In dit laatste artikel zullen de kweek en de opfok van gifkikkers aan bod komen. In de vorige delen werden in deel 1 de uiteenlopende facetten van het houden van gifkikkers belicht, waarbij de natuurlijke omgeving en het gedrag werden beschreven en welke kikkers eventueel gemakkelijk aan te schaffen en te houden zijn. In deel 2 werd verder ingegaan op de aanschaf, de inrichting van het paludarium, de verzorging, het voedsel en de kweek van voedseldieren.
De kweek is mede afhankelijk van een paar factoren. Het biedt echter geen garantie dat alles goed zal gaan, ook als aan deze factoren voldaan wordt, want het blijven immers dieren. Er zal altijd een maar kunnen zijn, waardoor de kikkers niet tot voortplanting komen. Een factor voor het welslagen, is het hebben van een goed kweekkoppel, dat al eieren heeft afgezet of daaraan toe is qua leeftijd. Gemiddeld zijn kikkers vanaf 1½ tot 2 jaar geslachtsrijp en kunnen ze eieren afzetten en ze bevruchten. Er zijn kikkers die sneller tot afzetten overgaan, maar voor de vitaliteit is het eigenlijk beter wat langer te wachten. Voor een goede harmonie is het belangrijk, dat de dieren bij elkaar passen. Bovenal dienen ze gezond en vitaal te zijn. Op een paar kieskeurige uitzonderingen na loopt dit meestal vanzelf wel goed.
Het kan ook zijn, dat het geselecteerde of gekochte koppel of trio achteraf van hetzelfde geslacht blijkt te zijn. Soms lijkt het of de voortplanting uitblijft, terwijl de kikkers het wel goed doen. Er is een aantal foefjes om de kweek te kunnen stimuleren. Een natuurlijke wijze is om de bak voor enige tijd wat droger te houden en dan na een aantal dagen goed te sproeien. Dit bootst een beetje de regenactiviteit in de regenwouden na. Bepaalde vitaminen hebben eveneens een activerende werking. Het kan helpen om enkele planten of materiaal in de bak aan te passen of te veranderen of om de kikkers tijdelijk uit de bak te halen en na een aantal dagen weer terug te zetten.
Voorwaarden voor een goede kweek
De bak moet voldoen aan de eerste wensen van de kikker. Die zijn onder andere: een schuilgelegenheid om tot rust te kunnen komen, droge plekken, een open plek en wat klimmogelijkheden en afwisselend voedsel. Voor de kweker dient de bak tegelijkertijd een overzichtelijk geheel te bieden. Anders kun je geen controle uitoefenen.
En van belang bij de kweek is… de factor geluk. Dus ten dele kun je de voorwaarden scheppen, verder ben je afhankelijk van allerlei factoren.
Voorspel
Het voorspel is een belangrijk ritueel van de paring door gifkikkers. Door een groot aantal van de soorten wordt het voorspel door de man ingeleid door middel van zijn roep. Op zijn gefluit komt een vrouwtje af dat bereid is om te paren. Het mannetje probeert haar mee te nemen naar een ideale plek om af te zetten (bijvoorbeeld een Bromelia-blad, een koker van een filmrol, een petrischaal met een halve kokosbast). Als de plek gevonden is, begint het vrouwtje met het afzetten en het mannetje bevrucht de eieren.
Wil je de eieren weghalen uit de bak om ze zelf te gaan verzorgen, laat ze dan in ieder geval anderhalve dag in het paludarium liggen om zeker te weten dat de bevruchting kan slagen.
Soms neemt het vrouwtje het voortouw
Van andere soorten is het het vrouwtje dat het paringsritueel begint. Zij achtervolgt het mannetje een tijdlang door de bak en stimuleert hem zo. Dit kan enkele dagen duren, soms enkele uren. Het gezoem of gefluit van de man activeert het vrouwtje. Ze lopen achter elkaar aan, ze tikken elkaar aan, zitten op elkaar en dan… kan de paring beginnen en verloopt het verder als bij de meeste soorten. Een tedervol en prachtig gezicht.
