Hemichromis bimaculatus is geen moeilijke vis om te houden en heeft een interessante broedzorg, het schoolvoorbeeld van een ouderfamilie (beide ouders verzorgen de jongen, red.). Het is wel een vis die de ruimte nodig heeft en van eten houdt. Wanneer hieraan voldaan kan worden, heeft men er een schitterende (letterlijk en figuurlijk) aquariumbewoner aan.
Hemichromis bimaculatus komt voor in de stroomgebieden van de Nijl, de Congo en de Niger en behoort tot de familie van de Cichlidae. Deze vissen bevolken alle lagen van het aquarium, dat moet zijn ingericht met holen. De temperatuur van het water moet tussen 24 en 28° C zijn met een pH tussen 7,0 en 7,5 en een carbonaathardheid van maximaal 2° DH.
Uiterlijk
De man wordt ongeveer 15 cm en de vrouw ongeveer 10 cm lang. Zij heeft een rode buik en over het gehele lijf lichtblauwe stippen op een lichtbruine ondergrond. Hij heeft ook lichtblauwe stippen over zijn hele lijf met een donkerbruin/grijze ondergrond. De rugvin, alsmede de aarsvin, lopen spits toe en bij de vrouw zijn ze afgerond. Zij heeft een zwarte stip op beide kieuwdeksels en de man heeft aan weerszijden drie zwarte stippen, namelijk op de kieuwdeksel, midden op het lijf en op de staartwortel. Deze stippen zijn bij het mannetje alleen te zien wanneer hij zich bezighoudt met de broedzorg. Dan heeft hij dezelfde kleuren als het vrouwtje. Zo herkennen de jongen meteen hun ouders.
De jongen zijn in het begin grijs van kleur. Dan komt een zwarte streep over hun lichaam. Wanneer ze ongeveer 1 cm groot zijn, komen de zwarte stippen. Als ze ongeveer 2 cm zijn komen de blauwe stippen naar voren.
Het gedrag
Het is een echte territoriumvis en dus niet geschikt voor een gezelschapsaquarium, zeker niet wanneer er eieren zijn afgezet of als er jongen zijn. Dan zullen de andere vissen het waarschijnlijk niet overleven. Als het aquarium maar groot genoeg is en er voldoende schuilmogelijkheden zijn, kunnen er verscheidene koppels in een bak zwemmen: een aquarium van 1,5 m lang of meer.
De kweek
De vis laat zich gemakkelijk nakweken.Voer de vissen voldoende, vooral met regenwormen. Plaats diverse stenen in de bak waarop kan worden afgezet. Ververs wekelijks een kwart van het water. Met kraanwater is dit mogelijk. Wanneer de jongen zijn uitgekomen, is het zaak om goed en vaak te voeren. Het zijn echte veelvraten. Wanneer de jongen ongeveer 2 cm groot zijn, kunnen ze weggehaald worden om zelfstandig, in een aparte bak, groot te worden.
Binnen een nest zijn er groeiverschillen. Er zijn altijd een paar jongen die sneller groeien, omdat ze net even eerder bij het eten zijn.
Volgens de literatuur eten de ouders de eerste eieren op om vervolgens pas daarna tot broedzorg over te gaan. Dit is bij mij niet voorgekomen.
Hoe het begon
Ik richtte mij voornamelijk op het kweken van karperzalmen en killivissen, maar ik wilde nu weer eens een andere vissoort erbij proberen na te kweken en het gedrag ervan te bestuderen. Ik had mijn zinnen gezet op cichliden. Ik heb in het verleden al eens kersenbuikcichliden (Pelvicachromis pulcher) gehouden en gekweekt. Dit ging goed en de broedzorg was interessant om te zien.
Maar ja, de wereld van de cichliden is zo groot: welke zou ik nu nemen. Ik vervoegde mij bij de plaatselijke dierenspeciaalzaken en ik ben eens rustig gaan kijken naar de daar aanwezige cichlidensoorten. Ik bekeek hun uiterlijk, kleur (voor zover aanwezig) en gedrag. Ik noteerde de namen om de boeken te kunnen raadplegen.
Na rijp beraad viel mijn keus op Hemichromis bimaculatus, twee Rode Acara’s. Ik kocht naar mijn mening een man (de grootste van de twee) en een vrouw en liet ze zwemmen in een van tevoren ingericht aquarium (75 x 30 x 30 cm). Dit aquarium had ik ingericht met diverse holen en schuilplaatsen van kienhout en stenen. Op de voorgrond enkele lage Cryptororyne willisii en Echinodorus tenellus en op de achtergrond een bosje sterkruid (Heteranthera zosterifolia). De temperatuur van het water bracht ik op 25° C met een pH van 7,0.
Het aquarium werd door beide vissen geïnspecteerd, maar al gauw werd de kleinste door de andere, de grootste dus, achterna gezeten. Dit ging niet op een zachtzinnige manier. De kleinste zocht een plekje op in een hoek en kwam daar niet meer uit. Ja, alleen om te eten, maar moest zich dan weer snel ‘uit de vinnen maken’, wanneer de ander in zicht kwam. Na een week zag ik dat de kleinste slecht begon te zwemmen. Ik zag geen uiterlijke ziekteverschijnselen. Ik besloot om de vis toch maar in een aparte bak te plaatsen. Hier heeft hij nog een paar dagen vertoefd, waarna hij helaas het aardse voor het hemelse heeft verruild. Vermoedelijk was dit toch een mannelijk exemplaar, gezien de strijd die de twee leverden.
