Over varens zijn heel wat boeken geschreven en het is dan ook zeer interessant te lezen, hoe men vroeger over dit geheimzinnige plantengeslacht dacht. Er deden de meest bizarre verhalen de ronde over de voortplanting van varens en pas in de achttiende eeuw werd het mysterie ontsluierd. In plaats van bloemen, vruchten en zaden, waardoor de meeste planten zich vermeerderen, dragen varens gewoonlijk zeer onopvallende sporen, die onopgemerkt bleven en niet belangrijk gevonden werden. Ondanks haar omslachtige wijze van voortplanten hebben varens zich gehandhaafd en komen ze in zeer veel soorten voor. Het gemis aan bloemen wordt ruimschoots gecompenseerd door de afwisseling in bladvorm en kleuren groen.
De grootste verscheidenheid aan varens vindt men in de tropen. In de hooglanden rond de equator, waar in nevels gehulde berghellingen ideale groeiomstandigheden bieden, gedijen deze planten het beste. In totaal zijn er rond de 10.000 varensoorten bekend. Hiervan zijn er 700 soorten boomvarens en die bereiken in Nieuw-Zeeland en Australië vaak een hoogte van 15 tot 20 meter. De lengte van het blad kan wel 6 meter bedragen.
De stammen van de boomvarens variëren nogal. De soorten uit Australië hebben gewoonlijk een geschubde stam, terwijl de Hawaiaanse soorten meestal bedekt zijn met zachte, blonde haren. Enkele soorten uit Nieuw-Zeeland dragen een rok van gedroogde stengels rond de stam. Boomvarens zijn de grootste varens, die we kennen. Bij varens denk je vaak aan betrekkelijk kleine planten en niet aan planten met van die indrukwekkende stammen, die een exotische uitstraling en iets mysterieus hebben. De kleinste varens daarentegen zijn vlezige varens. Die zijn zo miniem, dat zich op een normaal boomblad een hele kolonie kan bevinden.
Varens van Nieuw-Zeeland
Zoals ook in een tropisch regenwoud heeft het Nieuw-Zeelandse oerwoud een vegetatie op verschillende niveaus. Naast vele soorten grassen, mossen, struiken en grote inheemse boomsoorten, groeien in Nieuw-Zeeland ongeveer 160 soorten varens, variërend van kleine, vlezige nog geen 2 cm hoge plantjes tot reusachtige boomvarens, waarvan sommige soorten wel 8 tot 20 meter hoog worden.
Nieuw-Zeeland bestaat uit het Zuider- en het Noordereiland. De seizoenen zijn precies tegenovergesteld aan de onze. Er is nog iets tegenovergesteld: bij ons wordt het warmer als we naar het zuiden reizen, maar in Nieuw-Zeeland wordt het juist koeler, want je reist van de evenaar af. De gemiddelde temperatuur op het Noordereiland ligt daarom hoger dan op het Zuidereiland. In het noorden heerst een subtropisch klimaat en het kan in de zomer wel zonnig en warm zijn, maar er is geen tropische hitte. In de rest van het land is er sprake van een gematigd zeeklimaat en dat wordt gekenmerkt door zachte winters en warme zomers. De rijke en veelzijdige natuur van Nieuw-Zeeland vindt men in vele nationale parken.
Op het Zuidereiland ligt het Abel Tasman National Park. Dit is een van de mooiste natuurparken met prachtige baaien en goudgele stranden. Wil je dit gebied helemaal te voet doen, dan zijn daar 3 tot 4 dagen voor nodig. Tijdens wandelingen in deze overweldigende natuur ben ik onder de indruk geraakt van de vele soorten varens in allerlei afmetingen, bladvormen en kleuren. Nu ben ik altijd al een liefhebber geweest van deze planten en heb ze al meer dan dertig jaar in diverse soorten in mijn vijvertuin.
Veel varensoorten, die in Nieuw-Zeeland groeien, komen ook voor in andere delen van de wereld, maar er zijn ook veel soorten die alleen inheems zijn voor Nieuw-Zeeland. De grootste boomvaren in Nieuw-Zeeland is Cyathea meduilaris, maar die wordt ook op verschillende eilanden in de Stille Oceaan aangetroffen. Deze boomvaren heeft een gitzwarte stam, die maar liefst een hoogte van 20 meter kan bereiken met bladeren van wel 5 meter lang. Behalve deze reus komt er nog een aantal soorten voor, dat alleen inheems is in Nieuw-Zeeland. Naast de wetenschappelijke naam hebben alle soorten een Engelse naam en een naam uit de taal van de Maori. Een korte beschrijving van twee van de inheemse soorten:
Cyathea smithii, Soft Tree Fern, Katote. Een boomvaren tot 8 meter hoogte met bladeren van 2,5 meter lengte. Hij heeft zeer zachte, horizontaal groeiende bladeren. Oudere bomen dragen een rok van droge stengels rond de stam. Deze boomvaren is alleen inheems in Nieuw-Zeeland en groeit het meest in hoger gelegen koudere en vochtige bossen in het uiterste zuiden. Op het Zuidereiland aten de Maori het gekookte hart van de Katote. Iemand schreef omstreeks 1920: ‘Het is een goed voedsel en er wordt ook jam van gemaakt met een zoete smaak.’ Iemand anders noemde het in 1847 verre van smakelijk en buitengewoon onverteerbaar. Deze persoon beschreef waarschijnlijk het rauwe hart. De Katote heeft een interessante chemische stof ontwikkeld in de strijd om licht en voedsel in het woud. Hij produceert een substantie, die concurrerende zaden wel toestaat te ontkiemen, maar ook in staat is de groei van de wortels te vertragen.