Natuurlijke broedzorg
Zoals eerder beschreven, neemt van een aantal soorten de vrouw de broedzorg op zich en voorziet de jongen van een onbevrucht ei als voeding. Van de meeste soorten verloopt het iets anders. Het is dan ook fantastisch om te zien hoe het mannetje de verzorging op zich neemt. Nadat de eieren zijn afgezet, komt het mannetje regelmatig terug bij het legsel en kijkt of alles goed gaat. Door met zijn buik op de eieren te gaan liggen, zorgt hij ervoor dat ze vochtig blijven.
De eieren groeien als het ware mee en na een paar dagen is er duidelijk een vrucht boven op het ei zichtbaar, die langzaam uitgroeit tot een kikkervisje. En dat alles in een tijdsbestek van ongeveer 12 – 14 dagen. Als de larven uit zijn gekomen, klimmen ze op de rug bij pa en gaat die op zoek naar een geschikte plaats, waar ze worden afgezet. In de meeste gevallen is dit een klein watertje in de bak. Een poeltje is natuurlijk het mooist, maar vaker zal het een klein schaaltje met een laagje water erin zijn. Het mannetje zet de jonge kikkervisjes af. Regelmatig komt hij bij zijn kroost kijken en houdt contact door actief in het water te staan en te waken.
Het mannetje zet de kikkervisjes alleen af in schoon water. Soms loopt hij dagen met een kluitje jongen op de rug door de bak. En als je dan een schoon bakje met water neerzet, dan zwemmen de jongen binnen korte tijd in dat watertje. Door het water met regelmaat te verschonen groeien de kikkerlarven uit. Ze vreten fruitvliegen, die op het wateroppervlak zijn gevallen, en ander ongedierte.
Dit is de natuurlijke wijze, waarop de kweek verzorgd kan worden. Je kunt het ook op een andere wijze doen.
Broedzorg door kweker
Hierbij wordt het legsel met de eieren uit het paludarium of kweekbak gehaald en door de kweker verzorgd. Beide manieren kunnen heel goed. De voorkeur zal uitgaan naar de natuurlijke manier, want de sterke kikkervisjes klimmen op de rug van pa en worden afgezet in een plasje water en groeien daaruit op. En dat is ook de interessantste manier om te volgen.
De kweek van de meeste soorten gifkikkers levert meestal geen probleem op, maar vraagt wel aandacht. Het is prettig om enige ervaring met het kweken te hebben. Zo niet, dan is het hier eveneens verstandig om vooraf een bezoek aan een kweker te brengen.
Kweekomstandigheden
Over de toepassing van de kweekomstandigheid verschillen de meningen. Is het beter om een koppel, trio of kweekgroepje apart te zetten? Maar is dat nu om de kwaliteit te vergroten of om de kwantiteit te vergoten? In het laatste geval zijn we niet goed bezig. Van belang is het, dat een goed koppel ontstaat, dat elkaar verdraagt en dat tot voortplanting komt. Dit kan in zekere mate kwetsbaar zijn. Mocht een van de kikkers uitvallen, dan heb je direct een probleem.
Ik geef de voorkeur aan kleine kweekgroepen van 5 tot 8 dieren. Hier kan ik verschillende bloedlijnen samenbrengen en om de paar jaar een dier vervangen. Maar goed, niet alle soorten kun je in een grote groep houden. Zo’n uitzondering is Dendrobates azureus. Die houd ik gericht op de kweek in een trio, met één man en twee vrouwen.
In een kleiner kweekbakje schijnt een aantal (kleinere) soorten zich beter voort te planten dan in een grotere bak. In een kleinere bak lijken ze meer gedwongen om eieren af te zetten. Voor de kweker kan dat leuk zijn, maar het blijft van belang om op het welzijn van het dier te letten. En daarmee de kwaliteit.
Zo zijn er ook soorten die een specifieke zorg plegen. Ze zetten beperkt eitjes af, de jongen komen in een bladoksel van een Bromelia. Het vrouwtje verzorgt de jongen door met regelmaat het jong op te zoeken en te voorzien van een onbevrucht eitje. Het vrouwtje weet waar elk jong van haar zich afzonderlijk bevindt en mist die specifieke bladoksel niet. De jongen van een ander vrouwtje worden door het bezoekende vrouwtje genegeerd en niet voorzien van een onbevrucht eitje. Er is hier dus ook een bepaalde communicatie gaande.