Ik ging dus weer naar de plaatselijke dierenspeciaalzaak op zoek naar een mooie vrouw (vis, wel te verstaan). Ik heb ongeveer een halfuur, op mijn knieën, voor het aquarium gezeten en maar goed kijken of er een vrouwelijk exemplaar zwom. Dat viel niet mee, omdat de vissen bijna allemaal, door stress, van kleur af waren en ze niet echt groot waren.
De keus viel op een ietwat beschadigde vrouw. Thuis gekomen heb ik haar in een quarantainebak geplaatst en twee weken goed gevoerd. Ze kwam goed op kleur en de beschadigingen aan de schubben genazen goed. Waarom deze vissen ‘Rode Acara’ worden genoemd was mij nu nog niet duidelijk. De man was namelijk donkerbruin/grijs met blauwe stippen en de vrouw was lichtgrijs, vaal van kleur met hier en daar een blauw stipje.
Het grote moment…
De vrouw werd bij de man geplaatst en toen maar afwachten. En ja hoor, het klikte meteen, liefde op het eerste gezicht. De vrouw kreeg een knalrode buik en de blauwe stippen sprongen zowat van haar lijf. De man werd donkerbruin/grijs en zijn blauwe stippen schitterden. Ze zwommen langs elkaar heen en gingen samen op zoek naar voedsel. Ik ververste wekelijks een kwart van het water.
Na een week zag ik dat er diverse planten uit de grond waren gehaald en aan de oppervlakte dreven. Het mannetje nam af en toe een plant in zijn bek en bracht die naar een andere plaats in de bak. Volgens de geraadpleegde literatuur zou de eiafzetting nabij zijn. Ik bleef het stel goed voeren met regenwormen, witte en rode muggenlarven en mysis.
Deze vissen hebben een gezamenlijke broedzorg. Ze lossen elkaar af bij de eieren, die al wapperend met de vinnen worden voorzien van vers water en zuurstof.
Na drie dagen kwamen de eieren uit en de zwerm jonge Acara’s bleef keurig in een kuiltje op de grond liggen met daarboven een van de ouders. Het mannetje had een kleurverandering ondergaan. Zijn buik was nu ook knalrood en het lijf lichtbruin. Hij had nu dezelfde kleuren als het vrouwtje. Het enige verschil was, dat de vrouw één zwarte stip midden op haar lijf had en de man drie. Nu was mij de naam ‘Rode Acara’ wel duidelijk geworden.
Na enkele dagen begonnen de jongen te zwemmen onder de directe hoede van pa of ma. Wanneer er gevaar dreigde – ik zat weer eens voor het aquarium – dan bewoog de ouder die de jongen onder toezicht had, met schokbewegingen de vinnen. De jongen drukten zich dan meteen tegen de bodem, een steen of plant aan. Maar hoe ouder ze werden, des te minder zij op deze alarmsignalen reageerden.
De jongen voerde ik met stofvoer, fijne enchytreeën en cyclops. Het waren goede eters en zij groeiden dan ook snel. Later kregen ze witte en rode muggenlarven, watervlooien, artemia en kleine regenwormen. Op een dag hoorde ik een geplons van jewelste en ik zag dat het vrouwtje de man achterna zat en zij had hierbij geen liefdevolle intenties. Ik zag dat de man zijn donkerbruine kleur had aangenomen. De vrouw zag hem nu als een mogelijke vijand voor haar kroost en joeg hem weg. Een uur later ging ik weer kijken en zag ik dat de man weer van kleur was veranderd. Nu had hij weer zijn rode buik en lichtbruin lijf. Hij werd niet meer weggejaagd en bekommerde zich weer om zijn jongen.
De bak waar de ouders in zwommen, richtte ik opnieuw in. De planten werden weer in de grond gepoot. De man kreeg al gauw weer zijn donkere bruingrijze kleur. De vrouw bleef in het begin onrustig zwemmen op zoek naar haar jongen.
Binnen een week dreven de planten al aan de wateroppervlakte. Het mannetje was druk bezig met diverse kuilen te graven. Hij ging dan dwars voor het vrouwtje staan en dirigeerde haar zo naar een van de kuilen. Ze keek even en zwom dan weg. Hierop ging hij maar weer verder met graven. Hij nam ook waterplanten in zijn bek en liet die aan haar zien. Wanneer ik voor het aquarium zat, had het vrouwtje geen oog voor haar metgezel. Ze bleef maar naar mij kijken. Het mannetje bleef maar druk doen om het maar zo mooi en goed mogelijk te maken voor zijn dame. Maar zij schonk hem geen aandacht. Wanneer ik dan wegging en vanuit een hoekje naar ze keek, gaf ze weer aandacht aan haar echtgenoot.
Spoedig werden er eieren afgezet, deze keer boven op een steen, zodat ze goed te zien waren. Ze kwamen na drie dagen uit en de opvoeding kon weer beginnen.