De inheemse riviergrondel is geen onbekende voor vijverbezitters. Onder de naam vijveralgeneter wordt de soort regelmatig te koop aangeboden. In boeken worden verwante soorten genoemd, die in Midden- en Zuid-Europa voorkomen. Over deze soorten is vaak nauwelijks meer informatie te vinden dan de naam en een globaal verspreidingsgebied.
Een paar jaar geleden nam ik me voor om tekeningen te maken van alle zoetwatervissen van Nederland (mijn moederland) en van Slovenië (waar ik tegenwoordig woon). Een mooie gelegenheid om een aantal minder bekende riviergrondelsoorten op ze zoeken.
De drie gewone riviergrondels
Riviergrondels uit verschillende leefgebieden kunnen in uiterlijk verschillen. Inmiddels heb ik klein gebleven grondels gezien bij een warmwaterbron en bleek gekleurde, die lange tijd in een grot geleefd hadden. Ook aanpassingen aan voedselaanbod en waterstroming maken dat grondels er wat verschillend uit kunnen zien. Vanwege deze variatie werden veel grondeltypen beschouwd als vormen van een soort, die door heel Europa te vinden zouden zijn. Voor mij waren drie van deze zustersoorten relevant: de noordelijke uit het Rijn/Maasstroomgebied, een zuidelijke soort uit het Donaustroomgebied en een Noord-Italiaanse soort, die onlangs voor het eerst in Slovenië is aangetroffen. De noordelijke riviergrondel (Gobio gobio) was gemakkelijk te vinden: deze soort is in veel Nederlandse watertjes algemeen. Een kwestie van een uurtje hengelen. De zuidelijke (Gobio obtusirostris) is in Slovenië algemeen. Een nieuwe thuiswedstrijd: een ontheffing regelen en naar de beek toe rijden kostten nog de meeste tijd. Vervolgens was het een kwestie van een net in het water steken en ik had ze voor het uitzoeken. De Italiaanse soort (Gobio benacensis) was lastiger, want die is in Slovenië erg zeldzaam. Toen kwam ik erachter, dat enkele exemplaren in Italië in een openbaar aquarium worden gehouden. Daar aangekomen bleken de grondels zich te verschuilen onder stukken hout. Gelukkig mocht ik ze even uit het aquarium vangen om ze te bekijken en te fotograferen!
Toen ik riviergrondels in een ondiepe beek zag, kreeg ik het idee om ze in hun natuurlijk leefgebied te fotograferen. Eerst probeerde ik al snorkelend het beekje door te kruipen; achter de vissen aan. Dit werkte totaal niet. Ik maakte het ondiepe water troebel en de vissen bleven wijselijk uit het zicht. Daarna probeerde ik rechtop lopend riviergrondels te benaderen en dan vlak bij de vissen het fototoestel onder te dompelen. De meeste riviergrondels maakten dat ze wegkwamen. Sommigen zwommen eerst wel snel weg, maar gingen daarna roerloos op de bodem liggen. Door heel langzaam te bewegen kon ik ze benaderen en fotograferen. Het resultaat is weliswaar geen actiefoto, maar wel een opname van een riviergrondel in zijn leefgebied. Later heb ik dezelfde methode toegepast bij een veel zeldzamere soort: Kesslers riviergrondel.
De drie gewone grondelsoorten lijken veel op elkaar, zowel qua uiterlijk als qua gedrag. Het zijn de enige soorten, die regelmatig in stilstaand water voorkomen en daardoor ook de geschiktste soorten voor tuinvijvers. De overige soorten leven in uitsluitend stromend water en hebben daardoor een hoge zuurstofbehoefte. In boeken worden riviergrondels beschreven als scholenvissen, maar in de natuur zwemmen ze ook wel in hun eentje rond. Het meest houden ze zich op in kleine groepjes. Hun voedsel zoeken ze in een zanderige bodem, maar dat kunnen even goed kleine plekjes zand tussen stenen zijn. In het zand zoeken ze naar ingegraven waterinsecten, die voor andere vissen verborgen blijven. Ze kunnen meezwemmen met grote scholen voorns, zonder beducht te hoeven te zijn voor voedselconcurrentie. Dit is iets om rekening mee te houden als je riviergrondels in een aquarium wilt houden: het zijn nogal langzame eters, die snel tekortkomen, als ze samen met andere vissen worden gehouden. In een soortaquarium of een ruime vijver zijn ze beter op hun plaats. Een grote school is niet noodzakelijk, maar vanwege hun sociale aard zouden ten minste vijf exemplaren samen gehouden moeten worden. Misschien ten overvloede: riviergrondels eten geen algen!
