O! Gelooft u dat? Planten zijn groen!? Ach, misschien hebt u niet helemaal ongelijk, maar bij elk geloof plaats ik vraagtekens en absolute schijnzekerheden ondergraaf ik graag. Zonder woorden als allerlei, misschien, soms, vaak, valt geen zinnige uitspraak te doen. Ik wil u enkele plaatjes laten zien van planten zonder bladgroen en ik zal het verschijnsel van niet-groene groeivormen even aanroeren om uw nieuwsgierigheid te prikkelen. Want in het voorjaar gaat elke rechtgeaarde aquarist naar een sloot en kijkt om zich heen.
Inderdaad: allerlei algen – tegenwoordig niet echt als planten beschouwd – groeien groen. Bloemplanten, mossen, varens zijn vaak groen. Deze groene grondkleur danken plantaardige organismen aan bladgroen, chlorofyl. Een stof die in verschillende vormen bekend is en die plantaardigheden in staat stelt zonne-energie te gebruiken in de chemische fabriek van hun leven om niet-organische mineralen tot organisch materiaal om te vormen.
Planten zonder bladgroen – ja, niet-groene planten bestaan – missen het vermogen om zelf lichtenergie te benutten. Net als zwammen zijn dat opruimers of tafelschuimers, saprofyten dan wel parasieten. Ook in ons land kennen we enkele chlorofylloze planten. Orchideeën als bleek bosvogeltje of paarse aspergeorchis zijn saprofyten die in bossen of aan de bosrand leven in de strooisellaag en in de voorzomer soms hun bloempracht tonen.
En hebt u weleens in het voorjaar langs de sloot of berm tussen laag gras bruinige stengels van 20 of 25 cm. gezien? Daaraan is geen groen te bekennen. De plant leeft een groot deel van het jaar ondergronds. Wat we in het vroege voorjaar zien, zijn vruchtbare stengels die afsterven, nadat de sporen zijn verstoven. Dan verschijnen tamelijk slordige paardenstaarten en die zijn bovengronds grotendeels groen. Heermoes kent twee generaties na elkaar.
Maar er zijn nog andere planten zonder bladgroen. De oppervlakkig enigszins aan inheemse orchideeën herinnerende bremrapen bijvoorbeeld. Die parasiteren vaak op de wortels (rapen) van vlinderbloemigen, brem onder andere. De klavervreter is er ook zo één. Daarnaast zijn er de schutwortels, kleurloze korstig- schubbige, maar fraai bloeiende planten, die plotseling aan de voet van bomen – bijvoorbeeld elzen, populieren of wilgen – kunnen optreden.
Heermoes en paarse schutwortel kunnen we bij vochtige groeiplaatsen tegenkomen. Aardig misschien om van zulke planten iets te tonen. Schutwortels parasiteren op bomen. Ze leven van de sapstroom die het bomen mogelijk maakt om vocht met voeding van de grond tot hoog in de kroon te transporteren. De worteltafelschuimers zijn eigenlijk vooral commensalen: ze schijnen hun gastheren niet echt te schaden, maar versieren soms de wortels.
Schutwortels leven voornamelijk ondergronds, liever gezegd binnensbooms, in wortelweefsel waar ze van de sapstroom kunnen profiteren. Vroeg in het voorjaar ontstaan vuilwitte korsten, waarop kruisgewijs geplaatste kleurloze of witte bladschubben worden gevormd en uit het hart daarvan groeit dan de opvallend lichte bloeistengel met fraaie bloemen van enkele centimeters lang. De buisvormig vergroeide bloemkroon is een sieraad onder de boom.
Dat is overigens wel belangwekkend. Populieren worden vaak geparasiteerd, bijvoorbeeld door de maretak of vogellijm, maar wilgen uit dezelfde familie zelden. Wilgenbast is vroeger wel in de volksgeneeskunst gebruikt. Het werkzame bestanddeel salicine maakt deel uit van acetyl-o- salicilicum in tabletten die iedereen wel eens heeft genomen: aspirine van Bayer, dat scherp is voor de maag, en het zachtere Chefarine van de Chemische Fabriek Naarden. Toch vormen allerlei wilgen denkelijk de voornaamste gastheren van schutwortels en worden in zuidelijke streken, vanaf Midden-Frankrijk. Ook wilgen worden regelmatig aangetast door maretak, ondanks hun acetylzure bescherming. Overigens kun je wat zuidelijker vogellijm ook vinden op hardere bomen als witte Acacia en in de Balkanlanden of het Middellandse-Zeegebied op vrijwel alle boomsoorten inclusief eik. Speciaal voor druïden met gouden sikkel.
Heermoes – tussendoor genoemd om u weer even op het verkeerde been te zetten – is dus niet echt een plant zonder bladgroen, maar een plant met een tijdelijke bladgroenloze verschijning. Een primitieve sporenplant waarvan men nog niet zeker is over echt nauwe verwantschap aan varens. Wel degelijk een vaatplant die zeker tot de groene planten gerekend moet worden. De saprofytische orchideeën horen tot de orchideeënfamilie of ORCHIDACEAE.
De fraaie bremrapen vormen ook een eigen familie, de OROBANCHACEAE. Ze zijn nauw verwant aan de SCROPHULARIACEAE of helmkruidfamilie. Maar schubwortels maakten het de systematici moeilijk. Schoonheid is niet altijd gemakkelijk te vangen. Tegenwoordig worden ze echter bij de bremraapfamilie gerekend, evenals ratelaar, kartelblad en hengel. Zodoende is dit een familie van louter parasieten en halfparasieten; veelal planten met fraaie bloemen.
Naschrift
De bremraap per definitie, Orobanche rapum-genistae, moet tegenwoordig grote bremraap heten. Brem hoort evenals klaver bij de vlinderbloemigen, maar de landbouwers van weleer kenden ook ‘bremrapen’ als parasiet op heel andere planten, bijvoorbeeld de hennepvreter. Walstrobremraap en klimopbremraap zijn bekende soorten die het woord bremraap al tot een contradictio in terminis maken: een binnen de naam zelf besloten tegenstelling!
Het Grieks woord orobos is erwt of peulvrucht. Het Griekse anchè, anchi, anke – vergelijk ons woord anker – betekent aangehecht, aangrenzend, aanhangend, nabij. Orob-anche betekent dus aangehecht aan of vlak bij een (vlinderbloemige) erwt. En rapum genistae is wortel van brem. Beeldender kan een botanische naam niet zijn!
Categorieën:
Planten
Auteurs:
Lucas Bauer
Fotografie:
Lucas Bauer