Ook zijn er gewone varens van bekende geslachten, die in veel delen van de wereld voorkomen, zoals onder andere de geslachten Asplenium, Blechnum, Dryopteris, Polystichum etc. Twee van de vier hierna vermelde soorten zijn ook inheems in Australië.
Blechnum discolor, Crown Fern, Piupiu
Een tot 120 cm hoog groeiende grondvaren met rechtopstaande bladeren, alleen inheems voor Nieuw-Zeeland. Sommige bladeren zijn een beetje ineengeschrompeld, de meest rechte bladeren dragen sporen. Dit is een van de weinige varens, die het grazen van opossums en herten overleven, hetgeen is te danken aan de scherpe smaak door een hoge concentratie looizuur in het jonge blad van de varen. De binnenzijde van de bladeren werd vaak gebruikt als middel om de weg te vinden in het donker, want ze geven in de nacht licht. Deze varen is te koop in tuincentra. De kleine plantjes groeien snel in rijke, vochtige en goed doorlatende grond.
Phymatosorus pustulatum, Hound’s Tongue Fern, Kowaowao
Deze klimmende varen met een dikke, vlezige en onregelmatig gebouwde stengel komt ook voor in Australië. Op zowel het Noordereiland als Zuidereiland komt hij algemeen voor in bossen, klimt hoog in de bomen, maar groeit ook op rotsen en droge grond. De jonge, lange bladeren, die enigszins op een riem lijken, zijn glanzend en leerachtig; later worden ze breder en zijn dan gelobd van vorm. Op de foto is dat goed te zien.
De naam hondentongvaren is een oude naam, die vroeger in Engeland aan verschillende planten werd gegeven, waarvan de bladeren op een tong leken. In deze familie (POLYPODIACEAE) bestaat een varen met een bepaalde substantie, die 300 keer zoeter is dan suiker. Een andere soort van deze familie, in het wild groeiend in de buurt van Christchurch op de Zuidereiland, bevat naar men zegt een bepaalde stof, die de groei van kanker kan onderdrukken.
Asplenium flaccidum, Hanging Spleenwort, Makawe
In bosjes hoog in een boom groeiende varen. De bladeren zijn heel apart van vorm. Ze zijn leerachtig en hangen dus als een bos draden aan boomtakken. Inheems voor Nieuw-Zeeland en Australië. Het Maoriwoord voor deze varens is dus ‘Makawe’ en betekent ‘haren van het hoofd’. Deze varen is gemakkelijk in cultuur te brengen en is als hangplant te koop in tuincentra.
Blechnum novae-zelandiae, Palm – Leaf Fern, Kiokio
Kruipende grondvaren. De blaadjes zijn zeer fijn getand. De sporen zitten op aparte, er tamelijk ineengeschrompeld uitziende bladeren. Nieuwe blaadjes kleuren roze of rood. Deze varen is ook inheems voor Nieuw-Zeeland en komt overal en vrij veel voor langs wegen, kliffen en moerassen. De jonge scheuten van deze varen zijn eetbaar.
Varens in de tuin
Varens floreren op plaatsen waar andere planten niet eens in leven blijven. Ze zijn een oplossing voor lastige plaatsen, die elke tuin wel heeft. De meeste soorten houden van schaduw, zure en vochtige grond. Door hun fraaie bladvorm en groeiwijze zijn ze overal mooi. Hun afwisselend uiterlijk maakt ze geschikt voor velerlei beplantingen, zoals achtergrondbeplanting, varenbedden of langs de vijverrand als solitair, maar ook in een groep. Hoewel ze minder licht eisen dan de meeste andere planten, hebben ze vaak wel meer water nodig. Een beschutte plek is wel belangrijk, omdat ze niet van veel wind houden.
Achter in mijn tuin op ongeveer 24 m2 heb ik met behulp van stenen, stronken, turven en kienhout een niet te hoge rotstuin aangebracht. Momenteel staat daar een 10-tal verschillende soorten varens, hier en daar afgewisseld met lage schaduwminnende planten, zoals onder andere Asarum (mansoor). Vooral als alles in mei snel begint te groeien zijn de frisse, verschillende groene kleuren een lust voor het oog. De boomvaren ontbreekt nog.