Witvingrondels
Eerlijk gezegd ben ik er niet helemaal uit of er nou één of meer soorten witvingrondels zijn in Europa. Sommige onderzoekers onderscheiden een Rijn/Maassoort (Romanogobio berlingi) en een Donausoort (Romanogobio vladykovi). De exemplaren, die ik in handen heb gehad lijken erg op elkaar. Ook de leefgebieden zien er overeenkomstig uit: grotere kanalen en rivieren met een redelijke stroming en wat dieper water. Dat maakt het lastig vissen als je met een schepnetje op de oever staat. Ook voor deze vissen was ik op hulp aangewezen en zowel in Nederland als in Slovenië had ik geluk.
Ik was toevallig in Nederland, toen er een berichtje in mijn e-mailbox verscheen: Piet heeft een witvin gevangen! Natuurlijk sprong ik direct in de trein om het visje te zien. Het bleek te gaan om het eerste exemplaar, dat ooit in Nederland is vastgesteld. Toch is het hoogstwaarschijnlijk een inheemse vissoort. Dat hij zo lang onbekend is gebleven, komt door zijn naam: witvingrondels hebben namelijk geen witte vinnen. Net als gewone riviergrondels hebben ze doorzichtige vinnen met kleine bruine vlekjes. Wel is het aantal rijen vlekjes veel kleiner dan bij gewone riviergrondels. De beste kenmerken zijn relatief lange baarddraden, de precieze plaats van de cloaca (ietsje meer naar voren dan bij gewone riviergrondels) en een iets andere lichaamsvorm. Nu eenmaal bekend is, dat deze vissoort in Nederland voorkomt, beginnen meer meldingen binnen te druppelen. Het zou best kunnen, dat het geen zeldzame soort is! Sloveense witvingrondels kreeg ik op dezelfde manier in handen: een viscollega ving ze tijdens een visstandbemonstering en was zo vriendelijk er een paar voor me mee te nemen.
Kesslers riviergrondel
Kesslers riviergrondel (Romanogobio kessleri) is misschien de meest mysterieuze van de Sloveense riviergrondelsoorten. Een foto in een boekje en een aanduiding op een verspreidingskaart: meer informatie is nauwelijks te vinden. Die verspreidingskaart gaf wel een idee, waar ik moest zoeken: in een van de Sloveens-Kroatische grensrivieren. Daar aangekomen, bleek de rivier 30 meter breed, anderhalve meter diep en erg koud. Bovendien was de stroming vrij sterk. Daar stond ik op de oever met een klein netje in mijn handen. Achter een stroomversnelling ving ik wel riviergrondels, maar dat bleken de algemeen voorkomende zuidelijke riviergrondels te zijn. Pas na het vallen van de nacht had ik geluk en belandde een apart riviergrondeltje in mijn net. Voor de nacht heb ik het visje in een bakje met een gazen deksel gedaan, dat ik met stenen verzwaard op de bodem van de beek achterliet. De volgende ochtend bleek het een jonge Kesslers riviergondel te zijn. Ik had toen nog geen digitaal fototoestel en dia’s van dit visje vielen achteraf nogal tegen. Maar nu wist ik waar ze zaten en natuurlijk ging ik terug.
In de zomer was de waterstand een stuk lager en vooral de temperatuur een stuk hoger: een aangename 22 graden Celsius. De stroming was nog steeds sterk, maar snorkelen was nu goed mogelijk. Dat werd een unieke ervaring, die ik me levendig herinner. De beek leek wel een groot aquarium vol spannende beekvissen: modderkruipers, gestippelde alvers, kopvoorns en barbelen. En natuurlijk ook riviergrondels. Eerst zag ik alleen de gewone (zuidelijke) riviergrondels. Pas toen ik me in wilder water waagde, zag ik ook de andere soort. Beide soorten bleken talrijk, maar ze hebben binnen dezelfde beek een verschillend leefgebied. De gewone soort zwemt in rustig water boven zand, terwijl Kesslers riviergrondel de stroming opzoekt boven stenen. Een enkele keer zwemmen jonge Kesslers grondels naast de gewone soort. Volwassen exemplaren heb ik hier niet op kunnen betrappen. Al snorkelend kon ik ze een schepnetje injagen. Later heb ik ook een jong exemplaar gefotografeerd, alleen wel in het leefgebied van de gewone riviergrondel.
