewindti kunnen omschrijven. Dat ‘ie onbekend is, komt vast ook doordat deze vis maar zelden mooi wordt afgebeeld in boeken en tijdschriften. Meestal, zowel in verkoopaquaria als op foto’s, lijkt het een saaie grijze vis, maar vooral de mannen hebben een schitterende tekening. Over de flanken lopen enkele gelige lengtestrepen over een blauw iriserende ondergrond. Alle ongepaarde vinnen hebben ook deze geelblauwe kleuren in strepen en vlekken. De rugvin heeft dan nog een zwarte tekening, die tussen individuen sterk kan verschillen; de één heeft een enkele vlek, de ander meer in elkaar overvloeiende vlekken.

De buikvinnen zijn lang uitgegroeid en kleuren tijdens de balts heel donker. Het doel van de balts is natuurlijk een vrouwtje zover te krijgen dat ze eieren wil afzetten en die wil laten bevruchten door de baltsende man. Hiertoe heeft hij eerst een groot nest gemaakt van zand. Volgens de literatuur maakt deze soort het nest op de bodem, tegen stenen. Zo ontstaat dan een krater met een diameter van zo’n 20 à 25 cm.
Het baltsende mannetje probeert vervolgens met fladderende vinnen een goed gevuld vrouwtje naar dit nest te lokken. Als dat gelukt is, en het vrouwtje ziet er ook wel wat in, zal zij gaan afzetten. Inderdaad in deze volgorde, want volgen doen de vrouwtjes makkelijker dan afzetten. Zelfs vrouwtjes die nauwelijks kuitaanzet hebben en dus ook niet zullen willen afzetten, kunnen wel geneigd zijn een baltsende man te volgen, soms tot in de nestkuil, maar gaan er dan plotseling weer als een haas vandoor.
Tijdens het afzetten wordt steeds maar één ei losgelaten, dat direct door het vrouwtje in de bek wordt genomen. Aulonocranus dewindti is namelijk een muilbroedende cichlide. De man blijft trouwens zeker 10 cm boven de vrouw staan als deze de eieren afzet. Ik heb geen enkele keer gezien dat de vrouw op een of andere manier in de buurt van de man kwam om sperma op te happen. Gezien de aantallen jongen werkt hun methode toch wel goed. Het eerste nest van een volwassen gekochte vrouw telde 35 stuks (ja, vijfendertig).
Op welk moment sperma wordt uitgestoten, is mij niet duidelijk. Het zou kunnen dat de man de nestkuil als het ware vult met sperma tijdens het aanwijsgedrag, waarbij hij in een ‘kronkel’ en trillend tegen de bodem van de kuil zakt, terwijl het vrouwtje aan komt zwemmen. Ook is het mogelijk dat sperma in de buurt van het nest wordt uitgestoten, waarna het via waterstroming (bijvoorbeeld de vinbewegingen) naar het afzettende vrouwtje wordt geleid. Misschien is er nog wel een andere manier, die ik nu over het hoofd zie.

Mannetje Aulonocranus bij nest op een steen, ongeveer 15 cm boven de bodemoppervlakte. Aan de grote zandkegel, die langs de steen is ontstaan, is te zien hoeveel zand er wordt versleeptMannetje Aulonocranus bij nest op een steen, ongeveer 15 cm boven de bodemoppervlakte. Aan de grote zandkegel, die langs de steen is ontstaan, is te zien hoeveel zand er wordt versleept