De opfok
Soms treden er problemen op en lukt het jong het niet om goed op te poten te komen. Die kunnen het gewicht niet dragen. Dit worden de zogenaamde lucifer- of spichtpoten genoemd. Dit zijn niet volwaardige dieren en ze kwijnen langzaam weg, omdat het ze niet lukt voldoende voedsel te krijgen en zich normaal te bewegen. Het is verstandig ze in te vriezen.
Je kunt er dus voor kiezen om de eieren in de bak te laten en de kikkers het werk te laten doen. Of je kunt ervoor kiezen de jonge larven uit de bak te halen, nadat ze zijn afgezet in het water in het paludarium. Je kunt er ook voor kiezen om de eieren vanaf het begin uit de bak te halen. In het laatste geval worden de eieren voorzichtig overgebracht naar een petrischaal. Een laagje water (vooraf gekookt en afgekoeld) van 2 à 3 mm geeft een goed resultaat voor de uitkomst. Een aantal soorten kan in een gezamenlijke bak als kikkervis opgroeien. Er zijn ook soorten, die alleen moeten opgroeien, omdat ze anders kannibaliseren (ze eten dan hun zusjes en broertjes op uit overleving). Dit is een intensieve periode. De bakjes dienen wekelijks verschoond te worden en de larven zullen driemaal in de week afwisselend gevoerd moeten worden. Niet te veel, niet te weinig.
Zolang ze in het stadium van een kikkervis zijn, eten ze verschillende vormen droogvoer, levend voer, zoals watervlooien en muggenlarven. Laat vooral een plukje groen (algen uit een aquarium of wat Javamos) niet ontbreken.
Als alle pootjes er zijn, kan het uitgegroeide kikkervisje overgezet worden naar een ander bakje, waarin een laagje water van 1½ centimeter staat en waarin een klein landdeel van bijvoorbeeld turf is aangebracht. Dit houdt het vocht goed vast. Als het kikkertje op het land is gekomen en de staart is opgeteerd, kan worden begonnen met het voeren van springstaartjes of ander klein ongedierte. Dit kan vervolgd worden met kleine fruitvliegen en al gauw kan er groter voedsel worden gevoerd. Het is niet verstandig om meer soorten bij elkaar in een opfokbak te doen. Het is beter ze per soort te houden en ook ongeveer volgens leeftijdsgroep. Het brengt dus een aantal beperkingen mee als je wilt gaan kweken. Zorg voor schone en hygiënische bakken, maar maak ze niet brandschoon. Dat geeft ook weer beperkingen, want micro-organismen zijn weer welkom voor de op te bouwen weerstand. Het regelmatig verschonen van water en delen van de bodem zijn van wel van het grootste belang. Maar ondertussen vooral genieten.
Behoud van de soorten
De kans dat zo’n bijzondere gifkikkersoort verdwijnt, is gemakkelijk voor te stellen. Dan is het niet nodig om een groot aantal bomen te kappen, maar kan een enkele boom in een bepaald gebied al voldoende zijn om een soort te laten uitsterven.
De laatste jaren zijn er veel nieuwe soorten ontdekt. Een nadelig effect door een introductie van zoveel nieuwe soorten is, dat de gangbare soorten naar de achtergrond verdwijnen en soms zeer schaars worden. Voorkomen moet worden dat die dan uit de hobby verdwijnen. Want als ze eenmaal zijn verdwenen, ontstaat er een probleem. Het kan zo zijn, dat de natuurlijke biotoop al verdwenen is. Het is dan te hopen dat er nog liefhebbers zijn, die die bedreigde soorten houden om ze weer te kunnen herintroduceren. Het stimuleren van speciale kweekgroepen is voor de soort van levensbelang. In deze kweekgroepen staat een bepaalde kikkersoort centraal. Liefhebbers zetten zich in om deze soort te behoeden voor uitsterving en dus te laten overleven in gevangenschap. Getracht wordt om verschillende bloedlijnen in diverse landen te behouden om inteelt te voorkomen. Een belangrijk gebeuren in een boeiende hobby. Derhalve durf ik te zeggen gifkikkers?…. Met plezier!