Donauriviergrondel
Kesslers riviergrondel was al een uitdaging, een Donauriviergrondel (Romanogobio uranoscopus) vangen leek onmogelijk. Sloveense collega’s wisten waar hij voorkomt, maar hadden hem uitsluitend met ‘elektrisch vissen’ gevangen. Hierbij wordt het water onder stroom gezet, waardoor vissen verdoofd naar boven komen. Na een tijdje komen de vissen weer bij. Vanwege de gebruikte elektriciteit is dit een potentieel gevaarlijke methode, die alleen door teams van gediplomeerde professionals mag worden toegepast. In de Donauriviergrondelbeek waren geen visstandbemonsteringen gepland en dus stond ik er alleen voor. Opnieuw stond ik met mijn netje langs de kant van een grote beek. Het water was hier dieper en de bodem was bedekt met erg gladde stenen. Ook in de zomer was het water te koud om in te zwemmen. De stroming was zo sterk, dat ik ternauwernood kon blijven staan. In lieslaarzen glibberde ik vooruit, terwijl ik zoekend rondkeek. Soms meende ik ze te zien: geelachtige visjes, die alleen of met z’n tweeën in de sterkste stroming zwommen. Telkens als ik dichterbij kwam, zwommen ze met flinke snelheid tegen de stroom in weg. Toen de nacht viel, wist ik nog steeds niet of het Donauriviergrondels waren. Pas een paar maanden later was ik opnieuw in de buurt en natuurlijk probeerde ik het opnieuw. Het resultaat was identiek en de twijfel knaagde verder. Pas toen het bijna donker was, maakte een van de visjes een fout: hij zwom naar ondiep water en bleef daar op de bodem liggen. Dit was bekend riviergrondelgedrag. Met kloppend hart glibberde ik naar het visje. Tegen beter weten in zette ik mijn schepnet achter het visje op de bodem van de beek. Tot dan waren ze immers steeds tegen de stroom in weggezwommen. Heel langzaam stak ik mijn hand uit, voor het visje. Nog langzamer bewoog ik mijn hand naar het visje toe. Ik meende de ogen van het visje te zien bewegen, hoewel dat eigenlijk niet kon door de stroming. Toen draaide het visje zich om en zwom soepel het net in. Ik wist wat in mijn net zat en mijn hart klopte zoals het in geen jaren geklopt had. Ik had nog een hele omweg af te leggen naar de oever, maar op de een of andere manier ben ik de beek uitgekomen. Met het visje.
Het was te donker om fatsoenlijke foto’s te maken en het visje ging mee naar huis. Een paar dagen later heb ik hem teruggebracht naar de beek, waar hij uitkwam. Over de aquariumervaringen kan ik kort zijn: het was een schuwe vis, die zich zichtbaar niet op zijn gemak voelde in een 80 cm bakje. Het gezelschap van enkele voorntjes hielp daarbij nauwelijks. Misschien zou het beter gaan in een veel groter aquarium met een sterke stroming, maar voor het gemiddelde huiskameraquarium is deze soort niet geschikt.
Dankwoord
Bij het zoeken naar riviergrondels was de hulp van de volgende personen onmisbaar: Marijan Govedic (witvingrondel in Slovenië), Giuseppe Adriano Moro (Italiaanse riviergrondel), Samo Podgornik (Donauriviergrondel) en Menno Soes en Piet Spaans (witvingrondel in Nederland). Jörg Freyhof hielp wegwijs worden uit de wetenschappelijke naamgeving van riviergrondels, inclusief de nog steeds bestaande onzekerheden en meningsverschillen in de wetenschappelijke wereld. Mijn vrouw Jana Kus-Veenvliet heeft alles meebeleefd en evenveel grondels gezien en gevangen als ik, maar vooral ook al mijn gepraat over deze visjes aangehoord. Haar dank ik dan ook het meest.