Over de nestbouw door deze cichlide wil ik graag nog wat meer kwijt. Zoals ik al noemde: volgens de literatuur worden nesten gebouwd tegen stenen of andere steunmogelijkheden. In een aquarium kan dat dus ook de hoek van de bak zijn. Mijn aquarium is ingericht met ‘stenen’ van geboetseerde klei. Het voordeel is dat je precies passend kunt bouwen en dat je gewichtbesparend bezig bent. Want alle stenen zijn hol en voorzien van gecamoufleerde ingangen, zodat zich overal vissen in kunnen verschuilen. Eén van deze stenen heeft een holle voorzijde van ongeveer 25 cm lang. Hiertegen heeft het mannetje regelmatig zijn nestkuil gegraven. In een kuil op deze plek is ook enkele keren afgezet.
Maar in mijn bak deed hij het ook anders. Eén van de andere ‘stenen’ in mijn aquarium heeft een deuk in de bovenzijde van zo’n 13 cm doorsnede. Langs de helft van de zijrand loopt de stenen wand verder omhoog, de andere helft is ‘open’. Al snel begon het mannetje deze steen te gebruiken voor nestbouw.
Hij sleepte daartoe zand naar de deuk op de top van de steen, zeker 15 cm boven het bodemniveau. Dit zand werd op de randen gespuwd, blijkbaar om de kuil te verdiepen (door de randen te verhogen). Op één punt van de deuk in de steen is de rand iets lager, zodat het opgebrachte zand daar wegzakte, terug naar de bodem. Ten slotte ligt daar dan een zandkegel van de bodem tot de top van de steen.
Op dat moment moest ik meestal de bodem weer afhevelen en egaliseerde ik de kegel weer. Soms ook maakte ik de steen weer leeg. Hij bleef daardoor bijna continu bezig met bouwen (goede bezigheidstherapie). Op deze hooggelegen plek is de vorm van de nestkuil dus feitelijk gelijk aan die, welke op de bodem worden gegraven: voor ongeveer de helft van de omtrek tegen een steile wand aan. Een enkele keer spuugde hij ook zand op stenen die 30 cm boven de bodem uitstaken, maar zulke plaatsen bleken niet zo geschikt voor het bouwen van een compleet nest.
Ten minste éénmaal heeft hij het verhoogde nest gebruikt voor het laten afzetten. De andere, ‘gewone’ kuil op de bodem was er namelijk wel, maar niet schoon en onderhouden, zodat ik ervan uit ga dat de eieren werden afgezet in het verhoogde nest. De afzetting heb ik niet waargenomen. Een andere keer, toen er ook twee nestkuilen waren, werd waarschijnlijk afgezet in het bodemnest. Dit was toen namelijk mooi schoon en nog extra verdiept. Tijdens de balts gebruikte de man beide nestkuilen. Hij zwom van de ene naar de andere en vertoonde bij beide het aanwijsgedrag.

 

Ei-afzetting in de bodemkuil. Het vrouwtje heeft juist een ei losgelaten en zal zich dadelijk omdraaien om dit ei in de bek te nemen. Het mannetje bevindt zich een eindje boven het vrouwtje. (De rechter foto geeft een beter beeld van de gebouwde kuil.)

Zulk nestbouwgedrag, zand aanslepen naar hoger gelegen rotstoppen, is ook bekend van Cyathopharynx, die eventueel wel bodemnesten maakt, indien geen geschikte rotsformaties beschikbaar zijn. Ook van Ophthalmotilapia zijn meldingen over nesten op stenen. Of daar dan zand naar toe wordt gebracht, is mij niet duidelijk geworden. Deze drie geslachten, Aulonocranus, Cyathopharynx en Ophthalmotilapia doen uiterlijk sterk aan elkaar denken. Aulonocranus wijkt af door de opvallend grote ogen en niet zo sterk uitgegroeide buikvinnen, zoals de andere geslachten die wel hebben.
Al met al een mooie en interessante vis. Een groot aquarium lijkt mij echter wel noodzakelijk. Ik had in mijn bak van 500 liter door omstandigheden slechts één man met twee vrouwen. Liever had ik twee kerels en enkele vrouwtjes gehad. Misschien daardoor viel het mannetje de vrouwtjes voortdurend lastig, zodat deze vrouwen eigenlijk nauwelijks konden rond zwemmen. Omdat hij niet hoefde te concurreren met andere mannetjes, vertoonde hij ook bijna nooit zijn volle kleuren. Het mooiste zou daarom wel wezen: een bak met een grote, vrije zwemruimte, enkele plekken voor ‘nestactieve’ mannen zonder dat die elkaar altijd kunnen zien en zonder dat ze altijd de vrouwtjes kunnen zien.
Waarschijnlijk kom je dan op dierentuinformaat uit (op dit moment zwemmen mijn dieren inderdaad in zo’n formaat aquarium, namelijk in Artis). Zonder de optimale omstandigheden is er gelukkig ook veel plezier aan deze soort te beleven.

Vrouwtje Aulonocranus met de bek vol jongenVrouwtje Aulonocranus met de bek vol jongen

Gerelateerde artikelen

NBAT Sponsoren

0
    0
    Winkelwagen
    Winkelwagen is leegTerug naar webshop